Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wettelijke aansprakelijkheid van schoolbesturen, onderwijzers en leraren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wettelijke aansprakelijkheid van schoolbesturen, onderwijzers en leraren

^B(g©tomff©nmff®]TDim^un(

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van verschillende vragen die het V.G.S.-bureau de laatste tijd over dit onderwierp hebben bereikt wil ik hier wat nader ingaan op deze wettelijke aansprakelijkheid. Daarbij moet vooropgesteld worden dat wat hieronder ge­

steld woedt omtrent de wettelijke aansprakelijkheid. Daarbij moet vooropgesteld worden dat wat hieronder gesteld wordt omtrent de wettelijke aansprakelijkheid van schoolbesturen, onderwijzers en leraren op de scholen in zijn algemeenheid ook geldt voor andere situaties waarin men in schoolverband bijeen is, zoals bijv. bij schoolreisjes.

Ook over de aansprakelijkheid van de schoolbesturen bij het vervoer van de leerlingen, wanneer dit door de school wordt georganiseerd (bijv. met schoolbusjes, taxi's enz.) valt het nodige te zeggen. Daarover wil ik echter D.V. in een volgend nummer van dit blad wat meer zeggen.

Morele verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

Wanneer gesproken of geschreven wordt over de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in de scholen hoeft daarbij niet altijd alleen gedoeld te worden op de wettelijke aansprakelijkheid van schoolbesturen c.q. docenten. Er bestaat nl. ook een morele verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de leerlingen. Hoewel ik het in dit artikeltje niet in de eerste plaats over deze vorm van verantwoordelijkheid wil hebben mag het belang daarvan, zeker op reformatorische scholen, beslist niet onderschat worden! Immers de onderwijzer en de leraar hebben naast andere taken (bijv. kennisoverdracht aan de leerlingen) ook een taak als normenverwoorder en - handhaver. Bovendien vervult de docent een voorbeeldfunktie voor de leerlingen. Hij of zij zal deze normen niet alleen moeten verwoorden en trachten over te dragen maar ook dienen voor te leven.

Welke normen? In de kring van het reformatorisch onderwijs zal men het er over eens zijn dat deze normen gebaseerd dienen te zijn op Schrift en belijdenis.

Het is overigens gemakkelijk gezegd: normen verwoorden en voorleven, die gegrond zijn op Gods Woord en de belijdenisgeschriften. Maar wie zich enigermate zal bezinnen op de strekking en reikwijdte van deze taak zal tot de conclusie moeten komen dat dit voor mensen in eigen kracht een onmogelijke opdracht is. Naast studie en bezinning zal dan ook veel gebed nodig zijn om deze verantwoordelijke taak, met veel vallen en opstaan, te kunnen verrichten. Hoewel het bovenstaande tot de gedachte zou kunnen leiden dat alleen onderwijzers en leraren moreel verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de aan hen toevertrouwde leerlingen, geldt deze verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid evenzeer voor de schoolbesturen. Het zou echter te ver voeren om daar in het bestek van dit artikeltje op in te gaan.

Funktionele verantwoordelijkheid

Hierover wil ik erg kort zijn. Een docent is funktioneel verantwoordelijk voor de orde in zijn lessen en de kwaliteitvan het geboden onderwijs. Het bevoegd gezag draagt bijv. een funktionele verantwoordelijkheid voor de bescherming van de persoon en de goederen van de docent. Ik wil hier volstaan met in dit

verband te wijzen op de artikelen 1638 en 1639 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij met name artikel 1638 x van belang is.

Wettelijke aansprakelijkheid

Onder wettelijke aansprakelijkheid wordt verstaan de verplichting, die de wet iemand oplegt om de schade, die hij door onrechtmatig handelen waarvoor hij verantwoordelijk kan worden gesteld aan een ander toebrengt, te vergoeden. Deze wettelijke aansprakelijkheid kan men onderscheiden in

a. strafrechtelijke aansprakelijktieid en b. civielrechtelijke aansprakelijkheid. Ad a. Daarbij gaat het om aansprakelijkheid voor strafbare feiten. We bevinden ons dan in de sfeer van het Wetboek van Strafrecht. Een geval van strafrechtelijke aansprakelijkheid van een docent doet zich bijv. voor bij dood door schuld of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wanneer dit strafbare feit is gepleegd door een docent t.o.v. een leerling en wanneer dit feit aan die docent kan worden toegekend. Ook een schoolbestuur kan strafrechtelijk aansprakelijk zijn wanneer het bijv. ondeskundigen of onzorgvuldig handelende mensen aanstelt.

Ad b. In het kader van dit artikeltje gaat het vooral om de civielrechtelijke aansprakelijkheid die overigens soms kan samenlopen met de hiervoor genoemde strafrechtelijke aansprakelijkheid, bijv. wanneer een docent een zeer gevaarlijke opdracht aan een leerling geeft, waarvan hij wist dat deze te gevaarlijk was en de leerling bij de uitvoering van die opdracht schade of letsel oploopt.

Relevante artikelen Burgerlijk Wetboek

De artikelen uit het Burgerlijk Wetboek die met name van belang zijn voor de regeling van de aansprakelijkheid voor onrechtmatige daden zijn de artikelen 1401 e.v.

Voor zover van belang luiden deze artikelen als volgt:

Artikel 1401.

Elke onregtmatige daad, waardoor aan een ander schade wordt toegebracht stelt degenen door wiens schuld die schade veroorzaakt is in de verpligting om dezelve te vergoeden.

1. Men is niet alleen verantwoordelijk voor de schade welke men door zijn eigen daad veroorzaakt, maar ook voor die welke veroorzaakt is door de daad van personen voor welke men aansprakelijk is, of door zaken welke men onder zijn opzigt heeft.

2. De ouders of voogden zijn verantwoordelijk voor de schade, veroorzaakt door de minderjarige kinderen, die bij hen inwonen en over wie zij de ouderlijke magt of de voogdij uitoefenen.

3. De meesters en degenen, die anderen aanstellen tot de waarneming hunner zaken, zijn verantwoordelijk voor de schade, door hunne dienstboden en ondergeschikten veroorzaakt in de werkzaamheden waartoe zij dezelve gebruikt hebben.

4. De schoolonderwijzers zijn verantwoordelijk voor de schade door hunne leerlingen en knechts veroorzaakt, gedurende den tijd dat dezelve onder hun toezigt staan.

5. De hierboven vermelde verantwoordelijkheid houdt op, indien de ouders, de voogden, de schoolonderwijzers en de werkmeesters bewijzen, dat zij de daad voor welke zij aansprakelijk zouden zijn, niet hebben kunnen beletten.

Wettelijke aansprekeiijkheid In liet algemeen

Een omschrijving van het begrip wettelijke aansprakelijkheid is hierboven reeds gegeven. Voor het ontstaan van de verplichting tot schadevergoeding zijn door de jurisprudentie een aantal vereisten geformuleerd die ten dele uit de wetstekst zijn af te leiden en voor een ander gedeelte door de juridische doctrine zijn geconstrueerd.

Deze vereisten zijn:

a. er moet spral< e zijn van een onrechtmatige daad;

b. er moet schuld zijn aan de zijde van degene die de onrechtmatige daad pleegde;

c. er moet schade zijn ontstaan;

d. er moet een oorzakelijk verband (causaliteit) bestaan tussen de onrechtmatige daad en de schade.

Aangezien de wet zelf geen nadere omschrijving geeft van het begrip onrechtmatige daad is dit door de jurisprudentie nader uitgevi/erkt. De Hoge Raad heeft in 1919 een definitie gegeven van dit begrip, die in de rechtspraak nog steeds wordt gehanteerd. Deze omschrijving luidt als volgt: "Onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten dat: óf inbreuk maakt op eens anders recht, öf in strijd is met des daders rechtsplicht, öf indruist, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, die in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed."

In principe is iedereen zelf verantwoordelijk voor zijn eigen onrechtmatig handelen. Deze regel gaat slechts bij uitzondering niet op. Dit zal het geval zijn wanneer er sprake is van het ontbreken van schuld (bijv. bij zeer jonge kinderen of geestelijk gestoorden). In dat geval is er sprake van een zgn. schulduitsluitingsgrond (in de volksmond bekend als niet-toerekeningsvatbaarheid, hoewel dit hoofdzakelijk speelt in het strafrecht).

Naast de aansprakelijkheid van de dader voor de eigen onrechtmatige daad kunnen echter bepaalde categorieën personen aansprakelijk gesteld worden voor de onrechtmatige daden van anderen: ouders voor hun kinderen, werkgevers voor hun werknemers en onderwijzers voor de leerlingen (art. 1403, lid 2, 3 en 4). Voor ouders en onderwijzers wordt deze aansprakelijkheid in het vijfde lid van art. 1403 vervolgens weer beperkt. Indien zij nl. I< unnen aantonen dat zij de onrectitmatige daad niet liebben kunnen beletten, kunnen zij niet voor de schade worden aangesproken.

Aansprakelijkheid voor onrechtmatige daden In schoolverband

1. Het schoolbestuur

Het schoolbestuur Is aansprakelijk voor:

a. eigen onrechtmatig handelen, bijv. er ontstaat schade aan derden door onvoldoende onderhoud aan terreinen, gebouwen of materialen (onder onrechtmatig handelen valt ook onrechtmatig nalaten).

b. onrechtmatig handelen van onderwijzend of ander personeel in de uitoefening van de werkzaamheden waartoe deze worden gebruikt (art. 1403 lid 3).

Ingevolge art. 1403 lid 5 kan de werkgever zich nooit beroepen op het niet liebben kunnen voorkomen van de onrechtmatige daad van zijn w/erknemer. In de literatuur wordt wel gesteld dat de achterliggende gedachte hierbij is dat de werkgever aansprakelijk is omdat hij kennelijk niet voorzichtig genoeg geweest is bij het uitkiezen van zijn personeel. Het risico dat zijn werknemers onrechtmatig handelen komt voor zijn rekening (het schoolbestuur kan, als het wordt aangesproken voor onrechtmatige daden van zijn werknemers, echter weer verhaal zoeken bij die werknemers: zie hieronder).

2. Onderwijzers en leraren

Deze zijn aansprakelijk voor:

a. eigen onrechtmatig handelen, bijv. wanneer een onderwijzer een leerling een gevaarlijke opdracht geeft.

b. onderwijzers en leraren zijn ook aansprakelijk voor onrechtmatig handelen van onder hun toezicht gestelde leerlingen, tenzij zij kunnen bewijzen dat zij de onrechtmatige daad niet hebben kunnen beletten. Hier wordt bij voorbaat verondersteld dat de leerkracht tekort geschoten is in toezicht; hij zal zelf moeten aantonen dat hij de schade niet heeft kunnen voorkomen en derhalve geen schuld heeft (art. 1403, lid 5). Bijv. een jongen rost tijdens het speelkwartier een medeleerling zodanig af, dat dienst kleding aan flarden hangt. De onderwijzer is aansprakelijk, omdat hij tussenbeiden had moeten en kunnen komen. Slechts indien hij zou kunnen aantonen, dat alles zo snel in zijn werk is gegaan, dat hij onmogelijk de jongens tijdig kon scheiden, zal hij vrijuit gaan. Kan bewezen worden dat de leerkracht de onrechtmatige daad niet heeft kunnen beletten dan is noch hij, noch het schoolbestuur als zijn werkgever aansprakelijk, en zal de partij die schade geleden heeft verhaal moeten zoeken bij de dader of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Kan niet worden bewezen dat de leerkracht de onrechtmatige daad niet kon beletten, of heeft hij zelf onrechtmatig gehandeld, dan geldt de volgende regeling.

Aangezien de werkgever naast de werknemer aansprakelijk gesteld kan worden voor die onrechtmatige daden die begaan zijn in de uitoefening van de werkzaamheden, kunnen de ouders van het kind dat schade geleden heeft, of de leerling zelf indien hij meerderjarig is, kiezen wie zal worden aangesproken, de leerkracht of het schoolbestuur. Wordt het schoolbestuur aangesproken dan kan dit de betaalde schadevergoeding terugvorderen van de leraar op basis van de hoofdregel uit artikel 1401 dat een ieder verantwoordelijk is voor zijn eigen onrechtmatige daden. De regeling van artikel 1403 lid 3 heeft dus slechts tot doel, voor de partij die schade geleden heeft het risico dat hij wordt geconfronteerd met een minvermogende schuldenaar kleiner te maken.

3. De ouders

De ouders zijn aansprakelijk voor de onrechtmatige daden van hun minderjarige kinderen, tenzij zij kunnen bewijzen dat zij de daad voor welke zij aansprakelijk worden gesteld niet hebben kunnen beletten. Dit laatste zal het geval zijn indien een kind onder schooltijd een onrechtmatige daad pleegt. Wanneer in zo'n geval ook de leerkracht kan aantonen dat hij de onrechtmatige daad niet heeft kunnen beletten (zie boven) dan zal degene aan wie dooreen leerling schade wordt toegebracht, er waarschijnlijk niet in kunnen slagen zijn schade vergoed te krijgen. Alleen wanneer de leerling zelf in zo'n geval aansprakelijk gesteld kan worden, heeft de persoon die schade heeft geleden nog een verhaalsmogelijkheid.

4. De leerlingen

Ook leerlingen zijn o.g.v. het bepaalde in art. 1401 B.W. in beginsel aansprakelijk voor door hen begane onrechtmatige daden. Slechts indien mag worden aangenomen dat hun normbesef nog niet zodanig is ontwikkeld dat zij de consequenties van hun daden in voldoende mate kunnen overzien, zijn zij niet aansprakelijk. Dit laatste zal uiteraard bij leerlingen van een kleuterschool vaak het geval zijn, bij leerlingen van een school voor voortgezet onderwijs vrijwel nooit.

Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijl< t dat een l< ind tot ongeveer 12 jaar niet voldoende normbesef hieeft om zelfstandig aansprakelijk te kunnen zijn voor zijn eigen onrechtmatige daden.

Met betrekking tot oudere kinderen Is er een tendens in de rechtspraak v\/aar te nemen dat deze eerder dan voorheen het geval was aansprakelijk kunnen worden gesteld. Daarbij wordt aangehaakt bij maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot de zelfstandigheid van kinderen.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat een schoolbestuur of docent lang niet in alle gevallen gehouden is schade te vergoeden. Daarvoor is immers noodzakelijk dat zij ofwel zelf onrechtmatig gehandeld of hun plicht verzuimd hebben ofwel hun ondergeschikten of leerlingen voor wier handelingen dezen aansprakelijk zijn, onrechtmatig handelden.

Indien bestuur of leerkracht zelf onrechtmatig handelt, moet schuld worden aangetoond.

Indien personeel onrechtmatig handelt, wordt schuld van het schoolbestuur zonder meer verondersteld.

Indien leerlingen onrechtmatig handelen, wordt vermoed dat de leerkracht de schuld heeft, tenzij hij kan aantonen, dat hij de daad van de leerling niet heeft kunnen voorkomen.

Indien een leerling onrechtmatig handelt en aan een andere leerling of een derde schade toebrengt, is hij doorgaans ook zelf aansprakelijk.

Wanneer aangenomen moet worden dat er sprake is van een ongeluk waaraan niemand schuld heeft, zoals bijv. wanneer een leerling in de gang struikelt over een tas en zijn pols breekt of wanneer tijdens een gymnastiekles een bal tijdens een spel dat op normale wijze wordt gespeeld een bril raakt die breekt, dan zal degene die schade heeft geleden (in veel gevallen zal dat een leerling zijn) die schade zelf dienen te dragen (in de praktijk zal dat veelal op de ouders neerkomen).

Ook kan een situatie ontstaan dat wel een dader is aan te wijzen doch misschien op deze niets verhaald kan worden. Bijv. tijdens een pauze, gedurende welke wordt gesurveilleerd ontstaat ineens een vechtpartij. Voordat de surveillant ter plaatse is, is kleding gescheurd. De surveillant zal niet aansprakelijk zijn omdat hij de daad niet heeft kunnen beletten. De ouders zijn evenmin aansprakelijk omdat het voor hen feitelijk onmogelijk was toezicht uit te oefenen. De leerling is dus zelf aansprakelijk, doch het is de vraag of hij in staat is de schade te vergoeden.

Wanneer men de vraag wil beantwoorden, op welke wijze deze financiële risico's kunnen worden gedekt, komt men op het terrein van de verzekering. Ik neem aan, dat een aanzienlijk aantal van de bij de V.G.S. aangesloten schoolbesturen principiële bezwaren heeft tegen het sluiten van enige verzekering. Volledigheidshalve wil ik echter hier toch wijzen op de mogelijkheid van het dekken van de genoemde financiële risico's.

Wanneer men zich als ouders tegen dit soort schade, die dus door leerlingen wordt geleden en waarvoor niemand aansprakelijk is, wil verzekeren, zal men een ongevallenverzekering moeten afsluiten.

Schoolbesturen die dat wensen kunnen een w.a. verzekering afsluiten voor het w.a. risico van het schoolbestuur, alsmede voor w.a. risico van de leraren. Tegen het w.a. risico van de leerlingen kunnen de ouders die dit wensen zich verzekeren.

Voor deze laatste opmerking geldt uiteraard hetzelfde als wat hierboven is opgemerkt over de principiële bezwaren tegen het afsluiten van een verzekering.

Mr. P. Hugense.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1983

De Reformatorische School | 60 Pagina's

De wettelijke aansprakelijkheid van schoolbesturen, onderwijzers en leraren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1983

De Reformatorische School | 60 Pagina's