Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Havo-bovenbouw, nog steeds een zorg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Havo-bovenbouw, nog steeds een zorg

Voortgezet onderwijs

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In de onderwijsbladen is in de jaren 70 veel aandacht geweest voor de problemen in de havo, met name In havo-4. De laatste jaren is deze aandacht wat verflauwd. Reden hiervoor zou l< unnen zijn dat de problemen zijn opgelost, hetgeen ik betwijfel. Een andere reden kan zijn dat de havo-problemen in een ander perspectief zijn gekomen in verband met de plannen voor het lyceum, waarin zowel havo als vwo een plaats moeten krijgen. Toch dient de havo-bovenbouw, zolang ze er is, onze aandacht en zorg te blijven houden. Temeer omdat ze in veel scholengemeenschappen het grootste leerlingental heeft. Het gaat bepaald niet om enkelen!

in (jjj artikel zullen enkele resultaten van een bezinning op de

havo-problematiek binnen de scholengemeenschap "Guido de Brés" worden doorgegeven. Onze school is verdeeld in afdelingen, waarvan de havo-bovenbouw er één is. ledere afdeling heeft z'n afdelingsteam, bestaande uit 10-15 docenten die hun lessen voor een groot deel binnen die afdeling geven. Elk afdelingsteam houdt zich, behalve met de leerlingenbegeleiding, ook bezig met bezinning op specifieke problemen betreffende die afdeling.

Zo heeft het afdelingsteam havo-bovenbouw zich in een aantal besprekingen gebogen over de havo-problematiek. Nu zijn hieraan twee kanten:

- een interne kant: hoog zittenblijverspercentage in havo-4, hoog percentage gezakten in havo-5;

- een externe kant: moeizame aansluiting bij diverse sektoren.

De bespreking van het h.b.o. betrof met name de interne problemen.

Enicele cijfers

Om de problemen zichtbaar te maken volgen hier eerst wat cijfers. Landelijk bezien wordt ieder jaar ongeveer 70% van de havo-4 populatie bevorderd. Vergeleken met 80% in havo-2 en 81% in havo-3 is dit een laag percentage. (N.B.! In deze laatste percentages zitten n/ef verwerkt de leerlingen die naar een hoger leerjaar van een lager niveau gaan, bijvoorbeeld van havo-2 naar mavo-3). De keerzijde is dat zo'n 30% niet wordt bevorderd. Ongeveer 20% doet havo-4 over, terwijl 10% het a.v.o. voor gezien houdt. Het geslaagdenpercentage lag in 1982 landelijk voor de havo op 80%. Voor mavo en vwo was dit respectievelijk 85% en 86%. Hiermee is duidelijk dat het studieresultaat in havo-4 en 5 achterblijft bij andere leerjaren en andere niveaus.

Landelijk heb ik geen cijfers gevonden voor de resultaten van de verschillende instroomcategorieën in havo-4. Voor onze school staan in onderstaande tabel percentages van bevorderden (+), niet bevorderden (—) en leerlingen die zich tijdens het cursusjaar hebben teruggetrokken (t), onderscheiden naar de herkomst van de leerlingen.

Uit deze gegevens blijkt dat de oud-vwo-3-leerlingen het over't algemeen goed doen. De havo-doorstroom is door de jaren heen wisselend, maar overwegend zwak. De mavo-instroom doet het de laatste jaren slecht, overigens in tegenstelling tot vroeger jaren. Waarschijnlijk werkt de - ook landelijke - tendens tot versoepeling van het toelatingsbeleid hieraan mee. In deze groep is ook het percentage drop-outs verreweg het grootst.

Per vak lopen de studieresultaten in havo-4 nogal uiteen. De meeste mogelijkheden worden ondervonden bij de moderne vreemde talen en natuurkunde. Dit hangt uiteraard ook samen met de keuzepercentages voor de verschillende vakken. Van school tot school zullen deze gegevens verschillend zijn.

Enkele overwegingen

A. Wat is havo?

Bij de instelling van het havo-onderwijs had men tweeërlei doelstelling voor ogen:

1. voorbereidend op het hoger beroepsonderwijs;

2. afsluitend onderwijs, toegang gevend tot diverse functies in de maatschappij. In de Memorie van Toelichting bij de Wet op het voortgezet onderwijs - de wet waarbij ook de havo werd ingesteld - is o.m. te lezen: "het hoger algemeen voortgezet onderwijs dient ter verbreding van de algemene vorming; het moet een veelzijdige ontwikkeling geven en in dat opzicht voorbereiden voor de vervulling van taken en functies, waarvoor meer ontwikkelden worden gesteld, doch waarvoor geen opleiding aan universiteit of hogeschool is vereist. De bedoelde voorbereiding moet in die zin algemeen zijn, dat zij niet dienstbaar wordt gemaakt aan bepaalde gespecialiseerde

werkzaamheden of aan de specifieke opleiding voor een beroep. Het havo kan als basis dienen voor iiogere beroepsopleiding."

Deze tweeslachtige doelstelling heeft een duidelijke profilering van de havo belemmerd. Wanneer het ministerie van O. en W. in het boekje "10 jaar havo" zelf terugblikt, wordt opgemaakt: "het is en blijft moeilijk iets over de doelstelling van het havo te zeggen, daar de positie van het havo in de totale structuur geen enkelvoudige doelbepaling toelaat." En: "één van de centrale problemen van het havo is de tweeledigheid in doelstelling: tegelijkertijd eindonderwijs én voorbereidend onderwijs."

Op dit moment betekent havo voor 27% van de jongens en 47% van de meisjes eindonderwijs. Een kwetsbare groep in deze tijd van jeugdwerkloosheid.

Een onduidelijke positie dus van de havo. Als zelfstandig schooltype is het nauwelijks van de grond gekomen. Kwamen vwo en mavo ook in categorale vormen voor, de havo werd vanaf het begin ondergedompeld in de scholengemeenschappen. Samen met het vwo vormde de havo-bovenbouw het eerstegraadsgebied. Vandaar dat er voor wat betreft de docentenbezetting en de leerstofprogramma's sterke samenhang ontstond tussen de havo- en vwo-bovenbouw. Voor veel vakken wordt een havo/vwo-methode gebruikt. Andere vakken gebruiken wel verschillende boeken, maar ook daar is vaak overlapping van de leerstof. De praktijk is dat het havo-programma veel dichter bij het vwo ligt dan bij de mavo. In dit opzicht is havo dan ook eerder te karakteriseren als vwo— dan als mavo+. Dat de studieresultaten op havo's in mavo/havoscholengemeenschappen vaak beter zijn, zal mede een gevolg zijn van het feit dat daar de koppeling aan het vwo ontbreekt.

Opvallend mag nog worden genoemd dat het cijferniveau in de havo-bovenbouw - op onze school - veel lager ligt dan in het v.w.o. Ook hieruit blijkt dat het niveauverschil in de aangeboden leerstof tussen de beide schooltypen kleiner is dan het niveauverschil in de leerlingenpopulaties die deze leerstof moeten verwerken.

B. Wie is de havo-leerling?

Het eerste wat moet worden opgemerkt van de havo-4-bevolking is dat het een gemengd gezelschap is. Vier hoofdstromen komen binnen:

- Havo-doorstromers, - VWO-afstromers, - Mavo-instromers, -zittenblijvers.

Op onze school was de verdeling (in percentages) de laatste jaren als volgt:

1981/'82 1982/'83 1983/'84

uit havo-3 60 48 53

uit vwo-3 16 22 11

uit mavo-4 15 17 21

zittenblijvers 9 13' 15

Ruim de helft komt direct uit de havo-onderbouw, de rest uit andere geledingen. Deze heterogeniteit maakt het wat moeilijk om over de havo-leerling te spreken. Toch zijn er wel enkele karakteristieken te geven:

a. Het zijn jongeren in wie de kenmerken van de puberteit vaak te herkennen zijn, zoals:

- veel aandacht voor zichzelf (wie ben ik? ) mede in relatie tot anderen/klasgenoten (wie ben ik in 'toog van de ander? ) — concentratieproblemen/eenzaamheidsgevoelens;

• veel energie in zichzelf— geen maximale schoolprestaties;

- normatief stellen van zichzelf — autoriteitsconflicten/behoefte om persoonlijk aangesproken te worden;

- de verhouding tot anderen "erotiseert". Verliefdheden kunnen het leven volledig in beslag nemen.

b. De studiehouding kenmerkt zich door vluchtigheid. De bereidheid c.q. het vermogen om zich te concentreren op het lesgebeuren en zich te verdiepen in de leerstof is (te) schaars aanwezig.

c. De interesse voor diverse studie-onderdelen - met name de meer theoretisch gerichte - is onvoldoende. Veel leerlingen hebben een praktisch gerichte belangstelling. Alleen met "vuurwerk" zijn ze er bij te slepen.

d. De in het verschiet liggende proö/emen bij het h.b.o. en/of de krappe arbeidsmarkt werpen hun schaduwen vooruit en werken destimulerend.

e. De leerlingen zijn pragmatisch ingesteld. De vraag naar de zin en de toepasbaarheid van de aangeboden leerstof ligt voor in de mond.

f. Aan interesses buiten het studleveld wordt ruimschoots ruimte gegeven (omgang met elkaar, brommer, uiterlijk, baantje). Het belang ervan wordt lang niet altijd ondergeschikt geacht aan dat van de studie.

Gesteld kan worden dat veel havo-leerlingen voor wat betreft leefwereld en studiementaliteit zeker zo dicht - en wellicht dichter - bij de mavo staan als bij het vwo. In het licht van wat onder A opgemerkt is over het leerstof niveau is duidelijk dat hier sprake is van een knelpunt.

Opgemerkt moet nog worden dat het met de doorstromingslijnen ook niet goed (meer) zit. De uitgezette lijnen waren:

vwo —w.o.

havo —h.b.o.

mavo —m.b.o.

Mede i.v.m. plaatsingsproblemen bij het w.o. gaat een behoorlijk potentieel vwoleerlingen naar het h.b.o. Het aantal havo-leerlingen dat doorstroomt naar het h.b.o. is sterk dalend. Afvalpercentages van havo-abituriënten in het h.b.o. van 60 tot 70% liegen er ook niet om. Daar staat tegenover een sterk groeiende stroom van havo naar m.b.o. Dit betekent dat de havo de betere leerling, die qua vervolgopleiding in haar thuishoort, mist (zit in vwo), en (te) zwakke leerlingen, die qua vervolgopleiding in de mavo thuis horen, meeneemt.

C. Een nieuw begin

Havo-4 wordt door veel leerlingen als een nieuwe start beleefd in de schoolloopbaan. Er is sprake van discontinuïteit t.a.v. klasseverband, vakken (geheel nieuwe vakken, nieuwe vakonderdelen), docenten (met andere benadering dan in onderbouw c.q. mavo) en soms zelfs school. De doorstromers hebben hun vakkenpakket gekozen, de moeilijke vakken laten schieten. De instromers hebben na het mavo-examen 3/2 maand studievrij gehad. Geen wonder dat veel havo-4 leerlingen te optimistisch en vaak ook te traag van start gaan. En dat tegenover een hoog lestempo (veel uren per vak, voorexamenklas, begin cursusjaar). Ongetwijfeld zijn er diverse leerlingen die al vanaf het begin de échte aansluiting missen. De havo is het enige schooltype in het voortgezet onderwijs waarin onderweg op zo grote schaal een nieuwe start plaatsvindt. In dit opzicht is havo-4 enigszins te vergel ijken met de brugklas. Nu neemt studiebegeleiding in de brugklas een belangrijke plaats in. Gezien het bovenstaande moet studiebegeleiding ook in havo-4 alle aandacht hebben.

Samenvatting en conclusies

1. Door de tweeslachtige doelstelling is de havo nooit tot een duidelijke profilering gekomen.

2. Gezien het hoge zittenblijverspercentage van havo-doorstromers in havo-4 dient de overgang van havo-3 naar havo-4 kritisch te worden bewaakt. Op onze school is een marge ingebouwd voor bespreekgevallen, waarbij soms wordt doorverwezen naar mavo-4.

3. De mavo-instroom vormt meer en meer een probleemgroep. Strengere toelatingseisen bij een algemene tendens van versoepeling zijn nauwelijks verkoopbaar.

4. In de eerste periode dient door docenten en mentoren voortdurend benadrukt te worden dat een trage start, zeker in havo-4, fataal is.

5. Aandacht moet er zijn voor de diversiteit en begintermen. Hiaten moeten snel worden opgespoord en eventueel met extra opdrachten worden aangevuld.

6. (Vakgerichte) studiebegeleiding is in havo-4 dringend nodig. Aandacht voor de manier waarop ieder leerstofonderdeel moet worden bestudeerd. Controle of dit ook gebeurt. Foutenanalyse. Op onze school is een boekje "studieadviezen voor de

havo-bovenbouw" ontworpen. Het is van belang dat docenten en mentoren bevorderen dat dit voor de leerling een gebruiksboekje is.

7. De samentiang tussen leerstofniveau enerzijds en niveau/type havo-leerling anderzijds dient voortdurend kritisch in de gaten te worden gehouden door de vaksecties. Hier ligt één van de hoofdknelpunten. Op onze school is alle vaksecties gevraagd dit punt te bestuderen.

8. Bij de aanbieding van de leerstof en de keuze van didactische vormen moet er sprake zijn van een gerichtheid op de havo-leerling, bijvoorbeeld:

- leerstof zoveel mogelijk concretiseren; - min of meer thematische behandeling in het literatuuronderwijs; - gerichte huiswerkopdrachten; - groepswerk bij veel inzichtvragende onderdelen (interpretatie van tabellen, grafieken, overzichten e.d.); - aandacht voor toepassingen.

9. De oorspronkelijk bedoelde doorstromingslijnen nó het voortgezetonderwijs zijn danig verstoord.

J. Molenaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

De Reformatorische School | 44 Pagina's

Havo-bovenbouw, nog steeds een zorg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

De Reformatorische School | 44 Pagina's