Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eindtermen: niveauverschillen tussen basisscholen beperken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eindtermen: niveauverschillen tussen basisscholen beperken

Interview

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze uitspraak is afkomstig van Drs. J.C. van Bruggen, adjunctdirecteur leerplanzaken van de Stichting voor de Leerplanontwikkeling (SLO) te Enschede. Op woensdag 6 april j.l. hadden wij in het Utrechtse Jaarbeursgebouw met hem een vraaggesprek, om de lezers van DRS een indruk te geven van de werkzaamheden van de Stichting voor de Leerplanontwikkeling.

Drs. Van Bruggen is voor zijn benoeming bij de SLO, waar hij een medewerker van het eerste uur is, reeds actief betrokken geweest bij praktijkgerichte leerplanontwikkeling. Hij was toen verbonden aan het Instituut voor de Ontwikkeling van het Wiskunde Onderwijs (lOWO). Daarvóór was hij werkzaam als leraar

pedagogiek aan de pedagogische academie "Felua" te Ede en een ULO.

Meneer Van Bruggen, welke ontwikkelingen hebben het oprichten van de Stichting voor de Leerplanontwikkeling noodzakelijk gemaakt?

Die ontwikkelingen liggen in de jaren 1973/74. In de vaste kamercommissie voor onderwijs Is over die ontwikkelingen veel gesproken. Uiteindelijk hebben een viertal motieven geleid tot de oprichting van de SLO in 1975. Die vier motieven waren:

1. coördinatie van leerplanontwikkeling werd urgent; 2. er werd gezocht naar een efficiënte wijze van werken voor leerplanontwikkeling; 3. de schooltype-gerichte benadering trad steeds weer op de voorgrond; 4. er moest een buffer komen tussen overheid en scholen. Elk motief zou ik graag wat toe willen lichten.

Reeds in 1968 is in Nederland gestart met de leerplanontwikkeling van het wiskundeonderwijs. Daarnaast zijn Commissies Modernisering Leerplannen (CML) ontstaan voor andere vakgebieden. In 1971 is het lOWO als zelfstandig instituut voor het wiskunde-onderwijs tot stand gekomen. Wanneer zo elk vakgebied haar eigen instituut zou gaan oprichten, zouden we er binnen enkele jaren ongeveer 20 in Nederland hebben. De leerplanontwikkeling, ondergebracht bij dergelijke afzonderlijke instituten zou een enorme chaos worden. Daarom werd in 1975 gekozen voor wat nu de SLO is: een centraal instituut voorde leerplanontwikkeling. Dit instituut zou dan twee functies moeten vervullen: in de eerste plaats het ontwikkelen van leerplannen in uitvoerende zin ter hand nemen, en in de tweede plaats fungeren als een foundation-instelling. Dat wil zeggen: de SLO stelt geld beschikbaar aan andere organisaties om ontwikkelwerk te verrichten. Een voorbeeld hiervan is het "Logoproject" (Leerplanontwikkeling godsdienstonderwijs), dat ondergebracht is bij het C.P.S. (Christelijk Pedagogisch Studiecentrum) te Hoevelaken.

Het zal duidelijk zijn, dat één instituut minder kosten met zich mee zal brengen dan twintig afzonderlijke instituten voor leerplanontwikkeling.

Rond 1975 doet het schoolwerkplan-denken zijn intrede in het onderwijs. De gedachte dat op school alles met alles te maken heeft wint steeds meer terrein. Om hieraan onder andere middels het schoolwerkplan gestalte te geven, groeit de behoefte aan school-

begeleidingsdiensten. Die rijzen dan ook in de zeventiger jaren als paddestoelen uit de grond. De SLO speelt in deze ontwikkeling een school- en vakoverstijgende rol. De SLO is daarin vooral schooltype-gericht werkzaam. Tenslotte het motief dat er een "buffer" moest komen tussen overheid en scholen. De debatten in de vaste commissie voor onderwijs van de Tweede Kamer laten - in 't algemeen achteraf duidelijker dan toen - zien dat het departement een duidelijk sturende onderwijspolitiek voert. Het is een tijd waarin men nogal optimistisch denkt over de mens, zijn mogelijkheden en de invloed van het onderwijs daarop. De Invloed op de individuele school kan dan behoorlijk groeien. We zien bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs dat veel richtlijnen in de vorm van algemene maatregelen van bestuur de scholen bereiken. Die zogenaamde "bufferfunktie" wordt nu vervuld door de Centrale Commissie voor Onderwijs Overleg (CCOO) en de instellingen in de verzorgingsstructuur van het onderwijs. Tot deze laatste instellingen behoort ook de SLO. Zij kan daarbij adviserend optreden naar de overheid toe, zodat in de beleidsvoorbereidingen rekening gehouden

kan worden met de vertaling ervan naar de praktijk. Anderzijds kan zij het grove kader van de wet nader inkleuren, zodat de scholen in hun onderwijspraktijk beter gestalte kunnen geven aan de bepalingen in de wet. Een nadeel van deze bufferfunktie is voor de SLO, dat zij met een zeker risico moet laveren tussen politiek en scholen.

Kunt u nog wat nader ingaan op de taken die de SLO iieeft voor het onderwijs?

De statuten van de SLO vermelden er drie. In de eerste plaats moeten we het "hart" van ons SLOwerk noemen: het ontwikkelen van modellen voor onderwijsleerplannen en schoolwerkplannen. Een uitloper van deze taak is het samenstellen van onderwijsleerpakketten, bijvoorbeeld vooreen nieuwvakals"gezondheldseducatie".

I n de tweede plaats heeft de SLO een adviserende taak. Deze taak vervult zij zowel naar (een groep) scholen op schoolbegeleidingsdiensten als naar het ministerie. Duszowel op het uitvoerend niveau als beleidsmatig niveau kan de SLO als adviesorgaan worden ingeschakeld.

Tenslotte heeft de SLO een coördinerende taak ten aanzien van de leerplanontwikkeling in algemene zin.

Een onderwijsleerplan is voor Nederlandse begrippen iets nieuws. Wat moeten we onder zo'n leerplan verstaan en wat is de funktie daarvan?

Sinds 1975 is de SLO er een voorstander van, dat er tussen de wet en het schoolwerkplan een brug geslagen wordt. Het onderwijsleerplan kan die brugf unktie ook voor het basisonderwijs volgens ons goed vervullen. Wat hebben de basisscholen nu in de komende jaren nodig om te komen tot vormgeving van de basisschool?

Wij menen dat zij onder andere een onderwijsleerplan nodig hebben. Dat is dan een nota waarin gepoogd wordt een integrale visie op de verwerkelijking van de wet in nieuw onderwijs te schetsen. Dat is de pretentie van het onderwijsleerplan. De wet is immers zo'n grof planningsdocument, dat zij wat betreft haar achtergronden meer geëxpliciteerd dient te worden, om te kunnen resulteren in nieuw onderwijs.

Sfaaf er in een model onderwijsleerplan dan een uitwerking van onderwijsinhoudelijke bepalingen van de wet voor alle richtingen in het onderwijs?

Wij gaan voor het schrijven van een onderwijsleerplan na wat de achtergronden zijn van de wet. Die vertalen wij in uitgangspunten voor het onderwijs. Stel bijvoorbeeld dat wij tot de conclusie komen dat de bedoeling van de wet is dat er in het basisonderwijs met het emancipatorisch aspect op een vrij brede wijze moet worden omgegaan, dan zal dit naar de vakken als taal, geschiedenis e.d. toe nader uitgewerkt moeten worden. Zo'n aspect moet handen en voeten krijgen. De school moet de wijze waarop zij dat wil verwezenlijken, in haar schoolwerkplan aangeven. Een model onderwijsleerplan bevat nu keuzemogelijkheden als grondslag voor de schoolwerkplanontwikkeling op iedere school afzonderlijk. In een model onderwijsleerplan basisschool staan dan bijvoorbeeld een aantal mogelijkheden hoe het emancipatorisch aspect van het onderwijs in de te onderwijzen vakken gestalte kan krijgen.

Heeft een model onderwijsleerplan geen voorschrijvend karakter, heeft het geen juridische funktie?

Over die kwestie is veel verwarring ontstaan en bij sommigen bestaat die nog. In dejaren tussen 1975 en 1980 heeft de SLO bepleit dat de overheid een nationaal onderwijsleerplan als bindend document zou vaststellen, bijvoorbeeld voor het basisonderwijs. Uiteraard zou de SLO zo'n onderwijsleerplan niet zelf vaststellen, wel zou de SLO er voorstellen voor doen. Die voorstellen zouden zijn vervat in een zgn. "Model voor een onderwijsleerplan". De "blauwe nota", die in 1980 is gepubliceerd voor basisonderwijs, had dan ook mede de bedoeling, uit te groeien tot een dergelijk voorstel. In de discussie met de overheid van 1980 en 1981 over dit soort kwesties is gebleken dat toen de overheid een bindend onderwijsleerplan niet zou vaststellen, maar wel voorstellen van de SLO voor regelgeving (in Algemene Maatregelen

van Bestuur o.a.) verwachtte - hoewel niet voor het basisonderwijs - . De SLO vindt dat jammer, omdat zodoende een samenhangend en goed onderbouwd geheel van maatregelen in één bindend document zal ontbreken.

De SLO heeft daar toen voor haar eigen werk de consequentie uit getrokken dat - zeker voor het basisonderwijs - een "model voor een onderwijsleerplan" zou moeten worden gemaakt, waar scholen wel uit zouden kunnen putten voor hun vormgeving van het onderwijs, maar dat géén pretentie zou hebben verwerkt te worden tot een van overheidswege bindend document. Overigens kan ik u zeggen dat deze discussie nog niet is afgerond, dat ziet u o.a. in de nota "Verder na de basisschool" van 1982.

Raakt dit de vrijheid van het onderwijs?

Ja, in zekere zin. Kijk, sinds 1965 bestaat er in veel schooltypen behoefte aan meer verduidelijking van de bedoelingen van de wet. In het voortgezet onderwijs is het reeds een geaccepteerde zaak, dat via allerlei maatregelen van bestuur in zekere zin een tussenkader tussen de wet en het schoolbeleid is gemaakt. Ik vind dat scholen zich daar ook veel te veel letterlijk aan houden, 't Zou gewenst zijn, dat alle inhoudelijke uitspraken die in al die maatregelen van bestuur staan, bijvoorbeeld inzake eindtermen, examenregelingen e.d., veel zichtbaarder gemaakt zouden worden. Bovendien zou aangegeven moeten worden welke keuze scholen voor voortgezet onderwijs dan kunnen maken. Een te rechtstreekse vertaling van de wet in schoolbeleid via de algemene maatregelen van bestuur zou moeten worden teruggedrongen. Voor het basisonderwijs is er geen wettelijk tussenkader. Daarom heeft de SLO in 1980 de "blauwe nota" ook geschreven: het is gewenst dat de overheid gaat nadenken over de vraag wat in zo'n tussenkader zou moeten staan en hoe dat zou moeten worden vastgesteld. In 1978 tot 1980 is die discussie gevoerd, maar niet open en helder. De overheid en de onderwijskoepels hebben geen standpunt ingenomen. De SLO zegt: als de overheid geen duidelijkheid geeft, dan past het ons niet een uitspraak te doen. Daarom maakt de SLO nu een document dat geen juridische status krijgt. Om te voorkomen dat de minister toch met dit document (model onderwijsleerplanbasisschool) "aan de haal gaat", komt in de openbare bestuursvergadering van de SLO op 27 april 1983 een brief ter sprake, waarin staat: minister, u krijgt een voorstel voor een model onderwijsleerplan basisschool, niet voor u (om er een juridische status aan te geven), maar voor de scholen.

Hoe zijn de reacties van scholen en schoolbegeleidingsdiensten van het model onderwijsleerplan basisschool? op de eerste versies

In grote lijnen zijn er twee punten van kritiek. Het eerste punt betreft de vraag of dit document nu wel of niet een juridische status krijgt; dat is in de voorgaande beantwoording voldoende besproken. Een tweede punt van kritiek betrof de innerlijke samenhang van het document. Met andere woorden, hoe is de verhouding tussen het model onderwijsleerplan basisschool en de schoolwerkplanontwikkeling op de scholen? De vraag is dan: SLO, maak duidelijk hoe jullie voorstellen om bijvoorbeeld bepaalde eindtermen en inhouden van de belangrijkste vakgebieden te formuleren, hoe die voorstellen samenhangen met de keuze tussen meer vakken-gesplitst onderwijs en thematisch onderwijs of voor een mengvorm van beide. Eerlijk gezegd dachten wij deze kritiek niet te krijgen, doordat in schoolwerkplanontwerpen die kritiek zou worden meegenomen. We zijn echter wel blij met deze kritiek. Hieruit blijkt dat de scholen verder zijn dan wij dachten, nl. dat ze de verbinding zien tussen wet en schoolwerkplan.

De SLO heeft dus nog geen advies voor de minister om tussen vi/et en schoolwerkplan een document te plaatsen waarin met name eindtermen van basisonderwijs worden vastgelegd?

Ik weet dat met name over het vaststellen van eindtermen voor het basisonderwijs in de koepelorganisaties en de schoolbegeleidingsdiensten, maar ook op het ministerie verschillend wordt gedacht. Er zijn verschillende mensen die maar wat graag zouden zien dat er eindtermen basisonderwijs zouden worden vastgesteld. Vooral in de politiek maakt men zich zorgen over het niveau van het basisonderwijs. Daar zeggen velen: laat die SLO nu eens komen met een voorstel voor die eindtermen.

Mijn persoonlijke mening is, dat het hoog tijd wordt dat de minister zo'n vraag eens aan de SLO gaat stellen, om de niveau-verschillen tussen basisscholen te bespreken. Ik ben bang dat anders die niveau-verschillen zo groot zullen zijn op de lange termijn, dat dit desasreus is voor het

Nederlandse onderwijs. Op een aantal vakgebieden moeten zeker eindtermen geformuleerd kunnen worden, b.v. bij spelling, rekenen en technische leesvaardigheid. Die minimumgarantie is nodig voor een goede doorstroming naar het voortgezet onderwijs en voor gelijke kansen.

Maar als je eindtermen voor deze min of meer "waardevrije" vakken hebt vastgesteld, schept dat geen precedent om met andere vakgebieden door te gaan, zodat de vrijheid van onderwijs in het geding komt?

Precies, scholen mogen niet al maar verder ingekapseld worden. Wat daarom nodig is? Een wet op de vaststelling van het onderwijsleerplan. Daarin moet geregeld zijn, hoe de eisen van deugdelijkheid worden ingevuld. Probleem is, dat we de eisen van deugdelijkheid moeten vaststellen. Abraham Kuyper heeft reeds aan 't begin van deze eeuw aangedrongen op het stellen van deugdelijkheidseisen. Alleen is niet geregeld wat dat zijn en hoe die vastgesteld moeten worden. Ik ben van mening dat er op dat punt iets moet gebeuren, anders dreigen er twee gevaren:

- volledig vrij onderwijs (vrij in de zin van "je doet maar wat");

- sluipende inflatie van de vrijheid van bestuur door beschikkingen en algemene maatregelen van bestuur.

Uit de beleidsnota van de SLO blijkt dat uw stichting ook worstelt met de vrijheid van de onderwijs. In dat kader schrijft u te zullen werken in actief respect voor de levensbeschouwelijke en onderwijskundige pluriformiteit van het Nederlandse onderwijs. Hoe komt dat bijvoorbeeld tot uitdrukking in het onderwijsleerplan basisschool?

Dat komt met name hierin tot uitdrukking dat er in het ondenwijsleerplan basisschool keuzemogelijkheden zijn blootgelegd voor de scholen. U mag echter niet verwachten dat er heel uitdrukkelijk uitgangspunten in genoemd worden voor scholen uit uw kring. Maar is het zo, dat de reformatorische scholen zeggen: de vertaling van de uitgangspunten zoals de SLO dat gedaan heeft lusten wij niet, dan is het mogelijk bij de SLO een specifieke aanvraag in te dienen. Daarin kan dan gevraagd worden om het model onderwijsleerplan toe te spitsen naar een schoolwerkplan voorbeeld uit de kring van de reformatorische scholen.

Zo kan ik nu reeds wijzen op een boekje dat we in 1984 hopen uit te geven waarin we proberen aan te geven hoe de uitgangspunten van het Montessori-onderwijs doorwerken in hun scholingsconcept.

We hebben het nu steeds met name over het onderwijsleerplan gehad. De SLO werkt echter ook aan vakgebieden voor het onderwijs. Wanneer "gezondheidseducatie" officieel tot de verantwoordelijkheid van de basisschool gaat behoren, wordt daarmee een nieuw opvoedingsaspect overgedragen van het gezin aan de school. Wordt dit door de SLO als een positieve ontwikkeling gewaardeerd?

De SLO heeft geen standpunt inzake de invoering van zo'n vak. Maar wanneer het algemeen belang dat vraagt, hetgeen tot uitdrukking kan komen in wettelijke kaders, dan gaat de SLO haar ontwikkel- en adviestaak zo goed mogelijk uitvoeren, ook voor

gezondheidseducatie. En ook hiervoor is het mogelijk vanuit uw kring bij de SLO een vraag te deponeren: hoe moet gezondheidseducatie vanuit de reformatorische uitgangspunten voor het onderwijs op de scholen gegeven worden. Wij zullen dan luisterend naar u en vanuit onze eigen deskundigheid in overleg met u dit vakgebied nader invullen.

l-loe is de organisatie van vaksecties en schooltype-gebonden-projectgroepen binnen de afdeling leerplanzaken van de SLO?

We hebben in totaal 7 vaksecties met elk 8-12 vakinhoudelijke medewerkers. Zij werken voor basisscholen, maar ook voor scholen voor voortgezet onderwijs. Dwars door deze vaksecties heen lopen de schooltype-gebonden projectgroepen, die bijvoorbeeld een model vooreen onderwijsleerplan voor een schooltype schrijven. Zo is uw redactielid Dhr. Van de Grond werkzaam geweest bij de projectgroep

Onderwijsleerplan Middenschool (pg. OLM). Vanuit de basisschool moeten we ook niet alleen denken aan de projectgroep Leerplanontwikkeling Basisschool (pg. LOB), maar ook aan de vaksecties. Zo is bijvoorbeeld het informatiepakket Engels op de basisschool geschreven door een medewerker van de vaksectie vreemde talen. Door een medewerker van de pg. LOB is dat informatiestuk in het Structuur schoolwerkplan geschreven.

Is voor u het schoolwerkplan het enige planningsdocument voor een school?

Nee, ik onderscheid drie soorten planningsdocumenten.

In de eerste plaats is dat het schoolwerkplan. Dat moet volgens mi] een bescheiden document worden waarin de hoofdplanning staat van een school.

Daarnaast meen ik dat er voor een vak een deelschoolwerkplan geschreven zou moeten worden. Dit document beschrijft de rode lijn voor een vakgebied. Er staat bijvoorbeeld in welk onderwijsleerpakket er wordt gebruikt, wat van het onderwijsleerpakket wordt weggelaten, wat wordt toegevoegd. Met name eigen gemaakte onderdelen voor een vakgebied zullen in zo'n deelschoolwerkplan uitvoerig worden beschreven. Voor het overige kan veel verwezen worden naar handleidingen en leerlingenmateriaal van het onderwijsleerpakket.

Als derde planningsdocument, het meest uitvoerige en direkt in de klassepraktijk bruikbare, is er dan de verzameling lesplannen en periodeplannen, waarin meestal de onderwijsleerpakketten - voor bv. rekenen - centraal staan.

Deze drie niveaus van planning in de school zullen ook duidelijk tot uitdrukking komen in de herschreven versie van de gele SLO-map Structuur schoolwerkplan.

Meneer Van Bruggen, wij zien de produkten van de SLO wat dat betreft met belangstelling tegemoet. Hartelijk dank dat u tussen twee vergaderingen door nog enige tijd wilde afstaan voor dit vraaggesprek.

T. Sterk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1983

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Eindtermen: niveauverschillen tussen basisscholen beperken

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1983

De Reformatorische School | 68 Pagina's