Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

APPLICATIE-DIPLOMA VERLEENT BEVOEGDHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

APPLICATIE-DIPLOMA VERLEENT BEVOEGDHEID

PARLEMENIAIR

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs is in het kader van de ontwikkelingen bij het kleuteronderwijs en het lager onderwijs een wijziging van de Lager-onderwijswet 1920 tot stand gekomen (Staatsblad nr. 168 van 11 maart 1981).

Deze wetswijziging houdt in dat hoofdleidsters (in dit verband niet te verstaan als degenen die de functie van hoofdleidster bekleden, maar als degenen, die de akte van bekwaamheid als hoofdleidster bezitten) en niet-volledig bevoegde onderwijzers die de applicatiecursus "Volledig bevoegd onderwijzer" moet goed gevolg hebben beƫindigd, gelijk gesteld worden met de volledig bevoegde onderwijzer met aantekening voor de vakken j(lichamelijke oefening), k(handwerken) en r(handenarbeid). Hetzelfde geldt voor degenen die via de cursus "Ontwikkeling van schoolwerkplannen" onder bepaalde voorwaarden vrijstelling hebben verkregen van deelname aan de applicatie voor volledig bevoegd onderwijzer.

Voor hoofdleidsters die de twee jaar durende en 120 lesuren omvattende applicatiecursus hebben gevolgd, betekent dit dat zij bevoegd zijn tot het geven van lager onderwijs en vervolgens dat zij tot schoolhoofd kunnen worden benoemd, een en ander vanaf I augustus 1981.

De niet-volledig bevoegde onderwijzer was reeds bevoegd om lager onderwijs te geven, maar is wanneer hij de applicatiecursus heeft gevolgd, gerekend met ingang van 1 augustus 1981 ook tot schoolhoofd benoembaar.

Hoofdleidsters met applicatie zijn nu zonder meer bevoegd tot het geven van onderwijs in de vakken, genoemd in artikel 2 van de Lager-onderwijswet 1920, onder at/m j, k en r voor het gewoon lager onderwijs en ook voor het buitengewoon lager onderwijs. Dit geldt ook voor de niet-volledig bevoegde onderwijzer die de applicatiecursus heeft gevolgd.

Zoals reeds opgemerkt is, zijn hoofdleidsters en niet-volledig bevoegde onderwijzers die de applicatiecursus hebben gevolgd nu tot schoolhoofd benoembaar. Voorwaarde voor een zodanige benoeming is dat zij voldoen aan de voor die functie in de gewijzigde artikelen 27 en 109 van de Lager-onderwijswet 1920 gestelde overige vereisten. Die overige vereisten zijn:

- een leeftijd van tenminste 25 jaar;

- een diensttijd van tenminste drie jaren. Voor de berekening van de diensttijd komt in aanmerking de tijd, in vaste of tijdelijke dienst doorgebracht aan een school voor kleuteronderwijs of lager onderwijs, dan wel aan een school voor voortgezet onderwijs.

Het in artikel 29 van meergenoemde wet gemaakte onderscheid naar geslacht is verdwenen. Dit bij genoemde wetswijziging vervallen artikel luidde als volgt: "Het onderwijs in de laagste twee leerjaren ener school voor gewoon lager

onderwijs, of aan scholen met twee leerkrachten in de laagste drie leerjaren, wordt zo enigszins mogelijk opgedragen aan onderwijzeressen."

Het hier gemaakte onderscheid dat zich laat lezen als een voorkeursbepaling ten gunste van onderwijzeressen, heeft een rolbevestigend karakter, dat blijkens de memorie van toelichting in het kader van gelijke behandeling van mannen en vrouwen niet meer past.

Uit de memorie van toelichting blijkt voorts dat in dit kader de vraag gerezen is of de benaming "hoofdleidster" dan ook niet zou moeten worden aangepast. Hoewel hiertoe nog niet overgegaan is, zullen in het kader van de emancipatiewetgeving stappen worden ondernomen om de benaming kleuterleidster te vervangen.

Bij het onderzoek van het wetsontwerp door de vaste Commissie voor onderwijs en wetenschappen werd minister Pais gevraagd of hij verwacht dat als gevolg van deze wetswijziging hoofdleidsters straks ook in de praktijk gelijke kansen zullen krijgen om te worden benoemd tot directeur van een basisschool en zo niet, welke maatregelen hij overweegt om hoofdleidsters een redelijke kans daartoe te bieden.

De minister heeft hierop geantwoord dat als gevolg van deze wetswijziging niets een benoeming van een hoofdleidster tot directeur van een basisschool in de weg staat. In hoeverre in de praktijk van deze mogelijkheid gebruik gemaakt zal worden, is niet te voorspellen. Voorts heeft deze bewindsman ter zake opgemerkt dat hij geen mogelijkheden heeft om regulerend op te treden, omdat de benoeming een zaak van het bevoegd gezag is. Wel zal hij, mede in het kader van het emancipatiebeleid, er met kracht op wijzen dat mannen en vrouwen gelijkelijk voor de functie van directeur in aanmerking behoren te komen en dat er thans een onaanvaardbare achterstand van vrouwen bestaat.

Om onderwijskundige redenen wordt het gewenst geacht dat de deelnemers aan de applicatiecursussen basisonderwijs in de gelegenheid worden gesteld om in het kader van de door hen gevolgde cursus gedurende een stageperiode van beperkte tijd praktische ervaring op te doen in het onderwijstype waarvoor zij worden geappliceerd. Voor de deelnemers aan de cursus die werkzaam zijn in het kleuteronderwijs is dat het lager onderwijs, terwijl voor degenen die werkzaam zijn in de laatstgenoemde tak van onderwijs de stage zal moeten plaatsvinden in een school voor kleuteronderwijs. In het programma van de desbetreffende applicatiecursussen is dan ook in een stage voorzien van 2 dagen per schooljaar in ieder van de 2 schooljaren waarover de cursus zich uitstrekt.

Bij circulaire dd. 22 april 1981 heeft de ministervan onderwijs en wetenschappen de schoolbesturen bericht, dat hij ten behoeve van de deelname aan de desbetreffende verplichte stage besloten heeft aan de deelnemers maximaal gedurende twee dagen per schooljaar verlof met behoud van bezoldiging te verlenen.

Belangrijk is tenslotte de vraag wat de positie in de basisschool zal zijn van hen die de applicatiecursus volledig bevoegd onderwijzer niei hebben gevolgd. Deze personen zijn desalniettemin benoembaar aan een basisschool, zij het dat hun benoeming dan wordt vertaald naar de huidige situatie. Dus, kleuterleidsters alleen voor de lagere klassen en onvolledig bevoegde onderwijzers alleen voor de

klassen die zij nu begeleiden. Uiteraard wordt hun salaris dan niet aangepast. Er bestaat geen verplichting tot het volgen van de applicatiecursus volledig bevoegd onderwijzer.

J.J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1981

De Reformatorische School | 52 Pagina's

APPLICATIE-DIPLOMA VERLEENT BEVOEGDHEID

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1981

De Reformatorische School | 52 Pagina's