De boekhouding van de basisschool

Met de inwerkingtreding van de Wet op het basisonderwijs op 1 augustus 1985 zal tevens het nieuwe vergoedingenstelsel voor de basisschool ingevoerd worden. Dit nieuwe stelsel heb ik in hoofdlijnen uiteengezet in "De Reformatorische School" van april 1985.

De regering heeft het stelsel van bekostiging van het basisonderwijs, ontworpen door de interdepartementale werkgroep-Londo, inmiddels overgenomen. Ook heeft de Tweede Kamer heeft groen licht gegeven voor dit stelsel. Op korte termijn zal een voorstel tot wijziging van de WBO worden ingediend ter formalisering van dit vergoedingsstelsel. Dit stelsel zal dan met terugwerkende kracht in werking moeten treden (op 1 augustus 1985).

In de loop van juli 1985 kunnen de schoolbesturen en de basisscholen een brochure gewijd aan het bekostigingssysteem voor het basisonderwijs, zoals dat vanaf 1 augustus 1985 zal gelden, van het Ministerie van onderwijs en wetenschappen tegemoet zien.

De invoering van bedoeld vergoedingsstelsel heeft tot gevolg, dat de boekhouding per 1 augustus 1985 daaraan aangepast dient te worden.

Afsluiting boelchouding op 31 juli 1985

Het nieuwe vergoedingssysteem houdt in, dat per school en per gebouw geadministreerd moet worden. Het Bekostigingsbesluit WBO, dat thans nog niet vastgesteld is, geeft voorschriften omtrent de inrichting van de boekhouding. Gelet hierop verdient het aanbeveling de boekhouding van de kleuter- en de lagere school per 31 juli 1985 af te sluiten en tevens per die datum de balans op te maken.

Op deze wijze wordt een goede aansluiting van het oude op het nieuwe vergoedingssysteem verkregen. Hiermede wordt tevens bereikt, dat nagegaan kan worden of de vergoedingsbedragen t.b.v. de materiële instandhouding toereikend zijn.

Boekhoudvoorschriften

Het Bekostigingsbesluit WBO geeft een aantal voorschriften inzake de inrichting van de boekhouding van de basisschool. Het bevoegd gezag moet zorg dragen voor een overzichtelijke en deugdelijke administratie van de financiële gegevens per school. De administratie van elke onder het beheer van het bevoegd gezag staande school omvat alle ontvangsten, gesplitst naar de volgende artikelen van de WBO: art. 94: rijksvergoedingen voor de materiële voorzieningen;

art. 97: onderwijsleerpakketten en het meubilair bedoeld in artikel 78 c.q. voor vergoeding in aanmerking gebracht krachtens artikel 70 WBO bouw permanente huisvesting door het bevoegd gezag; art. 98: extra vergoeding voor bouw permanente huisvesting door het bevoegd gezag;

art. 101: rijksvergoeding voor de materiele instandhouding i.v.m. bijzondere omstandigheden;

art. 102: gemeentelijke overschrijdingsbedragen voor de materiële instandhouding.

Voorts moeten de overige ontvangsten en alle uitgaven in de boekhouding onderscheiden worden naar: - het personeel; - de huisvestingsvoorzieningen; - de materiële voorzieningen t.b.v. de instandhouding, onverdeeld per programma van eisen, t.w.:

a. gebouwafhankelijke eisen omtrent: 1. preventief onderhoud van gebouwen en terreinen, met uitzondering van het tuinonderhoud;

2. tuinonderhoud; 3. electriciteitsverbruik; 4. verwarming; 5. waterverbruik; 6. schoonmaakonderhoud, en 7. publiekrechtelijke heffingen, met uitzondering van onroerend-goedbelasting;

b. niet-gebouwafhankelijke eisen omtrent:

1. medezeggenschap; 2. onderhoud, vervanging en vernieuwing van onderwijsleerpakketten en onderhoud meubilair; 3. administratie, beheer en bestuur; 4. verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid, en 5. overige voorzieningen ter verzekering van de goede gang van het onderwijs.

Tevens moet de administratie van het bevoegd gezag voor alle onder zijn beheer staande scholen gezamenlijk een overzicht van de voorzieningen omvatten.

Ook moet aan het einde van ieder kalenderjaar een overzicht in de administratie van de school worden opgenomen, waaruit in leder geval blijkt welke uitgaven voor eigen rekening zijn gedaan.

De eis om zorg te dragen voor een overzichtelijke en deugdelijke administratie zal er naar de mening van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, toe leiden, dat de inrichting van de boekhouding met het oog op de te verrichten controles voldoende zal zijn. Voorts is genoemde bewindsman van oordeel, dat deze voorschriften zodanig zijn, dat de gegevens die voor het evalueren van de bekostiging zelf van belang zijn, niet worden vertekend door b.v. de eigen financiële situatie die specifiek met de school samenhangt.

Reserves op 1 augustus 1985

Indien het schoolbestuur de beschikking heeft over financiële reserves ten behoeve van het onderhoud van schoolgebouwen voor het kleuter- en lager onderwijs mogen deze behouden worden. Er bestaat geen wettelijke verplich­ ting tot restitutie daarvan aan de gemeente.

Wellicht zullen de schoolbesturen uit de van de gemeente ontvangen vergoedingen terzake van de exploitatiekosten een reserve hebben gekweekt in verband met slijtage, aanvulling en onderhoud van leer- en hulpmiddelen. Ook deze reserves kunnen niet door de gemeente teruggevorderd worden.

In het bekostigingssysteem, dat vanaf 1 augustus 1985 zal gelden, is onderhoud, vervanging en vernieuwing van het onderwijsleerpakket begrepen in de vergoeding van de kosten materiële voorzieningen t.b.v. de instandhouding. Krachtens de Kleuteronderwijswet en de Lager-onderwijswet 1920 was het mogelijk de gemeenteraad te verzoeken gelden beschikbaar te stellen voor de vervanging van leer-en hulpmiddelen In verband met onderwijskundige vernieuwingen.

Onder de werking van het nieuwe bekostigingssysteem kan dit niet meer. Kosten van deze aard dienen in het vervolg te worden bestreden uit de gemeentelijke vergoeding materiële voorzieningen t.b.v. de instandhouding. Hiermede Is tevens de noodzakelijkheid aangetoond om voor vervanging van het onderwijsleerpakket In verband met onderwijskundige vernieuwingen een reserve te kweken. Sommige schoolbesturen zullen beschikken over zgn. saldi-reserves, die ontstaan zijn uit overschotten op vergoedingen van de exploitatiekosten krachtens de Kleuteronderwijswet en de Lager-onderwijswet 1920. Deze reserves zijn derhalve niet gevormd om hiermede te verwachten noodzakelijke uitgaven te financieren. Deze saldi-reserves blijven ook in het bezit van het schoolbestuur.

Vergoeding materiële instandhouding 1 augustus t/m 31 december 1985

Krachtens artikel E 25 OWBO moet de minister vóór 1 juli 1984 ten behoeve van de materiële instandhouding In het tijdvak 1 augustus 1985 tot en met 31 december 1985 een voorlopig bedrag vaststellen.

Aan deze wettelijke bepaling heeft de minister uitvoering gegeven bij circulaire dd. 29juni 1984, kenmerk BO/KL/SE- 700.240, onderwerp uitkering kleuter-, gewoon lager c.q. basisonderwijs 1985.

Nu op 1 augustus 1985 het nieuwe vergoedingsstelsel in werking zal treden, komt genoemde circulaire t.a.v. de uitkering basisonderwijs 1985 te vervallen.

De voorlopige vergoedingsbedragen 1985 zijn op het moment van het gereedmaken van dit artikel nog niet bekend.

Vergelijking van oud met nieuw belcostigingssysteem

Een vergelijking tussen het oude ver­ goedingsstelsel en het nieuwe bekostigingssysteem Is moeilijk te maken.

Het is niet uitgesloten dat de nieuwe regeling een achteruitgang tot gevolg zal hebben voor de basisscholen in grote gemeenten en een vooruitgang voor de scholen voor basisonderwijs in kleine gemeenten, met name in kleine gemeenten waar thans geen enkele school voor kleuter- en lager onderwijs gevestigd is.

J.J. Verhage.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen