Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelating van hospitanten en afschaffing van de tweede correctie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelating van hospitanten en afschaffing van de tweede correctie

Commentaar

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De afgelopen maand is door het V.G.S.-bureau namens het bestuur commentaar geleverd op een wetsontwerp tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, houdende regeling van een verplichting voor het bevoegd gezag om toekomstige leraren als hospitanten tot de school toe te laten en is tevens, op

uitnodiging van de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, drs. N.J. Ginjaar-Maas, een advies uitgebracht inzake een ontwerp-besluit houdende wijziging van een aantal eindexamenbesluiten inzake de correctie van het schriftelijk eindexamenwerk. Beide reakties zijn naar het ministerie gezonden. Graag wil ik hier wat nader ingaan op dit wetsontwerp en ontwerp-besluit en op de namens het V.G.S.-bestuur uitgebrachte reakties.

A. Het wetsontwerp tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake de verplichting voor het bevoegd gezag tot toelating van hospitanten tot de school.

In dit wetsontwerp wordt voorgesteld een nieuw artikel 39a in de Wet op het voortgezet onderwijs op te nemen dat, globaal weergegeven, voor het bevoegd gezag de verplichting inhoudt om toekomstige leraren als hospitanten tot de school toe te laten. De voorgestelde bepaling heeft dezelfde strekking als artikel 22 van de Wet op het basisonderwijs. Niettemin bestaan erals gevolg van het verschil in de inrichting van het ondenwijs tussen voortgezet onderwijs en basisonderwijs wel duidelijke verschillen ten opzichte van dat artikel.

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 39a wordt het bevoegd gezag in het algemeen de verplichting opgelegd hospitanten aan zijn school toe te laten. Deze toelatingsplicht geldt zowel voor studenten die in opleiding zijn vooreen funktie in het voortgezet onderwijs als voor degenen die in opleiding zijn voor een funktie in het basisonderwijs. Ook voor de laatsten nl. kan het volgens de Memorie van Toelichting in het kader van hun studie zeer zinvol zijn kennis te maken met de overgangsproblematiek basisonderwijs-voortgezet onderwijs. De toelatingsplicht wordt in het onderhavige wetsvoorstel aan de bijzondere scholen voor voortgezet onderwijs als een bekostigingsvoorwaarde opgelegd. In de volgende leden van het voorgestelde artikel 39a wordt de algemene verplichting tot het toelaten van hospitanten verder afgebakend. In het bijzonder worden hier genoemd het derde lid waarin bepaald wordt dat het aantal lesuren dat de school in principe verplicht kan worden om hospitanten toe te laten tien procent bedraagt van het totaal aantal lesuren dat per jaar aan de school wordt gegeven; en het zesde lid dat voor het bevoegd gezag de mogelijkheid opent om een student die in strijd handelt met de grondslag en doelstellingen van de school, de verdere toegang tot de school te ontzeggen.

In het door de V.G.S. uitgebrachte commentaar wordt in de eerste plaats gesteld dat naar de mening van het V.G.S.-bestuur in het onderhavige wetsontwerp een onaanvaardbare bekostigingsvoorwaarde aan de bijzondere scholen voor voortgezet onderwijs wordt opgelegd. Door de verplichting in principe ieder die in opleiding is voor een funktie in het voortgezet onderwijs

of in het basisonderwijs als liospitant tot de school toe te laten wordt de in artikel 208 van de Grondwet verankerde vrijheid van onderwijs ontoelaatbaar aangetast. In verband daarmee wordt gewezen op de omstandigheid dat het bevoegd gezag onder de voorgestelde regeling een hospitant alleen de verdere toegang tot de school kan ontzeggen, indien deze handelt in strijd met de grondslag en de doelstellingen van de school. Het bevoegd gezag kan derhalve alleen repressieve maatregelen treffen. Het kwaad is dan echter al geschied, i.e. het handelen in strijd met grondslag en doel heeft reeds plaatsgevonden. Preventieve maatregelen, zoals het stellen van de eis van het onderschrijven van grondslag en doel alvorens de hospitant tot de school wordt toegelaten, mag het bevoegd gezag op straffe van verlies van bekostiging niet nemen. Betoogd wordt dat de onderhavige regeling kan leiden tot een verstoring van de relaties tussen hospitanten en leerlingen enerzijds en hospitanten en docenten anderzijds. Het onderwijs-leerproces en de vorming van de leerlingen zal daardoor schade kunnen ondervinden.

Voorts wordt in het onderhavig V.G.S.commentaar gewezen op de inconsequentie dat het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wel keuzevrijheid heeft bij de benoeming van leerkrachten en derhalve daarbij ook de eis kan stellen van het onder­ schrijven van grondslag en doelstellingen van de school, terwijl bij de toelating van een hospitant het bevoegd gezag verplicht is ook diegenen die een volkomen andere richting dan die van de school zijn toegedaan, toe te laten.

Het grote belang van het zo zuiver mogelijk bewaren van de eigen identiteit van het reformatorisch onderwijs wordt in dit verband nog eens onderstreept. Vervolgens wordt de aandacht gevestigd op een aantal zeer behartigenswaardige opmerkingen die tijdens de behandeling van het met de in het onderhavige wetsartikel corresponderende artikel 22 van de Wet op het basisonderwijs, werden gemaakt door het toenmalige kamerlid, thans minister, Deetman. Het V.G.S.-bestuur onderschrijft deze opmerkingen volledig.

Concluderend wordt gesteld dat bij het bestuur van de V.G.S. overwegende bezwaren bestaan tegen het voorgestelde wetsontwerp. Gepleit wordt daarom voor het opnemen van een bepaling in dit wetsontwerp waarin het bevoegd gezag van een bijzondere school voor voortgezet onderwijs de bevoegdheid behoudt de toelating van een student te weigeren indien deze de grondslag en doelstellingen van de school niet onderschrijft.

B. Ontwerp besluit tot afschaffing van de tv/eede correctie van het schriftelijk eindexamenwerk

Dit ontwerp-besluit strekt tot wijziging van de volgende eindexamenbesluiten:

- dagscholen v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o.; - avondscholen v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o.; - m.h.n.o.; - dagscholen m.e.a.o.; - avondscholen m.e.a.o.; - opleiding kleuterleidsters en - opleiding onderwijzers.

Het huidige correctiesysteem voor de correctie van het schriftelijk eindexamenwerk schrijft twee correcties voor bij het schriftelijk examen; een eerste correctie door de eigen leraar en een tweede correctie door een gecommitteerde, die doorgaans leraar is aan een andere gelijksoortige school. Een docent is echter niet verplicht tot het verrichten van een tweede correctie. Voor het verrichten van een tweede correctie wordt in het huidige systeem een beloning verstrekt.

De voorgestelde wijzigingen van de onderhavige eindexamen reglementen strekken ertoe de verplichte tweede correctie van het schriftelijk eindexamenwerk af te schaffen en de enige verplichte correctie "omwille van de objectiviteit" te laten uitvoeren dooreen corrector die niet als leraar is verbonden aan de school waar het examen wordt afgenomen, een zgn. buitencorrector. Deze laatste term wordt door de voorgestelde wijzigingen ook in de betreffende eindexamenreglementen ingevoerd evenals in het eveneens te wijzigen artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs. Voor de enige verplichte correctie zal onder het nieuwe correctiesysteem geen beloning worden verstrekt aangezien de leraarevenals onder het huidige correctiesysteem slechts één verplichte correctie verricht. Wel behoudt de eigen leraar het recht om het werk van de eigen leerlingen na te zien en te beoordelen; hij heeft daartoe echter niet de verplichting.

In verband met de voorgestelde wijzigingen zal ook het Rechtspositiebesluit W.V.O. worden gewijzigd In die zin dat het verrichten van de buitencorrectie aan een andere "gelijksoortige school" binnen de taak van de leraar wordt gebracht.

Het enige argument dat voor de voorgestelde wijzigingen wordt aangevoerd is de noodzaak om te komen tot vermindering van de uitgaven ten eerste van 's Rijks schatkist, de noodzaak tot bezuiniging dus.

De Onderwijsraad heeft een sterk afwijzend advies over de voorgestelde wijzigingen uitgebracht.

In het namens het bestuur van de V.G.S. aan de staatssecretaris uitgebrachte advies wordt het volgende opgemerkt.

1. In de sector van de examens, waarin toch al zoveel veranderd wordt, is rust nodig; met het wijzigen van examenregelingen dient derhalve uiterste terughoudendheid te worden betracht.

2. Hoewel wij begrip hebben voor het aangevoerde bezuinigingsargument, vragen wij ons af of met de voorgestelde wijzigingen niet wordt getracht om door middel van het invoeren van een ander correctiesysteem te bereiken dat voor minder beloning dezelfde arbeid wordt verricht, aangezien immers verwacht mag worden dat de meeste docenten zoveel verantwoordelijkheidsgevoel en binding met hun eigen leerlingen zullen hebben dat ze zich geroepen zullen voelen om, zij hetzonderextrabeloning, een tweede correctie te verrichten op het werk van hun eigen kandidaten. De onderwijskundige verpakking die aan de voorgestelde wijzigingsmaat regelen wordt gegeven, nl. de grotere objectiviteit bij de beoordeling door een buitencorrector, is naar de mening van het bestuur een schijn-argument.

3. Een en ander zou kunnen leiden tot een minderzorgvuldige beoordeling van het examenwerk bij de eerste correctie door de buitencorrectoren, omdat de onder het huidige correctiesysteem aanwezige binding tussen de eerste corrector, de eigen docent, en de examenkandidaat, door de voorgestelde wijzigingen komt te vervallen. Door deze psychologisch belangrijke binding wordt thans nog enigszins het ontbreken van een beloning voor de eerste correctie gecompenseerd. De buitencorrector moet in het nieuwe systeem het werk van een voor hem volkomen onbekende kandidaat corrigeren. De vraag is gerechtvaardigd of dit niet meer zal leiden tot "anonimisering" dan tot objectivering.

4. Het belangrijkste bezwaar tegen de voorgestelde regeling is echter dat bij de beoordeling van het examenwerk in sterk "identiteitsgevoelige" vakken als geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en het opstel bij Nederlands door een

buitencorrector die een andere ievensbescliouwing is toegedaan dan de eigen docent en de examenkandidaat zelf, dit verschil in levensbeschouwelijke visie kan leiden tot lagere waardering van het examenwerk door de buitencorrector. Het examenresultaat van de leerling kan daardoor nadelig beïnvloed worden. Van een grotere objectiviteit is dan geen sprake, eerder kan van het tegendeel gesproken worden.

In dit verband wordt ook nog opgemerkt dat de eigen docent in de nieuwe regeling in het onderhandelen met de buitencorrector in een zwakkere positie verkeert dan onder het huidige systeem. De speelruimte die hij in de huidige correctieregeling, binnen de begrenzing van de bindende normen, nog heeft om rekening te houden met de eigen situatie en achtergrond van de leerlingen waardoor de beoordeling van het werk in de context van de eigen school kan worden geplaatst, zal in de voorgestelde regeling verdwijnen.

Concluderend wordt gesteld dat het V.G.S.-bestuur overwegende bezwaren heeft tegen de voorgestelde wijzigingen. Geadviseerd wordt het huidige correctiesysteem van eindexamenwerk intact te laten, met dien verstande dat voor de tweede correctie geen beloning meer wordt verstrekt en dat deze tweede correctie in het Rechtspositiebesluit W.V.O. als verplichting aan de "buitendocent" wordt opgelegd. Indien deze oplossing niet realiseerbaar zal blijken te zijn, wordt voorgesteld de tweede correctie te laten vervallen en de enige correctie door de leraar-examinator te laten plaatsvinden. Wanneer echter besloten zou worden de voorgestelde wijzigingen in de betreffende eindexamenbesluiten op te nemen, wordt gepleit voor het opnemen in deze eindexamenbesluiten van de mogelijkheid dat bij de aanwijzing door de minister van de buitencorrectoren, op een daartoe strekkend verzoek van een school, met name voor de vakken geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en het opstel, als buitencorrectoren aan de betreffende school docenten worden toegevoegd die verbonden zijn aan een school van dezelfde denominatie als de verzoekende school.

Tot zover het V.G.S.-advies.

Met name de uitvoering van het bovengenoemde wetsontwerp in ongewijzigde vorm zal ertoe kunnen leiden dat de vrijheid van het christelijk onderwijs weer een stukje verder zal worden afgebrokkeld.

Echter ook de bovenomschreven wijzigingen van de eindexamenbesluiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het christelijk en dan met name voor het

reformatorisch onderwijs ten aanzien van de waardering van het eindexannenwerk.

De bedreiging van (de vrijheid van) het christelijl< onderwijs gaat sluipend verder. De heden ten dage nog steeds zo hoog in het vaandel geschreven tolerantie blijkt steeds minder van toepassing te zijn op hen die, ook in het onderwijs, zich willen richten naar de normen van Gods Woord. Te ver gezocht? Ik dacht van niet. Het kwaad dat naderbij sluipt kan gevaarlijker zijn dan datgene wat men op het eerste gezicht als zodanig kan herkennen. Uiterste waakzaamheid in afhankelijkheid van God is dan ook geboden, voor een ieder "op de plaats waar hij gesteld is".

Mr. P. Hugense.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Toelating van hospitanten en afschaffing van de tweede correctie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

De Reformatorische School | 52 Pagina's