Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanvang en einde bezoldiging in liet kleuter- en lager onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanvang en einde bezoldiging in liet kleuter- en lager onderwijs

Bestuursinformatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met name rond de zomervakantie bereikten verschillende vragen over deze problematiek het bureau. Vandaar dat ik hier nog eens de aandacht wil vestigen op de artikelen van het Rechtspositiebesluit k.o./l.o., waarin deze materie is neergelegd.

Aanvang bezoldiging

De regels met betrekking tot de aanvang van de bezoldiging kan men vinden in artikel I-P12 van het Rechtspositiebesluit k.o./l.o. Voorts zij verwezen naar de circulaires DI/AB 80-33 van 12 juni 1980 en DI/AB 80-63 van 3 september 1980.

De hoofdregel met betrekking tot de aanvang van de bezoldiging die hieruit kan worden gedestilleerd is dat de bezoldiging van een nieuw aangestelde leerkracht aanvangt op de eerste dag waarop de belanghebbende de roosterwerkzaamheden feitelijk begint.

Op deze regel zijn echter enkele uitzonderingen:

a. Zolang een belanghebbende nog salaris ontvangt uit een voorgaande betrekking bij het onderwijs waarvan de nieuwe betrekking geacht kan worden de voortzetting te zijn ontvangt hij in de nieuwe betrekking slechts het eventuele voordelige verschil tussen het nieuwe salaris en

het salaris in die voorgaande betrekl< ing.

Gezien artilcel I-P13, zesde lid van het Rechtspositiebesluit k.o./l.o., dat bepaalt dat de bezoldiging in de oude betrekking in een dergelijk geval moet eindigen op de dag waarop de nieuwe betrekking aanvangt, zal dit geval zich slechts zelden voordoen,

b. Iemand die per 1 augustus (aanvang schooljaar) wordt aangesteld mag reeds vanaf die datum bezoldiging ontvangen wanneer aan alle navolgende voorwaarden is voldaan:

1. benoeming vindt plaats voor langer dan 2 maanden;

2. vóór die benoeming was de betrokkene reeds als lid van het onderwijzend personeel benoemd aan een door het ministerie van onderwijs bekostigde onderwijsinstelling;

3. terzake van de laatstbedoelde benoeming moet aanspraak hebben bestaan op bezoldiging gedurende een aaneengesloten periode van langer dan 2 maanden;

4. de periode bedoeld onder 3 is geëindigd op of na 1 juni van het voorafgaande schooljaar.

Einde bezoldiging

De regels met betrekking tot het einde van de bezoldiging zijn neergelegd in artikel I-P13 van het Rechtspositiebesluit k.o./l.o. Deze regels luiden als volgt:

a. ingeval van overlijden eindigt de bezoldiging altijd met ingang van de dag volgende op die van het overlijden, ook al zou die dag in een vakantie vallen; b. ingeval van ontslag eindigt de bezoldiging in het algemeen met ingang van de dag waarop het ontslag Ingaat; dit is de hoofdregel, waarop echter de volgende uitzonderingen gelden:

c. de belanghebbende in vaste dienst die in verband met zijn ontslag zijn werkzaamheden na de zomervakantie niet voortzet kan tot en met de laatste schooldag van het schooljaar bezoldigd worden.

Regel b geldt derhalve wanneer de ontslagdatum niet in de vakantie valt. Regel c geldt indien de ontslagdatum in de zomervakantie valt. Men doet er in het geval genoemd onder c goed aan ook het ontslag per 1 augustus te laten ingaan.

d. de belanghebbende die de bevoegdheid tot het geven van onderwijs is kwijtgeraakt heeft slechts aanspraak op bezoldiging tot de dag van het verval van rechtswege van de onderwijsbevoegdheid of de dag waarop het besluit tot ontneming van die bevoegdheid onherroepelijk is geworden;

e. de belanghebbende die door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds blijvend ongeschikt wordt verklaard voor de vervulling van zijn betrekking heeft aanspraak op bezoldiging voor ten hoogste de duur van de voor hem geldende opzegtermijn, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing van het ABP onherroepelijk is geworden;

f. de belanghebbende die in een nieuwe betrekking is benoemd voordat het ontslag uit zijn oude betrekking is ingegaan heeft aanspraak op bezoldiging tot de dag waarop de nieuwe betrekking aanvangt, indien de nieuwe betrekking geacht kan worden een voortzetting te zijn van de oude betrekking.

De onderwijsgevende die in tijdelijke dienst is benoemd heeft in het algemeen aanspraak op bezoldiging tot en met de dag waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst afloopt. Hierop zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:

1. als de benoeming is ingegaan voor 1 maart van een schooljaar kan hij slechts bezoldigd worden uiterlijk tot en met de laatste dag van dat schooljaar;

2. als de benoeming is ingegaan op of na 1 maart van een schooljaar kan hij slechts bezoldigd worden tot en met de laatste dag voor de zomervakantie.

Voor de toepassing van deze regels worden aansluitende benoemingen binnen eenzelfde schooljaar als één benoeming beschouwd.

Dit betekent derhalve dat de onderwijsgevenden die in tijdelijke dienst zijn benoemd in principe slechts bezoldigd kunnen worden bezien per schooljaar, terwijl hun benoeming zeer wel kan doorlopen van het ene schooljaar in het andere.

Zou de belanghebbende echter het gehele volgende schooljaar zijn werkzaamheden aan een school voortzetten, dan mag de aanstelling en de bezoldiging in de eerdere betrekking voortduren tot 1 augustus.

Bezoldiging tijdens de zomervaiontie

Het Rechtspositiebesluit k.o./l.o. geeft in artikel I-P24 een uitzondering op alle hierboven vermelde regels, zowel m.b.t. de aanvang als m.b.t. het einde van de bezoldiging. Ingevolge genoemd artikel nl. heeft de belanghebbende die in een periode van 12 achtereenvolgende maanden gedurende alle schoolweken aan een of meer scholen was verbonden, aanspraak op bezoldiging tijdens de zomervakantie die in deze periode valt. Daarbij telt echter de zomervakantie die voorafgaat aan een benoeming waarvan op grond van de hierboven vermelde bepalingen omtrent de datum van ingang van de bezoldiging de aanvangsdatum van de bezoldiging op een later tijdstip dan de ingangsdatum van de benoeming is ingegaan, niet mee.

Mr. P. Hugense.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

De Reformatorische School | 60 Pagina's

Aanvang en einde bezoldiging in liet kleuter- en lager onderwijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

De Reformatorische School | 60 Pagina's