Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bewindslieden van O en W zien af van wettelijke maatre gelen inzake een gecoördineerde herschikkingsoperatie V.O.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bewindslieden van O en W zien af van wettelijke maatre gelen inzake een gecoördineerde herschikkingsoperatie V.O.

Parlementair

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het februarinummer van "De Reformatorische School" is een beschouwing gewijd aan het door de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen drs. N.J. Ginjaar- Maas aan de Tweede Kamer aangeboden wetsvoor­

stel tot "Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, houdende verhoging van de opheffingsnormen voor scholen die aansluiting geven op het basisonderwijs, alsmede enige bepalingen tot de samenvoeging van scholen", het zgn. HEF-VO-wetsontwerp.

Voorlopig verslag

De vaste Commissie voor Onderwijs en Wetenschappen uit de Tweede Kamer, welke commissie belast is met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft op 16 januari 1986 verslag uitgebracht over haar voorlopige bevindingen. Dit wetsontwerp is bij de onderscheiden Tweede Kamerfracties op ernstige kritiek gestuit.

Uit het voorlopig verslag op het onderhavige wetsontwerp blijkt duidelijk, dat bij een meerderheid van de Tweede Kamer ernstige bezwaren bestaan tegen tenminste één centraal onderdeel van het wetsvoorstel, t.w' de hoogte van de voorgestelde opheffingsnormen. Gedurende de periode tot en met het schooljaar 1990/1991 zou een opheffingsnorm van gemiddeld 45 leerlingen per leerjaar gelden, zonder dat hierop enige reductie zou worden toegekend. Deze opheffingsnorm, die vanaf 1 augustus 1986 zou gelden, zou met terugwerkende kracht geacht ingegaan te zijn op 1 augustus 1984. Vanaf 31 juli 1991 zou een opheffingsnorm gelden van gemiddeld 60 leerlingen per leerjaar. Vanaf dit tijdstip zouden hierop een reductie voor afstand tot andere scholen van dezelfde richting en/of voor he^ bestaan van scholengemeenschappen kunnen worden toegepast.

De opvattingen, die de onderscheiden fracties in de Tweede Kamer - blijkens het voorlopig verslag - over de hoogte van de opheffingsnormen hebben, zijn als volgt:

P.v.d.A.

De 30-norm komt deze fractie te laag voor. Deze norm dient hoger gesteld te worden indien onderhouw-dislocaties toegestaan zouden worden. Indien zodanige dislocaties niet haalbaar zouden blijken te zijn, dan behoudt deze fractie zich het recht voor alsnog te pleiten voor een 30-norm.

In samenhang met een onderbouwdislocatiemogelijkheid zou naar het oordeel van deze fractie nog te denken zijn aan een opheffingsnorm van 45 c.q. 60. De P.v.d.A. neigt - blijkens het voorlopig verslag - in dat geval naar een 45norm, doch wil alvorens definitief te kiezen de mening van de regering vernemen.

C.D.A.

De 60-norm wordt onaanvaardbaar hoog geacht. De 45-norm met reducties acht deze fractie een redelijk alternatief. Indien de 45-norm met reducties in een groot aantal gevallen op een 30-norm uitkomt, dan vindt het C.D.A. een keus voor de 30-norm het overwegen zeker waard.

V.V.D.

Deze fractie wenst uit te gaan van twee normen, n.l. van gemiddeld 45 leerlingen per leerjaar voor verstedelijkte gebieden en gemiddeld 30 leerlingen

per leerjaar voor het platteland.

DW'66

Deze fractie heeft gekozen voor een ondernorm van gemiddeld 30 leerlingen per leerjaar.

S.G.P.

De 60-norm met reductiefactoren wordt afgewezen. Bovendien heeft deze fractie moeite met de 45-norm zonder meer. Deze fractie heeft - overeenkomstig het commentaar van de V.G.S. op het wetsontwerp (zie "D.R.S." van februari 1986) - het volgende voorstel gedaan:

1. De 45-norm wordt verlaagd, Indien zich op een afstand van minder dan 10 km van de desbetreffende school, gemeten langs de kortste afstand over de weg, geen school van dezelfde soort bevindt, waar het verlangde onderwijs wordt gegeven. Die norm Is dan, in afwijking van het bovenstaande, gemiddeld: a. 36 leerlingen per leerjaar, Indien die school zich op een afstand van 10 tot 15 km bevindt; b. 33 leerlingen per leerjaar, indien die school zich op een afstand van 15 tot 25 km bevindt; c. 30 leerlingen per leerjaar, indien die school zich op een afstand van 25 km of meer bevindt.

2. De reductiefactor l.v.m. het bestaan van scholengemeenschappen moet geregeld worden conform het hier­ over gestelde in het eindverslag van de gemengde werkgroep HEF-VO en artikel V, onderdeel A, 3e lid, van het wetsvoorstel.

R.P.F.

Deze fractie heeft uitgesproken het raadzaam te achten om alsnog met de besturenorganisaties overeenstemming te bereiken over de opheffingsnorm. Zij ziet een gedegen onderbouwing van een opheffingsnorm van o.a. 30, 45 en 60 leerlingen van de regering temoet.

G.P.V.

Deze fractie heeft ernstige bezwaren tegen het voorstel om de basisopheffingsnorm te stellen op gemiddeld 60 leerlingen per leerjaar. De 45-norm met reductlemogelijkheden wordt aanzienlijk realistischer en ook acceptabeler geacht.

Een 45-norm met reductlemogelijkheden, resulterend In een feitelijke norm van ongeveer 30 leerlingen per leerjaar, wordt zeker niet misplaatst geacht.

Memorie van antwoord

Op 19 februari 1986 liet de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. N.J. Ginjaar-Maas, de Tweede Kamer weten dat zij nog geen concreet tijdstip kon aangeven waarop de zgn. memorie van antwoord kan worden tegemoet gezien. De oorzaak

hiervan was de veelheid van de in het voorlopig verslag tot uitdrukking gebrachte gezichtspunten, die een nadere, zorgvuldige afweging nodig maakt en het feit, dat het hier onn een politiek gecompliceerd wetsvoorstel gaat, waarbij het budgettaire kadereen belangrijke rol speelt.

Inmiddels is de memorie van antwoord verschenen. Daarin doen de verantwoordelijke bewindslieden de opzienbarende mededeling, dat de bezwaren die een meerderheid van de Tweede Kamer heeft tegen de hoogte van de voorgestelde opheffingsnormen van een zodanige aard zijn, dat zij tot de conclusie hebben moeten komen af te zien van wettelijke maatregelen die als kader dienen voor een gecoördineerde herschikkingsoperatie. Regelgeving gericht op het realiseren van de Hef-vooperatie door middel van een regiogewijze aanpak, gecoördineerd door de landelijke besturenorganisaties, zal door hen dan ook niet langer worden bevorderd.

De bij die memorie van antwoord gevoegde nota van wijziging strekt er toe een opheffingsnorm van gemiddeld 30 leerlingen per leerjaar in te voeren. Hiermede wordt derhalve een radicale ombuiging van het beleid van de bewindslieden op dit terrein aangegeven.

Staatssecretaris mevr. Ginjaar-iViaas, die deze nota van wijziging als eerst verantwoordelijke heeft ondertekend, stelt in de memorie van antwoord o.m., dat het navrant is, dat de betrokken besturenorganisaties steeds afstand hebben genomen van een voor de operatie noodzakelijk stelsel van normen.

De staatssecretaris heeft het voorstel van de meeste fracties om de opheffingsnorm op gemiddeld 45 leerlingen per leerjaar te stellen met daarop een mogelijkheid van uitzondering tot 30 leerlingen per leerjaar van de hand gewezen. De bewindslieden zien het voorstel voor een opheffingsnorm van 45 met kortingen als "half werk". Alsdan zouden nog extra middelen gevonden moeten worden voor een zgn. sociaal plan. Een zodanig plan is nu uitgesloten. Met de voorgestelde opheffingsnorm van 30 leerlingen per leerjaar zal een beperkt aantal scholen in de gevaren­ zone terecht komen. Deze opheffingsnorm zal integraal worden ingevoerd, d.w.z. dat er geen uitzonderingen of speciale regelingen meer zijn.

De 30-norm houdt in, dat b.v. een mavoschool kan blijven voortbestaan bij 120 leerlingen (4 x 30), zoals alle andere scholen met een vierjarige cursusduur. Een scholengemeenschap mavo/havo/ vwo blijft bekostigd zolang het aantal leerlingen 450 bedraagt (de som van de leerjaren: (4 + 5 + 6) x 30).

Voor een lyceum (atheneum en gymnasium) geldt in afwijking van het bovenstaande een opheffingsnorm van 8 x 30 = 240 leerlingen (i.p.v. 360 leerlingen). Op scholen voor lbo zullen leerlingen op afdelingen voor individueel onderwijs, in tegenstelling tot hetgeen aanvankelijk in de bedoeling lag, voor de volle 100% meetellen ongeacht het percentage.

Van een aparte positie van het landbouwonderwijs wordt afgezien. Bij scholengemeenschappen wordt geen reductie toegepast voor gemeenschappelijke brugjaren. Ook worden geen reducties toegepast i.v.m. afstand.

Aan deze voorgestelde wetswijziging zal geen terugwerkende kracht worden toegekend. De 30-norm geldt vanaf 1 augustus 1986. Indien een school gedurende drie achtereenvolgende leerjaren onder de norm komt (vanaf 1 augustus 1986) vervalt de bekostiging door het Rijk.

Nu het gewijzigde wetsvoorstel beperkt is tot een eenduidige "lage norm" kan - zo stellen de bewindslieden in de memorie van antwoord - slechts een gedeelte van de door de Staten-Generaal destijds geaccordeerde bezuinigingstaakstelling (58 miljoen gulden) worden gerealiseerd. In de Voorjaarsnota van het kabinet zullen nadere voorstellen omtrent vervangende maatregelen die tot besparingen leiden, worden gedaan.

Nader voorlopig verslag

Na kennis te hebben genomen van de inhoud van de memorie van antwoord en de daarbij ingezonden nota van wijziging bleek in de Vaste Commissie voor Onderwijs en Wetenschappen uit de Tweede Kamer behoefte te bestaan aan het uitbrengen van een nader voorlopig verslag.

In het op 27 maart 1986 vastgestelde nader voorlopig verslag waaraan uitsluitend de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD en D'66 een bijdrage hebben geleverd, blijkt t.a.v. de opvatting die deze fracties hebben over de beleidsombuiging omtrent de voorgestelde norm het volgende.

- De PvdA-fractie geeft geen oordeel over de thans voorgestelde 30-norm. - De CDA-fractie is zeer voldaan met de keuze voor de 30-norm.

- De 30-norm zonder reducties heeft de warme instemming van de VVDfractie.

- De leden van de D'66-fractie zijn verheugd dat de nota van wijziging "integraal de door hen voorgestelde opheffingsnorm van gemiddeld 30 leerlingen per leerjaar bevat".

Het merendeel dezer fracties heeft er voor gepleit een aantal in dit uitgeklede wetsvoorstel ontbrekende elementen, die gekoppeld zouden worden aan de aanvankelijk voorgestelde introductie van de 60-norm, door amendering in een wettelijke regeling op te nemen. Uit de Kamerbehandeling zal blijken of deze beleidsvoornemens nog gewijzigd zullen worden.

Behandeling door de Tweede Kamer

In de op 7 maart 1986 verschenen memorie van antwoord wijzen de bewindsleden er op, dat de 30-norm een snelle behandeling door de Tweede Kamer ten goede kan komen. Destijds konden zij uiteraard niet weten, dat de Vaste Kamercommissie behoefte had aan het uitbrengen van een nader voorlopig verslag.

Voor zover bekend kan de nadere memorie van antwoord niet vóór de a.s. verkiezingen voor de Tweede Kamer verwacht worden. Dit heeft weer tot gevolg, dat de definitieve politieke besluitvorming omtrent dit wetsontwerp over de verkiezingen heengetild wordt. Wellicht zal deze reeds enkele jaren slepende zaak, die als een zwaard van Damocles boven scholen voor voortgezet onderwijs hangt, een onderdeel vormen van het door het nieuwe kabinet te sluiten regeerakkoord.

Uit een en ander blijkt duidelijk, dat het hier om een politiek gecompliceerde aangelegenheid gaat.

J.J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1986

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Bewindslieden van O en W zien af van wettelijke maatre gelen inzake een gecoördineerde herschikkingsoperatie V.O.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1986

De Reformatorische School | 68 Pagina's