Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AFWIJKINGSMOGELIJKHEDEN VAN DE KLEUTERONDERWIJSWET EN DE LAGER-ONDERWIJSWET 1920

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AFWIJKINGSMOGELIJKHEDEN VAN DE KLEUTERONDERWIJSWET EN DE LAGER-ONDERWIJSWET 1920

BESTUURSINFORMATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sedert enkele jaren is de zgn. Verruimingswet van kracht. De volledige aanduiding van deze wet is: "Wet, houdende verruiming van de mogelijkheid tot afwijking van de voorschriften van de Kleuteronderwijswet en de Lageronderwijswet 1920, en de mogelijkheid van rijksvergoeding voor bijzondere kosten van onder die wetten vallende scholen".

Deze Verruimingswet kan uitkomst bieden aan scholen,

welke wensen in te spelen op de tot stand te brengen basisschool. De in deze wet omschreven verruiming beoogt niet alleen de weg naar een andere onderwijsstructuur niet te blokkeren, maar wil tevens de helpende hand bieden bij de oplossing van onderwijskundige problemen die de integratie van het kleuter- en lager onderwijs als achtergrond hebben.

Afwijkingsmogelijkheden

De minister kan, de Onderwijsraad gehoord, goedkeuren dat ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs op een school (voor k.o., voor g.l.o. of bu.o.) in verband met de voorbereiding op de integratie van kleuteronderwijs en lager onderwijs wordt afgeweken van een aantal voorschriften.

Artikel 6 l.o.-wet en 18 k.o.-wet

Dit betreft afwijking van de bepalingen van respectievelijk de Bouwbesluiten lager onderwijs en kleuteronderwijs. Hiermede wordt tegemoet gekomen aan de behoefte die bestaat om - bij geïntegreerde huisvesting - onderwijs te geven in een ruimte waarvan de afmetingen of de inrichting afwijken van de nog afzonderlijke Bouwbesluiten.

Artikel 11, lid 1 l.o.-wet en 15, lid 1 k.o.-wet

Deze bepalingen regelen de toelating van kleuters en leerlingen tot de kleuter- en lagere school. In het kader van de integratie wordt nu via de Verruimingswet de mogelijkheden geopend dat wordt toegestaan leerlingen eerder toe te laten tot de lagere school, resp. kleuters langer op een kleuterschool te laten blijven dan op grond van de huidige regelingen mogelijk zou zijn.

Artikel 12, lid 1 l.o.-wet en 16 k.o.-wet

Dit betreft afwijkingen van de verplichte deelneming aan de voorgeschreven

vakken waardoor - voornamelijk in de onderbouw - via een gezamenlijk leerplan van de kleuterschool en de lagere school geëxperimenteerd kan worden met het speel- en leerelement. Met name kan hierbij worden gedacht aan koppels van scholen, die deelnemen aan het aktiveringsplan.

Artikel 27, lid 1 (juncto art. 109) l.o.-wet en 19, lid 1 (art. 67, lid 1) k.o.-wet. art. 35, lid 1 onder a (art. 107) l.o.-wet en art. 25, lid 1 onder a (art. 80) k.o.-wet

Door middel van het scheppen van een afwijkingsmogelijkheid van deze bepalingen kunnen aan een kleuter- en lagere school leerkrachten worden benoemd, die niet in het bezit zijn van de daarvoor vereiste akten van bekwaamheid, mits betrokkene in het bezit is van een akte van bekwaamheid welke bevoegdheid verleent tot het geven van lager onderwijs dan wel kleuteronderwijs.

Ook deze afwijking biedt b.v. een mogelijkheid voor koppels van scholen, welke in het kader van de aktivering per schoolsoort extra schooltijden zijn toegewezen, om een kleuterleidster in de lagere school of een onderwijzer(es) in de kleuterschool in te zetten.

Artikel 30, lid len2 (art. 89, lid5) l.o.-wet en artikel22, lid len2 (art. 66, lid 7) k.o.-wet

Deze bepalingen verwijzen naar de algemene maatregelen van bestuur, waarin de salarissen van het onderwijzend personeel worden geregeld. Op grond van de Verruimingswet kan ten aanzien van een leerkracht worden afgeweken van deze salarisregelingen, b.v. ten aanzien van een kleuterleidster die aan een lagere school benoemd is.

Materiële vergoeding

De minister kan op grond van artikel 4 van de Verruimingswet aan het bestuur van een school gelden verstrekken, indien de bijzondere inrichting van het onderwijs op een school in verband met de voorbereiding op de integratie van kleuteronderwijs en lager onderwijs noodzaakt tot aanschaffing van aangepast ontwikkelingsmateriaal of aangepaste leer- of hulpmiddelen, hetzij tot het treffen van een andere voorziening.

Dit artikel wordt b.v. toegepast voor de extra materiële vergoeding voor aktiveringsscholen. Geen extra gelden worden verstrekt voor de stichting van een nieuw en herstel of wijziging van een bestaand schoolgebouw, noch voor de benoeming van kleuterleidsters of onderwijzers.

Aan een aantal zaken bij toepassing van de Verruimingswet zijn rechtspositionele aspecten verbonden. Hierna volgt informatie hieromtrent, zoals die in de loop van juni 1982 door Staatssecretaris Hermes gegeven is aan de (hoofd)inspecteurs/-trices van het kleuter- en gewoon lager onderwijs.

A. Eenhoofdige leiding aan een kleuter- en een lagere school.

Dit kan worden bereikt door het met toepassing van artikel 2 van de Verruimingswet verkrijgen van ontheffing van artikel 19, lid 1 kleuteronderwijswet of artikel 27, lid 1 lager-onderwijswet 1920. Overigens blijven wel de kleuterschool en de lagere school twee afzonderlijke scholen, die blijven vallen onder de respectievelijke wetten en regelingen.

Voor het verkrijgen van toestemming van een dergelijke constructie dient de schoolsituatie in ieder geval aan de volgende voorwaarden te voldoen:

1. Het gaat om een koppel van één lagere en één kleuterschool, die onder hetzelfde bevoegd gezag staan.

2. Bestuurlijk is het voornemen duidelijk dat dit koppel een basisschool zal worden.

3. De schoolgrootte van beide scholen is zodanig dat zij automatisch een basisschool zullen worden.

4. De teams van beide scholen en ouders van de leerlingen resp. de medezeggenschapsraden ondersteunen het verzoek.

5. Eén van beide functies van schoolhoofd resp. hoofdleidster is vacant, waarbij het aanwezige andere hoofd de eenhoofdige leiding krijgt opgedragen.

6. Indien een hoofdleidster de eenhoofdige leiding krijgt opgedragen, dient zij geappliceerd te zijn.

Wanneer het gaat om nieuw te stichten koppels van een kleuter- en lagere school, kan vanzelfsprekend aan voorwaarde 4 niet voldaan worden, terwijl bij voorwaarde 5 er sprake is van een keuze voor het bevoegd gezag voor de invulling van de eenhoofdige leiding: beide hoofdenfuncties zijn hier immers vacant.

Verzoeken terzake zullen door het ministerie op grond van bovenstaande worden beoordeeld, terwijl voorts rekening zal worden gehouden met de volgende aspecten:

- de Verruimingswet heeft de bedoeUng het integratieproces te vergemakkelijken. Deze wet heeft niet de bedoeling personele problemen aan scholen op te lossen.

- bij een bestaand koppel dient het integratieproces al op gang te zijn gekomen, zodat - gegeven het feit van een vacature - een eenhoofdige leiding een min of meer logische stap is.

- bij nieuw te stichten koppels dient het bevoegd gezag er wel zorg voor te dragen dat de inhoud van het onderwijs aan de schoolsoort waaruit het aangezochte hoofd niet afkomstig is, tot zijn recht komt.

- het beleid is erop gericht de verworvenheden van het kleuteronderwijs te waarborgen.

Indien een eenhoofdige leiding wordt toegestaan, heeft dit de volgende consequenties:

1. in de vacante hoofdenfunctie wordt een onderwijsgevende benoemd: op de l.o.-school een onderwijzer(es) of op de kleuterschool een leidster;

2. het salaris van het ene schoolhoofd wordt bepaald op grond van het aantal leerlingen èn kleuters van beide scholen volgens de salarissystematiek van het g.l.o.;

3. de regelingen voor de taakrealisatie wordt op de scholen afzonderlijk toegepast.

Eén schooltijd-taakrealisatie extra wordt toegekend, naar keuze aan de koschool of de lo-school.

B. Ontheffing onderwijsbevoegdheidseis t.b.v. aanstelling aan een school van andere schoolsoort.

Sinds 1981 zijn geappliceerde kleuterleidsters bevoegd voor het lager onderwijs. Ontheffing van de onderwijsbevoegdheidseis, zodat betrokkene aangesteld kan worden in de andere schoolsoort, kan worden gegeven voor leerkrachten/ leidsters, die op eigen school zijn aangesteld in de toegekende schooltijden voor stimulering of anderstaligen, ter vervulling van de schooltijden stimulering of anderstaligen op de andere school van het koppel. Indien deze ontheffing wordt toegestaan, heeft dit de volgende consequenties:

a. bij ontheffing voor kleuteronderwijs t.b.v. onderwijzer(es):

1. het salaris blijft het salaris van onderwij zer(es);

2. het aantal ko-schooltijden dient te worden verdeeld in ochtend- en middagschooltijden, waarbij het aantal middagschooltijden gelijk of meer is dan het aantal ochtendschooltijden;

3. salarisgrondslag is dan het aantal klokuren bij het kleuteronderwijs, gedeeld door 22.

b. bij ontheffing voor lager onderwijs t.b.v. kleuterleidster:

1. bij geappliceerden geen ontheffing, kan gewone aanstelling als volledig bevoegd onderwijzer zijn;

2. anders is het salaris dat van een volledig bevoegd onderwijzer met de gewone regeling van ochtend- of middagschooltijden en klokuren gedeeld door 26.

C Ontheffing onderwijsbevoegdheidseis zonder dat er sprake is van aanstelling op school van een andere schoolsoort.

Dit kan betrekking hebben op:

1. uitwisseling van ko- en lo-leerkrachten om aan eikaars onderwijs en kinderen te wennen.

Rechtspositioneel verandert er niets: aanstelling blijft ongewijzigd, inschrijving van leerlingen resp. kleuters blijft ongewijzigd. In een dergelijke situatie bestaat er geen bezwaar tegen dat dit - zelfs zonder toepassing van de Verruimingswet - gebeurt, indien de uitwisseling een incidentele zaak is.

2. verzorging van een deel van het onderwijs aan de andere schoolsoort of aan een gezamenlijke groep van leerlingen en kleuters tot plm. 50% van de wekelijkse schooltijd.

Hierbij treden eveneens geen veranderingen op t.a.v. de rechtspositie van de onderwijsgevenden en de inschrijving van leerlingen en kleuters. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat in leerplan/speelwerkplan resp. het te ontwikkelen schoolwerkplan aangegeven is op welke vakken resp. vakgebieden dit onderwijs betrekking heeft.

J.J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1982

De Reformatorische School | 58 Pagina's

AFWIJKINGSMOGELIJKHEDEN VAN DE KLEUTERONDERWIJSWET EN DE LAGER-ONDERWIJSWET 1920

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1982

De Reformatorische School | 58 Pagina's