Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afvloeiingsregeling t.b.v. onderwijsgevenden bij het KO/LO

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afvloeiingsregeling t.b.v. onderwijsgevenden bij het KO/LO

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Staatsblad nr. 50 is afgekondigd het Koninklijk Besluit van 13 februari 1984, houdende invoering van een hoofdstuk l-G van het Rechtspositiebesluit K.O./ LO.

Dit besluit legt de schoolbesturen de verplichting op om binnen de onder hun gezag ressorterende scholen voor kleuter- en lager onderwijs een afvloeiingsregeling vast te stellen voor het personeel In vaste dienst. Het onderhavige besluit zal met ingang van 1 augustus 1984 in werking treden.

De wettelijke basis voor genoemde verplichting is te vinden in de artikelen 22, 3e lid en 67, 3e lid van de Kleuteronderwijswet en de artikelen 30, 3e lid en 91 van de Lager-onderwijswet 1920, zoals deze gewijzigd zijn bij Wet van 14 december 1983 (Staatsblad 712). Het in het Rechtspositiebesluit K.O./L.O. ingevoegde hoofdstuk l-G luidt als volgt:

Artikel I-G1.

Ontslag op grond van opheffing van de school of de betrekking, dan wel wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs, of de dienst van de school dat de werkzaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden, geschiedt aan de hand van een afvloeiingsregeling.

Artikel i-G2.

1. Het bevoegd gezag stelt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 3 maanden na inwerkingtreding van dit hoofdstuk een afvloeiingsregeling vast voor het personeel in vaste dienst, waarin de belangen van het onderwijs en van de belanghebbenden zoveel mogelijk gelijkelijk in acht worden genomen. Het bevoegd gezag kan deze taak overdragen aan de vereniging van schoolbesturen, waarbij het is aangesloten. 2. De regeling wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigingen als bedoeld in artikel 5 van de Kleuteronderwijswet en artikel 9bis van de Lager-onderwijswet 1920 voor zover deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een zodanige school verbonden personeel, overleg is gepleegd.

3. Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid en wanneer het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de vastgestelde afvloeiingsregeling worden afgeweken, met dien verstande, dat indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de belanghebbenden kenbaar gemaakt plan.

Artikel i-G3.

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de regeling steeds op een voor de belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage in de school beschikbaar is. Het overgangsrecht voorziet in de situatie waarbij het bevoegd gezag op 1 augustus 1984 reeds een afvloeiingsregeling als bedoeld in artikel I-G1 heeft vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel I-G2. Indien zulks het geval is geldt artikel I-G2, Ie en 2e lid niet.

Het vaststellen van een afvloeiingsregeling strekt ertoe de betrokken personeelsleden rechtszekerheid met betrekking tot hun positie op de school te bieden.

Aan de hand van de in de afvloeiingsregeling aangegeven volgorde moet worden bepaald wie bij noodzakelijke inkrimping van het aantal onderwijsgevenden voor ontslag in aanmerking

komt en wie van de leerkrachten tot de eventuele zgn. overgangsformatie behoort. Ook met het oog op rechtspositionele voorzieningen die in het kader van de Wet op het basisonderwijs per 1 augustus 1985 zijn te treffen bij samenvoeging van kleuter- en lagere scholen, is het noodzakelijk dat een afvloeiingsregeling bestaat.

Aan de verplichting tot het vaststellen van een afvloeiingsregeling dient binnen 3 maanden na de inwerkingtreding van het desbetreffende besluit te zijn voldaan.

De besturen van de V.G.S. en de G.O.L.V. hebben enige tijd geleden in gezamenlijk overleg een model-afvloeiingsregeling voor het kleuteronderwijs resp. het lager onderwijs ontworpen. Het bestuur van eerstgenoemde organisatie heeft de aangesloten besturen voor k.o. en 1.0. bij brief dd. 12 juli 1983 een exemplaar van bedoelde model-afvloeiingsregelingen aangeboden en hen o.a.: a. in overweging gegeven - indien zij nog geen afvloeiingsregeling t.b.v. de onderwijsgevenden van hun scho(o)l(en) hebben vastgesteld - hiertoe over te gaan;

b. met klem aangeraden de aangeboden model-afvloeiingsregelingen te volgen;

c. er op gewezen dat de afvloeiingsregeling deel dient uit te maken van de akte van benoeming van de betrokken onderwijsgevenden.

De schoolbesturen die aan het bovenstaande nog geen uitvoering hebben gegeven, wordt in overweging gegeven tijdig aan bovenomschreven wettelijke voorschriften te voldoen.

J.J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1984

De Reformatorische School | 64 Pagina's

Afvloeiingsregeling t.b.v. onderwijsgevenden bij het KO/LO

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1984

De Reformatorische School | 64 Pagina's