Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het reformatorisch onderwijs en de planning van scholen voor voortgezet onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het reformatorisch onderwijs en de planning van scholen voor voortgezet onderwijs

Bestuursinformatie

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Krachtens artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs stelt de minister jaarlijks vóór 1 oktober een plan van scholen vast, die voor bekostiging uit 's Rijks kas in aanmerking zullen viforden gebracht. Dit plan van scholen heeft ten doel te komen tot een

evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied.

De verantwoordelijke bewindslieden achten een wijziging van het stelsel van wettelijke regels t.a.v. de planning van scholen voor v.o. - de zgn. Planprocedure Wet op het voortgezet onderwijs - noodzakelijk. Niet zozeer omdat de specifieke kenmerken van ons stelsel van (voortgezet) onderwijs moeten worden herzien, doch meer omdat in de planprocedure knelpunten worden ervaren, die verwezenlijking van het doel van deze procedure in de weg staan. Bovendien vormen de daling van het aantal leerlingen en de beperkte financiële mogelijkheden aanleiding om de planning van onderwijsvoorzieningen ter discussie te stellen.

Het evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen naar soort en richting zal evenwel bewaard dienen te blijven. Een belangrijk element in dit evenwichtig geheel is het "verlangde onderwijs" (= onderwijs dat in levensbeschouwelijk opzicht wordt verlangd). Deze interpretatie staat echter eveneens ter discussie. De wijze van organisatie en de gegroeide praktijk van de planprocedure brengen mee dat herhaaldelijk vragen rijzen over de interpretatie van de regels en de aktualiteitswaarde van het stelsel. Hierbij blijkt aan de orde te zijn de vraag of de materiële resultaten van de planning in het v.o. voorzien in de verlangens van betrokken onderwijsgeöru/Tfers (en dus niet alleen in die van de bevoegde gezagsorganen).

Wensen omtrent scholen en onderwijsplanning

In opdracht van de minister van onderwijs en wetenschappen heeft het Instituut voor Toegepaste Sociologie (ITS) te Nijmegen een onderzoek ingesteld naar de kwalitatieve behoeftencriteria t.b.v. de planning van het v.o.

In de onderzoeksopdracht is door de minister als een van de veranderingen in de operationalisatie van het begrip "verlangd onderwijs" aangewezen het naar voren komen van nieuwe richtingen naast de vier (hoofd)richtingen. In dit verband worden als nieuwe richtingen o.a. genoemd het vrijgemaaktgereformeerd onderwijs en het reformatorisch onderwijs. Voorts is in die opdracht als een van de doelstellingen van het onderzoek aangegeven: een verfijning van de toepassing van de glogegevens naar richting, waarbij rekening wordt gehouden met o.a. het vrijgemaakt-gereformeerd onderwijs en het reformatorisch onderwijs.

Het onlangs door genoemd Instituut aan de Staatssecretaris drs. N.J. Ginjaar- Maas uitgebrachte rapport, genaamd "Wensen omtrent scholen en de onderwijsplanning", bevat de resultaten van vijf deelonderzoekingen over kwalitatieve onderwijsbehoeften, "verlangd onderwijs" (art. 65 WVO) en de planning van het voortgezet onderwijs. Deelonderzoek 4 draagt als titel: "Nieuwe richtingen en de planning van voscholen". De scholen die aangesloten

zijn bij de Vereniging tot bevordering van schooiondenwijs op gereformeerde grondslag (VBSO) zijn door dit Instituut buiten dit deelonderzoek gehouden. Het merendeel van de besturen dezer scholen is lid van de Besturenraad prot. chr. onderwijs te Voorburg, het overige gedeelte dezer schoolbesturen is aangesloten bij de V.G.S. Gelet op dit laatste kan niet gesteld worden dat al deze scholen buiten beeld gebleven zijn.

Het reformatorisch onderwijs en de planning van vo-scholen

Hoofdstuk 3 van deelonderzoek 4 handelt over het reformatorisch onderwijs en de planning van vo-scholen. Hierin worden belangwekkende zaken vermeldt en conclusies getrokken, waarvan ook D.R.S.-lezers ongetwijfeld kennis zullen willen nemen. Volstaan moet worden met een beknopte samenvatting.

Voor het samenstellen van het rapport hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van o.a. door het VGS-bureau ter beschikking gestelde documentatie. Voorts hebben enkele onderzoekers een uitvoerig gesprek gehad met medewerkers van het VGS-bureau.

Globale karakteristiek en geschiedenis van het reformatorisch onderwijs

Voor een karakteristiek van het reforma­ torisch onderwijs verwijst het rapport naar de reaktie die de VGS in 1976 gegeven heeft op de zgn. Contourennota. De samenstellers citeren hieruit het volgende: "Het gaat hier om een interkerkelijke concentratie binnen de gereformeerde gezindte van scholen, besturen, ouders, studenten en onderwijsgevenden, die zich in richting en inrichting van het onderwijs in volstrekte zin willen laten gezeggen door Gods Woord en het daarop gegronde belijden der kerk, vervat in de drie Formulieren van Enigheid".

Volgens het rapport bevat dit citaat de twee belangrijkste elementen van een globale karakteristiek: het ideologisch aspekt en het sociaal-kulturele aspekt. Hoe kijken de onderzoekers tegen de reformatorische scholen aan? Zij zeggen hiervan o.a. het volgende: "De reformatorische scholen streven er nadrukkelijk naar voor de schoolpraktijk, de opvoedingsdoelen, de selektie van het personeel, de buitenlesaktiviteiten, de religieuze gebruiken, de morele standaarden in het schoolleven bepalende aanwijzingen te ontlenen aan de bijbel, aan de door hen erkende reformatiegeschriften en aan de uitleg die leidsmannen in hun kring hieraan geven.

In de bronnen en het materiaal zjin tal van aanwijzingen te vinden omtrent de effekten van deze ideologie op de schoolpraktijk. Het gaat om direkte gevolgen voor b.v. het biologie-onderwijs, het geschiedenisonderwijs, het godsdienstonderwijs, maatschappijleer en het literatuuronderwijs om enkele opvallende voorbeelden te noemen. Het gaat in mindere mate om het (al dan niet) gebruiken van leermiddelen, als televisie. Het gaat om eigen, van andere onderscheiden opvattingen als het ideaal van een theokratisch staatsbestel, de positie van overheid en gezag, de voor Nederlandse verhouding sterk onderscheiden positie van man en vrouw in samenleving en gezin, volstrekte afwijzing van homoseksualiteit en buitenhuwelijkse samenleving."

De kerkelijke heterogeniteit maakt een nauwkeurige bepaling van de relatie tussen kerkleden en "gebruik" van reformatorische scholen onmogelijk. Het rapport voegt hieraan toe, dat als gezamenlijk punt geldt de grote waarde

die gehecht wordt aan (individuele) wedergeboorte en bekering tegenover de verbondsgedachte elders. Voorts constateert het rapport dat er in politiek opzicht wel sprake is van gezamenlijk optreden, nl. in de door ds. G.H. Kersten opgerichte S.G.P. en dat de reformatorische scholen een eigen besturenorganisatie (VGS) hebben met een sinds enkele jaren bestaand bureau. Ook wordt melding gemaakt van het bestaan van de G.O.L.V.

Het bestaan van deze organisatorische verbanden betekende de eerste decennia overigens niet dat men zich in alle opzichten afzonderlijk opstelde. Het rapport merkt in dit verband op dat t.b.v. de belangenbehartiging op landelijk niveau, die in de jaren zestig en zeventig leidde tot de oprichting van koepelorganisaties, verscheidene reformatorische schoolbesturen tevens aangesloten waren bij de Besturenraad p.c.o. In die tijd wordt naar het oordeel van de onderzoekers de behoefte aan profilering van de reformatorische beginselen in eigen scholen, met name in het voortgezet onderwijs, sterker. De toegenomen en nog steeds groeiende behoefte aan organisatorische apartheid en profilering komt voort - zo vermeldt het rapport - uit onvrede met de ontwikkelingen in het prot. chr. onderwijs in hetalgemeen, dat zich te veel en te zeer aanpast aan algemeen kulturele ontwikkelingen zulks ten koste van de handhaving van de "voorzeide leer".

Om aan te tonen dat ook in theologisch opzicht een steeds groter verschil wordt ervaren citeren de onderzoekers het volgende uit het door ds. Golverdingen, voorzitter van de V.G.S., uitgesproken openingswoord op de V.G.S.-jaarvergadering van 9 april 1983: "Juist vanuit onze innerlijke verbondenheid met de onverkorte, gereformeerde confessie kunnen wij in een vergadering als deze slechts bijeenzijn meteen diep heimwee naar de openbare school met de Bijbel....".

"Een diepe kloof scheidt ons eveneens van vele christelijke scholen, die het gehele onderwijsleerproces benaderen vanuit een moderne, horizontaal gerichte theologie en daarop geënte pedagogiek".

De toenemende behoefte aan profilering en verzelfstandiging komt tot uitdrukking - zo signaleert het rapport - o.a. In de toename van aanvragen voor het bekostigen uit 's Rijks kas van reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs, het streven naar erkenning als richting, de oprichtingen van het bureau van de V.G.S. en van de schoolbegeleidingsdienst B.G.S. Voor

wat het onderwijs betreft kan men spreken van een maatschappelijke reorganisatie, van deelname aan de prot. chr. zuil naar verzelfstandiging en eigen zuilvorming, aldus het rapport.

Aktuele situatie van de planning van reformatorische sclioien voor voortgezet onderwijs •f

In het rapport wordt bij wijze van voorbeeld in het kort de gang van zaken bezien van de aanvragen om en de beroepsprocedures inzake een havo te Goes en een mavo te Apeldoorn. Ook worden daarin knelpunten samengevat. Aan de procedures m.b.t. deze en enkele andere aanvragen zijn - zo stellen de samenstellers van het rapport vast - verscheidene kenmerken te zien, die samenhang vertonen en die in het rapport achtereenvolgens worden behandeld.

a. Veel aanvragen monden in beroep bij de Kroon uit. Dit wijst erop dat de aanvragers vasthoudend zijn om erkenning te verkrijgen van eigen scholen en dat bij het departement ten deze grote terughoudendheid bestaat. Het wijst ook op een vertrouwen dat de administratieve rechter het beroep op het grondrecht uiteindelijk honoreert. Tenslotte: het "winnen" van één beroepszaak maakt het aanlokkelijk nieuwe beroepen in te stellen.

b. De procedure duurt tot maximaal 9 jaar. Ofschoon aan een langere duur wél positieve funkties zijn toe te kennen (feitelijk toetsing stevigheid aanvrager; tijd voor heroverweging en overleg), komt deze duur als erg lang voor. In de onderhavige gevallen werkten de inmiddels gewijzigde omstandigheden in het voordeel van de aanvrager (b.v. geval- Apeldoorn: Amersfoort inmiddels vol). c. Er vindt onderzoek plaats naar de noodzakelijkheid van scholen van eigen signatuur (In geval-Goes). De vraag wordt gesteld waarom p.c.-scholen, die tot dan toe ook leraren en leerlingen hadden van reformatorische huize, nu niet meer voldoen. Zoals gewoonlijk is de rechtspraak hierin zeer konkreet. Er komen bestaande klachten over biologie- en godsdienstonderwijs en over (ontoelaatbare) zgn. buitenschoolse aktiviteiten (disco b.v.). Het verweer dat het "slechts" om buitenschoolse aktlvi-

teiten zou gaan wordt verworpen; het schoolbestuur draagt hiervoor immers verantwoordelijkheid.

De kulturele scheiding der geesten wordt zichtbaar.

d. De bepaling van het voedingsgebied is een belangrijk element in de meningsverschillen tussen aanvrager en departement.

e. De methodes van prognose m.b.t. leerlingenpotentieel. Een specifiek twist punt in de procedure is de geschiktheid, betrouwbaarheid en toelaatbaarheid van de zgn. SGP-sleutel.

Het gebruilc van gegevens m.b.t. reformatorlsciie iagere sclioien bij de prognose In aanvragen voor reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs

Bij elke aanvraag voor bekostiging door het Rijk van een school voor voortgezet onderwijs moet een leerlingenprognose gevoegd worden. Een zodanige prognose wordt opgesteld met behulp van de S.G.P.-sleutel. D.w.z. de stemmenpercentages van de S.G.P. voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer worden op het leerlingenpotentieel in het voedingsgebied toegepast.

Wellicht n.a.v. het K.B.-Goes heeft de toenmalige Staatssecretaris drs. K. de Jong in juni 1981 de V.G.S. bericht dat een onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat het verantwoord lijkt voor de leerlingenpotentieelberekeningen voor de reformatorische scholen voor v.o. uit te gaan van de bezetting van het eerste leerjaar van de reformatorische scholen voor g.l.o., zoals bij alle andere denominaties op overeenkomstige wijze gebeurt (glo-sleutel). (Tot de reformatorische scholen voor glo worden ten departemente uitsluitend die scholen gerekend die aangesloten zijn bij de V.G.S.) Sindsdien zijn enkele besprekingen ove deze problematiek gevoerd tussen ambtenaren van het ministerie en VGS-bureaumedewerkers. Deze bespre kingen zijn nog niet afgerond. De V.G.S. heeft van de sinds tientallen jaren gehanteerde prognose-methodiek op basis van de S.G.P.-sleutel tot nu toe geen afstand willen doen en derhalve de zgn. glo-sleutel van de hand gewezen. Dit facet krijgt bijzondere aandacht In het rapport van het Instituut voor de Toegepaste Sociologie. Daarin worden

de argumenten pro en contra de S.G.P.sleutel en de glo-sleutel op een rijtje gezet.

De S.G.P.-sleutel

Pro

- Biedt goede benadering van toekomstig leerlingenaantal. Aldus aangevraagde scholen bleken alle levensvatbaar.

- Weliswaar zenden niet alle SGPstemmers hun kinderen naar reformatorische scholen, doch dit wordt ongeveer gecompenseerd door kinderen van niet-SGP-stemmers.

- SGP-percentages zijn de meest stabiele van alle partij-percentages.

Contra

- Onzekerheid omtrent vast verband.

- De toepassing van SGP-basisgeneraties in combinatie met normale toelatingspercentages (per schooltype) leidt tot te hoge ramingen.

- Het absolute aantal SGP-stemmen is weliswaar stabiel, het percentage schommelt evenwel naar gelang totale opkomst.

De glo-sleutel

Pro

- Biedt betere benadering van toekomstig leerlingenaantal, voor wie verlangd onderwijs ontbreekt.

- Middel wordt bij alle richtingen toegepast (gelijke behandeling).

- Leerlingen van hoofdstroom p.c.o. tellen niet dubbel.

Contra

- Bij sommige bestaande reformatorische vo-scholen komt een aanzienlijk deel van de instroom niet van reformatorische glo-scholen.

De vermelde pro's staan op gespannen voet met elkaar. De onderzoekers stellen voorts het volgende vast:

- Voor Rotterdam (Guido de Brés) en Amersfoort (Van Lodenstein) lijkt de berekening op basis van reformatorisch glo-basisgeneratie een betere benadering van de werkelijke toelatingen te geven dan de SGP-sleutel. Voor Zeeland leidt de toepassing van de beide sleutels niet tot grote verschillen.

- Niettemin is ook de prognostische waarde van de reformatorische glosleutel beslist niet optimaal.

- De afstand van voedingsdeelgebied tot school heeft kennelijk aanzienlijke invloed.

- Gelet op de totale schoolbevolking komt een sterk wisselende proportie van reformatorische glo-scholen, variërend van ongeveer 12% (De Driestar

te Gouda) tot 95% (Balthazar Lydiusmavo te Dordrecht).

Ten aanzien van de onderzoeksvraag of verfijning van glo-gegevens voor de reformatorische denominatie mogelijk is, wordt in het rapport het volgende geconcludeerd.

1. Er zijn (gegronde) aanwijzingen dat prognoses op basis van reformatorisch glo-basisgeneratie een betere benadering, althans geen slechtere van de schoolbevolking van reformatorische v.o.-scholen vormen.

2. Echter ook deze "nieuwe methodiek" Is slechts een benadering. Er blijven nog aanmerkelijke verschillen tussen het totaal van toelatingen en het aandeel daarin vanuit reformatorische lagere scholen.

3. De op basis van de SGP-sleutel aangevraagde en bekostigde scholen zijn alle levensvatbaar gebleken. Als globaal prognostisch middel heeft deze sleutel dus gewerkt, al blijkt de dekking voor een deel niet samen te vallen met het georganiseerd reformatorisch onderwijs.

In gebieden waar nog geen reformatorische vo-scholen zijn, geeft bovendien de toepassing van de reformatorische glo-sleutel geen zicht op de instroom in de toekomstige school vanuit andere p.c.-scholen.

4. Indien gewerkt en getoetst gaat worden aan de hand van de uitstroom van reformatorisch glo, zijn voor een redelijke prognose opslagen nodig (ter prognostisering van de instroom uit niet-reformatorische scholen). Deze opslagen lijken verschillend te moeten zijn per regio.

5. Voor de ontwikkeling van deze opslagen, is enerzijds meer informatie nodig omtrent uitstroom uit het p.c.-onderwijs en berekeningen omtrent instroom In het reformatorisch voortgezet onderwijs.

6. De prognose op basis van reformatorisch glo-basisgeneratles plus opslagen Is aanmerkelijk gekompliceerder dan op basis van SGP-percentages.

7. De prognose op basis van reformatorisch glo-basisgeneratie (alleen) gaat uit van de aanneming dat de richtingkeuze voor het vo gelijk zal (moet) zijn aan die voor het glo. Deze aanneming blijkt hier lang niet geheel op te gaan (en elders te tanen). Er is bij ons weten ook geen wetelijke grondslag voor deze aanneming. Voor veel ouders is de feitelijke inrichting van de plaatselijke p.c.gloschool voldoende, terwijl ten aanzien van het vo, verderaf en moeilijker te beïnvloeden, meer garanties worden verlangd, derhalve reformatorisch onderwijs. Wel past deze aanneming geheel in een struktuur van verzuilde hoofdstromen, waarin een "kontinue" deelname aan (alleen) eigen organisaties en instellingen norm was.

Voor wat het reformatorisch onderwijs betreft, betekent de hantering van de reformatorische glo-norm bij prognoses een externe druk tot herzuiling (i.e. binnen de VGS).

8. Het is van buitenaf moeilijk in te schatten of, afgezien van vermelde externe druk, ook op zichzelf zulk een herzuiling te verwachten is. Enerzijds zal de liberalisering in protestants-christelijke kring de organisatorische afscheiding van striktere schoolbesturen bebevorderen (zoals nu reeds). Anderzijds kan de zwaarte van leerstellige nuances in deze kringen leiden tot blijvende organisatorische versplintering (ook nu reeds). Soortgelijke verschijnselen zijn waar te nemen in de kerken en het omroepbestel.

Bevindingen In onderlinge samenhang met conclusies

Bij b.v. het vrijgemaakt-gereformeerd onderwijs worden in aanvragen voor voscholen prognoses toegepast gebaseerd op gegevens omtrent de uitstroom van glo-scholen van dezelfde richting.

Bij het reformatorisch onderwijs hebben de aanvragers steeds een andere prognose-techniek gehanteerd, terwijl het departement prognoses op basis van de uitstroom van reformatorische lagere scholen verlangt.

Het rapport constateert dat terzake nog weinig te merken Is van overeenstemming tussen V.G.S. enerzijds en departement anderzijds. Ook vermeldt het rapport dat het gebruik van uitstroomgegevens van reformatorische lagere scholen niet zonder meer mogelijk is. Als men al overgaat tot gebruik van bedoelde uitstroomgegevens, lijken volgens de onderzoekers vooralsnog opslagen nodig voor de prognose.

Het komt de onderzoekers voor dat.

uitgaande van de vigerende pianningssystematiek, in goed overleg een rechtvaardige toepassing van glo-gegevens met opslagen of compensatiefaktoren ontwikkeld zou kunnen worden.

Tenslotte

Na kennisneming van hetgeen deskundigen in het betreffende rapport omtrent de prognose-methodiek voor het reformatorisch voortgezet onderwijs opmerken, moet m.i. gesteld worden, dat een voor alle partijen bevredigende oplossing niet voor het grijpen ligt. Hier staan echter wezenlijke belangen voor het reformatorisch voortgezet onderwijs op het spel. Het moet niet geheel uitgesloten geacht worden dat de te verwachten Koninklijke Besluiten inzake de beroepen voor een havo te Gorinchem en een mavo/havo te Kampen een opening zullen geven. Deze beroepschriften zijn reeds ongeveer een jaar geleden door de afd. geschillen voor bestuur van de Raad van State behandeld.

In beide gevallen werd door vertegenwoordigers van de Staatssecretaris de prognose-methodiek met gebruikmaking van de SGP-sleutel zonder voorbehoud van de hand gewezen. Namens appellanten werd deze afwijzing fel bestreden.

Begin dit jaar heeft de Staatssecretaris nader advies gevraagd aan de Raad van State over "Gorinchem" en "Kampen".

J.J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Het reformatorisch onderwijs en de planning van scholen voor voortgezet onderwijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

De Reformatorische School | 68 Pagina's