Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Visies van Algra en Kuyper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Visies van Algra en Kuyper

Lesbrief voortgezet onderwijs

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

I De visie van H. Algra op de Doleantie

(ontleend aan: "Het wonder van de negentiende eeuw")

"De Doleantie was inderdaad een spontaan en later meer georganiseerd verzet tegen de kerkelijke reglementen en tegen zulk een toepassing daarvan dat het Modernisme overal vrij spel had. (...)

Elke kerkeraad, die het als zijn roeping beschouwde, overeenkomstig het bevestigingsformulier, om te weren wat de belijdenis der Kerk weerstond, moest in conflict komen met de reglementen. Het werd kiezen of delen.

Een duidelijk voorbeeld is de geschiedenis van de Doleantie in Kollum. (...) In 1883 besloot de kerkeraad van Kollum geen attestaties van elders inkomende leden te aanvaarden, tenzij die hun instemming wilden betuigen met detwaalf artikelen van het algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof, de belijdenis van alle kerken en alle eeuwen.

Aan deze vordering van de kerkeraad werd geregeld voldaan, totdat een dochtervan de liberale burgemeester Witteveen zich met haar attestatie meldde. Zij weigerde de gevraagde instemming te betuigen en haar vader protesteerde bij het classicaal bestuur, maar dat was rechtzinnig en gaf hem nul op het request. In hoger beroep kreeg hij bij het vrijzinnig kerkbestuur van Friesland evenwel gelijk en de kerkeraad van Kollum werd geschorst. Toen brak de kerkeraad met de synodale organisatie en ging in Doleantie. Dat was in juli 1886 en het was de tweede dolerende kerk in Friesland. De eerste was die van Reitsum, de kerk van "Vader Ploos", van ds. Johannes Jacobus Assuerus Ploos van Amstel. (...)

Er bestond in zijn dagen een Friese Vereniging van Gereformeerde Predikanten, predikanten in de Hervormde Kerk die zich wilden verweren tegen het beleid der Hervormde Synode, die de proponentsformule gebruikte tot een poort voor onbeperkte leervrijheid. Toen de vereniging in februari 1886 weer te Leeuwarden bijeenkwam, deelde ds. Ploos mede, dat zijn gemeente zich de vorige avond had losgemaakt van de synodale hiërarchie. De vergadering was overrompeld, wist niet goed hoe zij reageren moest en ging uiteen om nooit weer bijeen te komen.

Inderdaad had de gehele gemeente van Reitsum zich op voorstel van de kerkeraad

losgemaakt uit het synodale verband. Zij wilde dus géén afscheiding, niet de stichting van een nieuwe kerk. De kerk was voor haar de plaatselijke kerk, de kerk van Reitsum, en die kon een goed contact onderhouden met andere kerken, maar wilde niet langer het juk dragen, dat aan alle Hervormde of Gereformeerde kerken onwettig was opgelegd door het Koninklijk Besluit van 1816. Daarmee is meteen het wezen van de Doleantie getekend: zij wilde geen afscheiding, maar bevrijding, geen breuk, maar herstel. Maar het spreekt vanzelf, dat dit voor de Synode der Hervormde Kerk onaanvaardbaar was. Zij verdiepte zich niet in vragen omtrent de vrijheid der kerk. Zij wenste niets te maken te hebben met het handhaven van de belijdenis der kerk; zij was erom de reglementen te handhaven. En niemand kan volhouden, dat de Doleantie een plaats kon hebben binnen het kader van de reglementen. Een gemeente, die de synodale hiërarchie niet meer erkent, is geen Ned. Hervormde Gemeente meer.

(Vervolgens bespreekt Algra de kwestie Kootwijk. Kootwijk was al vanaf 1868 vacant. De kerkeraad besloot, na contact met ds. Van den Bergh uit Voorthuizen, een beroep uit te brengen op kandidaat Houtzagers, de eerste die aan de Vrije Universiteit van Kuyper geslaagd was voor het kandidaatsexamen in de theologie. Deze opleiding werd, ondanks verzoek, niet erkend door het Synodaal Bestuur. Ds. Van den Bergh bevestigt Houtzagers, nadat Kootwijk gebroken had met het synodale verband en dus zelfstandig was geworden.)

Deze geschiedenis van Kootwijk is de aanleiding geweest tot een wijd verbreid verhaal van de volgende inhoud. Dr. Kuyper had de Vrije Universiteit gesticht en die Universiteit had ook een theologische faculteit. Maar nu de Hervormde Synode alleen afgestudeerden van de openbare universiteiten tot de kerkelijke examens wou toelaten, zag hij, dat "zijn" studenten geen plaats zouden kunnen krijgen in de Hervormde Kerk. Daarom organiseerde hij de Doleantie. (...)

Men moet een zekere mate van eenvoud en fanatisme hebben, om het te geloven. Maar het is verbreid geworden tot op deze dag. (...)

Zowel in Reitsum als in Voorthuizen was één van de motieven, waarom met de synodale organisatie werd gebroken, de schorsing in Amsterdam. Déér is de grote strijd voor de Doleantie gestreden. Hier is een groot verschil met de Afscheiding. Bij de Afscheiding hebben maar een paar gemeenten èls gemeenten gebroken met het Hervormd Kerkgenootschap en slechts

een vijftal predikanten nam de leiding. De Doleantie had haar zwaartepunt in Amsterdam, waar de kerkeraad vooropging, en in tal van steden en dorpen gingen predikant en kerkeraad samen dezelfde weg als de kerkeraad van Amsterdam. Ook in Amsterdam zat de kern van de strijd in de lidmatenkwestie. Maar zij lag daar anders dan in gemeenten als Kollum en Leiderdorp. In Amsterdam waren nl. ook vrijzinnige predikanten, al waren zij ver in de minderheid. Zij hadden hun catechisaties.

Maar de rechtzinnige ouderlingen wilden niet meewerken bij de aanneming. Dus werd de andere mogelijkheid geprobeerd: buiten Amsterdam in een vrijzinnige gemeente belijdenis doen en daarna met attestatie terugkeren naar Amsterdam. Om evenwel elders belijdenis te doen, moest men een getuigschrift van de eigen kerkeraad tonen van zedelijk gedrag. De kerkeraad van Amsterdam was tot het afgeven van zulk een attest alleen bereid, als hem duidelijk werd, wat de jonge a.s. lidmaten met het afleggen van hun belijdenis bedoelden. Daarom vroeg hij aan de betrokken jongelieden te verklaren, dat hun bedoeling was, de Here Jezus te belijden als de enige en algenoegzame Zaligmaker, die overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Zulk een verklaring werd door allen geweigerd, en daarom gaf de kerkeraad de attesten niet af. (...)

Wie zich op het standpunt stelt, dat de kerkeraad in de gemeente des Heren verplicht is, in gehoorzaamheid aan de Koning der Kerk, om te waken voor de handhaving der belijdenis, en om te weren wat die belijdenis loochent, moet de kerkeraad van Amsterdam gelijk geven. Hij mocht er niet toe meewerken, dat jongelieden, die weigerden de Christus der Schriften te belijden, nochtans werden toegelaten tot het Heilig Avondmaal. Maar in heel deze kwestie is één zwak punt. Amsterdam had drie moderne predikanten, die de jongelieden onderwezen in een geest, die tegen de belijdenis der kerk inging. Maar de kerkeraad had tegen deze predikanten géén maatregelen genomen, ze niet aangeklaagd wegens ontrouw in hun herderlijk werk, ontrouw aan de belijdenis, loochening van de waarheid die in de Schriften geopenbaard was. (...)

In elk geval, het werd duidelijk, dat het conflict nu voor de deur stond. En bij de nadering van dat conflict nam de kerkeraad van Amsterdam een besluit met betrekking tot het beheer van de kerkelijke goederen. Hij besloot: wanneer het tot een conflict mocht komen, en de kerkeraad om zijn trouw aan de belijdenis zou worden geschorst, en er misschien een nieuwe, een tegenkerkeraad zou komen, dan zullen de kerkvoogden de oude, om zijn trouw geschorste kerkeraad als de enige wettige kerkeraad blijven erkennen. En toen sloeg hetclassicaal kerkbestuur toe. Het schorste allen die voor dit voorstel hadden gestemd."

Vragen:

1. Hóe had het Modernisme vrij spel in de Hervormde Kerk? (Ie alinea)

2. Van welk bevestigingsformulier is sprake in alinea 2?

3. Waarom was volgens Algra de Doleantie geen afscheiding?

4. Uit welke passage(s) blijkt heel duidelijk dat Algra zelf gereformeerd is?

5. Algra schreef dit boek in 1965, vele jaren né de Doleantie dus. Men bekeek in de kring van de Gereformeerde Kerk toen ook het eigen optreden wat kritischer. Waarzie je dit heel duidelijk in Algra's verhaal?

6. Wat is een attestatie? Wanneer heb je dat vandaag ook nog nodig?

II Chronologie

1 mrt. 1867 Nieuw reglement voor het verkiezen van kerkeraadsleden en het beroepen van een predikant: óf door de kerkeraad (oude systeem), óf door de gemeente (nieuwe mogelijkheid). De gemeente zelf beslist welk systeem ze wil.

10 nov. 1867 Kuyper doet intrede in Utrecht. In z'n intredepreek zegt hij: "Of we dus tot kerkherstel of tot stichting eener nieuwe kerk ons moeten opmaken, tot bouwen zijn we in elk geval geroepen".

7 nov. 1869 Ouderling G.Ruys (A'dam) staat na de dienst van de moderne ds. Van Bell op en zegt met stemverheffing tegen de gemeente: "Als ouderling der hervormde gemeente verklaar ik aan de vergadering, dat de leer welke die man zoo even verkondigd heeft, is eene leugenleer, niet uit God, maar uit den duivel". (Ie Kerstdag laat ouderling W.Knap een vergelijkbaar protest horen. De predikanten verzoeken de kerkeraad zijn afkeuring hierover uit te spreken. De meerderheid is het echter met de bezwaren van genoemde ouderlingen eens.)

18 apr. 1870 Ds. P.H. Hugenholtz (A'dam) ontkent in zijn Paaspreek de lichamelijke opstanding van Christus.

10 aug. 1870 Kuyper doet intrede in Amsterdam. Stelt: "We moeten verbouwen of verhuizen."

9 apr. 1871 Twee ouderlingen van de A. damse kerkeraad eisen de afzetting van ds. Hugenholtz vanwege zijn Paaspreek. (Op 16okt.wordtdit door het classicaal bestuur afgewezen, omdat de Reglementen een beoordeling van de leer niet toelaten.)

mrt 1872 Zeventien ouderlingen besluiten geen "dienst" meer te doen bij moderne predikanten.

25 mrt. 1872 Twee ouderlingen maken bezwaar tegen de aanneming van zes belijdeniscatechisanten van ds. Van Gorkum.

9 okt. 1872 Kuyper sticht vereniging "Beraad", waarin gelijkgezinde kerkeraadsleden, onder geheimhouding, voorafgaand overleg zullen plegen over alle belangrijke onderwerpen die op de kerkeraadsvergaderingen aan de orde zullen komen.

27 okt. 1872 Kuyper schrijft in de "Standaard": "Men deed het verstandigst, zoo men wapenstilstand sloot, zich verstond en desnoods met billijke deeling van goederen een onhoudbaar huwelijk ontbond."

1874 Kuyper wordt lid van de Tweede Kamer, legt zijn ambt neer, maar wordt wel ouderling van de A'damse kerkeraad.

7 mei 1875 In de kwestie Tydeman - de ouderling die hulp verleend heeft aan ds. Van Gorkum, zodat toch moderne catechisanten als lid werden aangenomen - besloot de A'damse kerkeraad te berusten, "aangezien hij den tijd nog niet gekomen achtte tot rechtstreeks verzet tegen de hooge besturen".

1876 Groen van Prinsterer sterft; Kuyper raakt overwerkt en gaat op buitenlandse reis.

jan. 1879 De Synode wijzigt het artikel over belijdenis-doen zó, dat voortaan bezwaren tegen de geloofsovertuiging van de a.s. lidmaten geen reden voor afwijzing meer mogen zijn.

1879 In Dordrecht worden veertien ouderlingen en twee predikanten, die. toch jonge lidmaten weigerden in te schrijven, geschorst.

20 okt. 1880 Opening van de Vrije Universiteit.

15 jan. 1883 De proponentsformule wordt "elastischer": a.s. predikanten hoeven slechts te beloven "de belangen van het Godsrijk" te zullen behartigen. De Belijdenis hoeft dus niet meer ondertekend te worden.

1883 Kuyper publiceert zijn "Tractaat van de Reformatie der Kerken"; dit wordt wel genoemd hef'actieprogrammaderdoleantiebeweging". In orthodoxe gemeenten moest de band met het "ingedrongen en dus valsch kerkbestuur" verbroken worden, aldus Kuyper.

24 mei 1883 De A'damse kerkeraad besluit, dat niemand bevestigd zal worden tot predikant als hij niet voor de kerkeraad de drie formulieren ondertekent.

(Op 11 april was dit besloten op een door Kuyper bijeengeroepen vergadering van gelijkgezinde kerkeraadsleden uit het hele land.)

1884 Kuyper en enkele gelijkgezinde ouderlingen laten zich als wijkouderling Indelen bij de drie enig overgebleven moderne predikanten van Amsterdam.

In december weigeren deze ouderlingen enkele leerlingen van deze predikanten te aanvaarden als lidmaten.

24 nov. 1885 De Synode draagt de kerkeraad op de benodigde attesten vóór 8 jan. 1886 af te geven.

14 dec. 1885 De kerkeraad beslist dat de kerkvoogdij, die o.a. de kerkgebouwen en het geld beheert, de oorspronkelijke kerkeraad in geval van een schorsing toch als wettige kerkeraad zal erkennen.

4 jan. 1886 Het classicaal bestuur schorst die leden van de A'damse kerkeraad (5 predikanten, 42 ouderlingen en 33 diakenen) die vóór het voorstel van 14 dec. gestemd hadden. De schorsing ging direct in. De geschorsten belegden nu op zondag zgn. bijbellezingen,

jan. 1886 Kandidaat Houtzagers neemt, na kerkelijk geëxamineerd te zijn door o.a. ds. Van den Bergh van Voorthuizen, het beroep naar Kootwijk aan.

2 febr. 1886 De kerkeraad van Kootwijk verklaart zich zelfstandig, dus los van het Hervormde kerkverband, omdat de dag ervoor de kerkeraad geschorst was door de classis.

4 febr. 1886 Dekerkeraad vanVoorthuizenverklaartzichzelfstandig. (Hiertoewas in het geheim reeds besloten in sept. 1885, nadat de Synode haar verzoek om herstel van de oude proponentsformule had afgewezen.)

7 febr. 1886 Kandidaat Houtzagers wordt bevestigd in Kootwijk.

9 febr. 1886 De kerkeraad van Reitsum (predikant: J.J.A. Ploos van Amstel) gaat in doleantie.

1 dec. 1886 Vijfenzeventig ambtsdragers van Amsterdam worden afgezet; zij maken zich op 16 dec. vrij van de Hervormde Kerk en gaan als "Nederduitsche Gereformeerde Kerk" met de toevoeging "dolerend" zelfstandig verder.

Uiteindelijk gaan 76 predikanten, bijna 200 gemeenten en zo'n 100.000 leden met de Doleantie mee.

Ter discussie: Met welke van de onderstaande uitspraken ben je het op grond van eigen kennis en bovenstaande gegevens het meest eens? Formuleer eventueel een eigen visie.

A. De Doleantie was een spontaan en bijbels vereist verzet tegen het verval in de Hervormde Kerk. Het ontstond onafhankelijk van elkaar in diverse plaatsen, maar werd door het werk van Kuyper gestimuleerd en meer georganiseerd. Uiteindelijk forceerden de kerkelijke besturen een breuk door het streven naar herstel steeds meer onmogelijk te maken (wijziging artikel over belijdenis-doen en wijziging van de proponentsformule). -

B. De Doleantie was een begrijpelijke reactie op het verval in de Hervormde Kerk. Haar doelstelling - reformatie - was juist. Uiteindelijk koos men voor afscheiding. De man die taktisch, maar bewust op een breuk aanstuurde, was dr. A. Kuyper.

III Achtergronden van Kuypers denken over kerk en cultuur

I "Denkt u in, hoe eerst door het Calvinisme de psalm der vrijheid uit de benauwde consciëntie naar de lippen drong; hoe onze constitutionele burgerrechten eerst door het Calvinisme veroverd en verzekerd zijn; en hoe tegelijk juist van West-Europa die machtige beweging uitging, die wetenschap en kunst deed opbloeien, aan handel en nijverheid nieuwe banen ontsloot, het huiselijk en maatschappelijk leven opluisterde, den burgerstand tot eere verhief, den werkman als van gelijken rechte naast zijn patroon plaatste, de filantropie welig deed uitbotten, en boven dit alles door puriteinschen ernst het zedelijk leven der menschheid verhoogd, gereinigd en geadeld heeft, en oordeelt zelf dan, of het aangaat dit ons van God gegeven Calvinisme nog langer als een afgespeeld drama naar de archieven der historie te verbannen, en of het zoo ondenkbaar is, dat ditzelfde Calvinisme ons nog eenmaal een zegen heeft te brengen en een schone hope voor de toekomst in zich sluit."

(Abr. Kuyper)

II "Een wedstrijd dus is het, wat ik van de toekomst vraag, een wedstrijd van Christus' Geest met den geest der wereld". (Abr. Kuyper)

III "De Christelijke natiën zijn nauwelijks één derde van de bevolking der aarde, en toch weet ieder, dat zoodra de Christelijke natiën één lijn trekken, noch het Heidendom noch de Islam iets meer te zeggen heeft. De triomf van Christelijk Europa is een volkomene... God mint zijn volk als zijn oogappel, en strekt daarom in buitengewone mate zijn zegenende werkingen uit over die volkeren, onder welke de Kerk zijns Zoons is opgetreden. Hij geeft aan die volkeren het gezondste klimaat, het best gelegen land, de grootste overmacht over de natuur. Hij doet ze van het beste ras zijn".

(Abr. Kuyper)

IV "Abraham Kuyper was de klokkenist der kleine luyden".

(J. Romein)

V "En waarom zijn die kleine luyden de bron van nationale kracht? Omdat bijzonder onder hen is blijven leven de trouw aan de belijdenis. De wetenschap is aan die belijdenis vijandig geworden, de machtigen der aarde kennen haar niet meer, maar onder de kleine luyden blijft zij getuigenis van "Slons roem en sterkte". Het is een kwestie van een onderstroom, soms bijna verzand, maar toch telkens weer tussen de struiken naar bulten tredend.

Op deze groepen heeft Kuyperzijn grote, tot het einde toe volgehouden appèl gedaan. Toen hij door toedoen van de Waarheidsvrienden vanuit Utrecht naar Amsterdam werd beroepen, werd hij daar

in sterke mate de dominee van "Jan met de pet". In de stampvolle diensten, die hij leidde, kwamen de hoorders uit "alle hoeken en gaten", maar toch het meest uit het Noordoosten van de stad (het arbeidersdeel) en het minst van de grachten."

(H. Algra)

VI "En dan zij het hier uitgesproken, uitgesproken met klem en uitgesproken met al den gloed der innigste overtuiging, dat wie in den Christus gelooft en de Christus uit de hemel verwacht, niet mag stilzitten (...) maar van Christuswege verplicht en gehouden is, om kome wat er kome, moedig in de bresse zijns volks te gaan staan, en een Christelijk-democratische ontwikkeling van onze volksstaat voor te bereiden. Daarom moet de Religie in eere komen".

(Abr. Kuyper)

VII "Zo is de tegenstelling van: Tegenover de Revolutie het Evangelie! opgekomen, en dèt is de Antithese, die in heel de 19e eeuw en nu nog, der burgeren levensopvatting verdeeld houdt. Die Antithese is er, ze bestaat, en beheerst geheel ons leven. Alleen maar, soms hult ze zich opzettelijk in zo dichte nevelen, dat de meesten ze niet zien, tot straks weer de zon doorbreekt, en een ieder weer ziet hoe deze rots der ergernis, vlak voor ons, nog altijd op onze levensweg ligt. Juist daarom poogden steeds de Liberalisten het bestaan van die Antithese te loochenen, omdat ze weten, hoe het klaar besef ervan zich bij de massa van het volk altoos tegen hen keert".

(Abr. Kuyper)

VIII "In de beschouwingen van Kuyper over de antithese is met name merkwaardig zijn stelling, dat de Liberalisten het bestaan van de antithese ontkennen uit zelfbehoud, want als het volk zou zien, waar het werkelijk om gaat, zou het zich tegen het Liberalisme keren. Omdat het volk niet ontkerstend wil worden. Als het begrijpt, dat

bepaalde politieke strevingen moten uitlopen op een openbaar leven, waarin "de lichten des hemels zijn uitgedoofd", dan komt het in verzet. Want het volk is in zijn diepste bestaan nog een Christennatie."

(H. Algra)

Vragen:

1. Kuyper wordt wel genoemd de "apologeet van het calvinisme". Hoe doet hij dat in citaat I?

2. In citaat II is sprake van "een wedstrijd". Ontleen aan de andere citaten twee argumenten voor Kuypers opvatting dat de calvinisten deze wedstrijd zouden winnen.

3. Kuyper stelde de antithese met name tegen de "Liberalisten" (zie VII). Waarom juist tegen hen en niet zozeer tegen de socialisten? (Over 't algemeen waren de Liberalen minder anti-christelijk - vaak zelfs nog wel min of meer christelijk - dan de socialisten.)

4. Maak tot slot duidelijk dat Kuypers kerkelijke strijd verband houdt met zijn cultuurprogram.

G.P.P. Hogendoorn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1986

De Reformatorische School | 60 Pagina's

Visies van Algra en Kuyper

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1986

De Reformatorische School | 60 Pagina's