Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelezen

Onderwijs-Allerhande

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor vakbekwaamheid een acht!

Op een symposium ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het Sint-IVIaartenscollege in Groningen was de voorzitter van ARVO II, drs.Th.Hoogbergen één der sprekers. Hieronder een deel van zijn betoog:

De school behoeft "niet meer pretenties te hebben dan een instituut te zijn waarin op uiterst vakkundige w\ze kennis wordt overgedragen. Vorming vindt plaats, ook al vindt 'slechts' kennisoverdracht in enge zin plaats. Vorming is een neveneffect en geen resultaat van geplande leeractiviteit... De vakbekwaamheid van docenten speelt in alle omstandigheden een doorslaggevende rol. Leerlingen willen in hun relatie met docenten ook eerst en vooral de leraar Duits ontmoeten, de geograaf, muziekdocent, de lerares natuurkunde, de leermeesters die hun vak liefhebben en aan wie daarom agogisch veel vergeven kan worden... Een van de utopieën, ook buiten de school ontwikkeld, blijkt de roep om het onderwijs vooral te doen aansluiten bij de belevingswereld van jonge

mensen. Dat blijkt echter een uiterst verwarrend begrip, buitengewoon modieus en soms zelfs triviaal, een soort midden-class-cultuur in verval.

Scholen moeten daarentegen leerlingen voortdurend uitnodigen ophun tenen te willen staan. Ze moeten zelfs niet schromen ze onder de oksels te nemen en op te tillen...

Cijfers vormen een wezenlijk bestanddeel van de scholaire subcultuur. Het is evenwel noodzakelijk bemoediging en bevestiging te ontlenen aan verdiende cijfers. In dat opzicht vormt de acht voor iedere leerling (en voor iedere leraar) een na te streven peil. Dat cijfer betekent feitelijk de hoogste bekroning bereikbaar voor iedereen, van geleverde leerprestaties."

(Uit 'Schoolbestuur' nov. 1986, pag. 10, 11. Van deze en de overige vier lezingen zal een verslag verschijnen bij Welters Noordhoff).

Een stukje uit hetzelfde blad (zie bovenaan pag. 28).

De scheiding tussen (school) interne en externe oorzaken voor motivatieproblemen is op zich genomen juist. Niet terecht is het uitgangspunt dat de school een selectiefunctie in maatschappelijk opzicht vervult. De prestatie-eisen zijn niet vooralle leerlingen gelijk! De suggestie aan de docent om zijn eisen op de mogelijkheden van de individuele leerling af te stemmen, zijn maar tot op zekere hoogte gewenst en nog minder realiseerbaar.

In het N.R.C, van 22 november schreef Wilma Cornellsse "Grijze massa"-leerlingen mislukken vaak.

Amsterdam, 22 nov. — Veel kinderen zijn op school eenzaam of horen bij de groep 'onzichtbare' kinderen, een grijze massa waarvan de leerkracht nauwelijks opmerkt dat ze aanwezig zijn. Geïsoleerde en 'onzichtbare' kinderen blijven vaak zitten, worden vaak naar het speciaal onderwijs verwezen, gaan naar een lagere vorm van voortgezet onderwijs en mislukken in het voortgezet onderwijs nogal eens waarna ze overgeplaatst worden naar een lager schooltype, gaan spijbelen of zonder diploma de school verlaten. De Amsterdamse orthopedagoog J.C. van der Wolf heeft dit vastgesteld in een onderzoek waarbij 670 Amsterdamse schoolkinderen al een aantal jaren op de voet worden gevolgd. Kinderen die geen vriendjes hebben of waar de leerkracht niet naar omkijkt, hebben vaak een hekel aan school. Ze zijn nogal eens schoolziek, lijden aan faalangst, worden gepest door de andere kinderen en leren weinig. Veel buitenlandse kinderen horen in deze groepen.

De 'onzichtbare' kinderen vormen de grootste risicogroep. De onderwijzers zien deze kinderen niet. Ze weten niet of ze aardig zijn, veel of weinig worden gepest, wel of niet lastig zijn. Ze leveren slechte prestaties. De groep kinderen die Van der Wolf omschrijft als 'geïsoleerd' doet het nog slechter dan de grijze massa, met dit verschil dat de leerkracht ze wel opmerkt. Ze worden door de onderwijzers omschreven als teruggetrokken, niet plezierig en kinderen die veel worden gepest. Ze zijn in veel schoolklassen bijna een even frequent verschijnsel als de prettige leerlingen die op

school weinig problemen ontmoeten. Deze kinderen leren genoeg, hebben vriendjes, gaan over en maken de school af.

De laatste en kleinste groep die Van der Wolf onderscheidt bestaat uit vervelende kinderen. Lastig, agressief en pesterig. Hun optreden heeft geen uitgesproken negatieve gevolgen voor hun schoolprestaties. Van der Wolf; "Ze zorgen er wel voor dat ze worden opgemerkt."

De motivatie is niet alleen bij het voortgezet onderwijs een probleem. Naar aanleiding van dit onderzoek, verricht op een tiental openbare scholen in Amsterdam merkt Van der Wolf op: 'In Amsterdam werken nog nauwelijks onderwijzers van veertig jaar en ouder, een slechte zaak! Er gaat daardoor ontzettend veel ervaring verloren.' Juist ook die ervaring die nodig is om probleemkinderen te onderkennen en te helpen!

Wiskunde

Staatssecretaris Ginjaar-Maas vindt het dringend gewenst dat er op een gecoördineerde wijze een nieuw wiskundeprogramma wordt ontwikkeld voor leerlingen van twaalf tot zestien jaar. Zij heeft prof. dr. F. v.d. Blij gevraagd daartoe een commissie te benoemen. Als inhoudelijke aanwijzingen vraagt de staatssecretaris de commissie op vooral twee zaken te letten. Zij vindt het belangrijk dat aandacht wordt besteed aan een goede afstemming van het wiskunde-onderwijs voor de leeftijdsgroep van twaalf tot zestien jaar op het voorafgaande basisonderwijs en het vervolgonderwijs.

Daarnaast vraagt de bewindsvrouw er op toe te zien dat het nieuwe programma ook meisjes voldoende kans op succes biedt.

De activiteit zal te zijner tijd deel uitmaken van de werkzaamheden voor de Invoering basisonderwijs. (Uitleg, 26-11-'86).

Hoofdrekenen is geen luchtcijferen, door John Heuvel

Op het eerste gezicht lijkt hoofdrekenen de tegenhanger van rekenen op papier. Maar hoofdrekenen is niet slechts het uit het blote hoofd uitrekenen van rekensommen, het is de tegenhanger van het cijferen. Bij cijferen zet je de getallen op papier onder of naast elkaar, afhankelijk van de bewerking die je uit wil voeren, en begint dan de afzonderlijke cijfers op te tellen, af te trekken, etc. De getallen waarmee je werkt hebben hierbij geen eigen waarde, ze verliezen hun betekenis doordat ze worden opgesplitst in cijfers. Je past op die losse cijfers enkel mechanische regels toe en verkrijgt zo een nieuw getal. De cijferaar ziet dan ook nauwelijks verband tussen de uitkomst die zo wordt verkregen en de getallen waarmee hij begon.

Luchtcijferen

"Hoofdrekenen bestaat uit inzicht in de getallen en hun bewerkingen", legt Schollen uit. "Een som

als 89 + 75 kun je op verschillende manieren oplossen. Je kunt de getallen op papier onder elkaar zetten, het bekende cijferen. Maar ook als ze de som uit hun hoofd moeten uitrekenen zetten sommige mensen de getallen in hun hoofd onder elkaar en rekenen ze het uit op een denkbeeldig papier. Dat noemen wij het 'luchtcijferen'; je ziet mensen dan schuin omhoog kijken en hoort ze mompelen: één onthouden, dat wordt vier, en twee erbij is zes."

Bij het hoofdrekenen laat je de getallen intact, 75 blijft dus 75. Wat je op school door middel van veel oefenen met optelling en het tot vervelens toe opdreunen van de 'tafels van vermenigvuldiging' wordt geleerd is het geheugengebied van het getal 75.1 n dat geheugengebied heeft 75 een aantal eigenschappen. Zo is 75 gelijk aan 70 en 5, 100-25, aan 3x25, 5x15, aan 150 gedeeld door 2, etc.

Voor hoofdrekenen moet je dus snel kunnen associëren. Je werkt als het ware met Memorykaartjes die bij elkaar horen. Voor flexibel hoofdrekenen is het waarschijnlijk belangrijker soepele associatiereeksen bij de hand te hebben, dan kennis van rekenkundige bewerkingen. "Bij het oplossen van zo'n som als 89+75 gaan kinderen vaak op verschillende manieren te werk, waarbij ze veel gebruik maken van 'mooie getalle'", aldus Scholten. "De één zegt: 89 is bijna 90, en 90+75 kan ik oplossen, waarna ik van 165 één aftrek. Een andertelteerst70en80, de'mooie getallen', bij elkaar op en vervolgens de rest erbij."

Creativiteit

Welke bewerking iemand kiest, hangt af van eigen inzicht en persoonlijke stijl; het is niet zo dat één methode de beste is. Soms vind je getallen of regels mooier dan andere, je hebt voor jezelf speciale ezelsbruggetjes gemaakt, of ziet bepaalde samenhangen gewoon het eerst. Hoofdrekenen is vooral een kwestie van creativiteit. Hoofdrekenen en cijferen verhouden zich als "ontdekking tot vaste gewoonte, als geestelijke beweeglijkheid tot mechanisme". ('Grondslagen van de rekendidaktiek', Van Gelder, 1957).

(Artikel in Trouw, 27-8-'86, n.a.v. programma 'Rekenwerk' van N.O.T.).

Conferentie ’Basisvorming basisschool’

Het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO) en de Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (S.V.O.) houden op 31 maart en 1 april een conferentie, getiteld 'Basisvorming in de basisschool'.

Deskundigen vanuit uiteenlopende disciplines zullen hun, op de empirie gebaseerde, opvattingen geven over de kerntaken van het basisonderwijs. Daarbij zal de vraag centraal staan wat het basisonderwijs kan bijdragen aan de basisvorming zoals die beschreven staat in het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (W.R.R.) 'Basisvorming in het onderwijs'. Hoewel de basisvorming zich over het basisonderwijs en de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs uitstrekt, wordt in het W.R.R.rapport geen aandacht besteed aan de bijdrage die de basisschool - toch acht van de elf jaren - aan de basisvorming dient te leveren. Dat is één van de redenen waarom CITO en S.V.O. deze conferentie organiseren. De tweede reden is het starten van periodieke peilingen naar het niveau van het basisonderwijs in Nederland. Het hoe en waarom zal tijdens de conferentie uitgebreide aandacht krijgen.

De resultaten van het onderzoek onder 'de Nederlanders'

over basisvorming en van eenzelfde onderzoek onder de deelnemers aan de conferentie zullen op 31 maart worden bekendgemaakt. Onderwijsspecialiteiten van de fracties van de grote politieke partijen in de Tweede Kamer zullen hun visie geven over de basisvorming in de basisschool.

Inschrijfformullieren zijn te verkrijgen bij mevrouw E. van der Veldt-Leenheer van het CITO, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, telefoon 085-5214 51. (Uitleg, nov. 1986)!

W.P. van Kempen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Gelezen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

De Reformatorische School | 68 Pagina's