Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verplaatsingskosten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verplaatsingskosten

Rechtspositie

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De regelingen voor - de verhuiskostenvergoeding - de tegemoetkoming in de reisen pensionkosten - de tegemoetkoming in de kosten wegens gezinsbezoek - de functieverplaatsingstoelage en

- de tegemoetkoming in de verblijfkosten zijn neergelegd in hoofdstuk I-J van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RpbO). De in bovengenoemd hoofdstuk neergelegde regeling is vrij complex en roept vele vragen op. In het hiernavolgende wordt nader ingegaan op de regeling van de verhuiskostenvergoeding. In een volgend nummer van D.R.S. hoop ik op de tegemoetkoming in de reis- en pensionkosten en de kosten wegens gezinsbezoek in te gaan.

Verhuiskostenvergoeding

De regeling voor de verhuiskostenvergoeding is neergelegd in de artikelen I-J2 tot en met I-J8 van het RpbO, terwijl met name ook de artikelen I-A1 en I-J1 van bovengenoemd Rechtspositiebesluit van belang zijn. Het verdient aanbeveling om bij toepassing van deze regeling in concrete gevallen in ieder geval ook het RpbO te raadplegen. Het rechtspositiebesluit is immers de formele basis voor de eventueel te maken aanspraken.

De onderhavige regeling is van toepassing voor de belanghebbende, bedoeld in artikel I-Al, onder e1, e2, e3 en e5 tot en met el O van het RpbO. Tot deze categorieën behoren onder andere de aan basisscholen, dan wel scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs benoemde (adjunct-) direc­ teuren, (groeps)leraren en leden van het niet-onderwijzend personeel, de aan scholen voor voortgezet onderwijs verbonden rectoren, (adjunct-)directeuren, leraren en leden van het overige personeel en de aan vormingsinstituten verbonden (adunct-) directeuren, vormingsleiders en leden van het overige personeel, met uitzondering van de pedagogische medewerkers op uurbasis.

Belanghebbenden die werkzaam zijn in een standplaatsbetrekking dienen in principe te wonen in het desbetreffende standplaatsgebied.

Voldoet betrokkene niet aan deze verplichting, dan is hij In de regel verhuisplichtlg. Allereerst dient opgemerkt te worden dat deze verhuisplicht niet geldt voor hen die voor een periode van korter dan één jaar zijn benoemd. Zij die benoemd zijn voor alle schoolweken in een schooljaar worden geacht voor één jaar benoemd te zijn. In het veel voorkomende geval dat betrokkene indien hij voor het eerst bij het desbetreffende bevoegd gezag in dienst treedt, een tijdelijke benoeming voor één (school)jaar krijgt, is hij, indien ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan, in principe verhuisplichtlg.

Degenen die belast zijn met vervangende werkzaamheden - ook al is dit voor een periode langer dan één jaar - zijn niet verhuisplichtlg.

Teneinde te kunnen beoordelen of men verhuisplichtlg is, dient men op de hoogte te zijn van de inhoud van de begrippen 'standplaatsbetrekking' en 'standplaatsgebied'.

Een Standplaatsbetrekking Is een betrekking of een combinatie van betrekkingen met een omvang van ten minste 7/10 weektaak. Voor de vaststelling of er bij een combinatie van betrekkingen sprake is van een standplaatsbetrekking dient de taakomvang voor de onderscheidene functies te worden omgerekend naar tienden van een weektaak.

Een Standplaatsgebied is een gebied waarbinnen de noodzakelijk te maken reis-

kosten tussen de woning en de 'school' niet meer bedragen dan f. 141, - per maand. Of de taak wordt vervuld in 1, 2, 3, 4 of 5 dagen per week is in dit verband niet van belang. De noodzakelijk te maken reiskosten (art. I-J11 RpbO) zijn de kosten van het reizen tussen de woning en de 'school' op basis van de kosten van openbaar vervoer, volgens de laagste klasse. In bepaalde gevallen geldt bij gebruik van auto of (brom)fiets (bijvoorbeeld omdat openbaar vervoer in dat geval niet mogelijk is) een afwijkend vergoedingstarief. In een volgend nummer van D.R.S. hoop ik op de problematiek van de reiskosten, en de nadere definiëring van het onderhavige begrip, nader in te gaan.

Woont men buiten het standplaatsgebied, dan kan het bevoegd gezag, onder goedkeuring van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen, van de verhuisplichtige verlangen dat hij zich in een bepaald gedeelte van dit gebied vestigt. In dit verband kan worden opgemerkt dat de minister van uitvoering van de onderhavige regeling heeft opgedragen aan de centrale directie Uitvoering rechtspositieregelingen onderwijspersoneel (URO), afdeling Verplaatsingskosten (hierna te noemen: de afd. Verpl. kosten).

In bijzondere gevallen kan bovenbedoelde verplichting, onder goedkeuring van de afd. Verpl. kosten, worden opgelegd aan een belanghebbende die reeds in het standplaatsgebied woonachtig is. Te denken valt aan situaties waarin het aanbeveling verdient dat belanghebbende in verband met zijn functie in de (onmiddellijke nabijheid van de school woont.

Voorbeeld: Groepsleraar A is woonachtig in Drachten en wordt benoemd (in een standplaatsbetrekking) aan een school in Scherpenisse. Het gehele eiland Tholen wordt als standplaatsgebied aangemerkt. Met inachtneming van het bovenstaande kan het bevoegd gezag A verplichten zich in een bepaald gedeelte van het eiland, bijvoorbeeld de kern Scherpenisse, te vestigen. Dit laatste is in bijzondere gevallen (met bovenbedoelde goedkeuring) eveneens mogelijk als A reeds in Sint Maartensdijk woonde.

Het bevoegd gezag kan, al dan niet op verzoek van belanghebbende, ontheffing van de verhuisplicht verlenen. Deze ont­ heffing wordt in het algemeen verleend, indien het onderwijsbelang dan wel het belang van de 'school' niet wordt geschaad.

Bij het aanvragen c.q. verlenen van ontheffing moet bedacht worden dat dit consequenties heeft voor het in de toekomst (in voorkomende gevallen) verkrijgen van een verhuiskostenvergoeding. Een verleende ontheffing kan slechts door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien het onderwijsbelang dit vordert, en met Inachtneming van een redelijke overgangstermijn. Indien de intrekking financiële gevolgen voor het Rijk heeft, dient vooraf de goedkeuring van de afd. Verpl. kosten verkregen te worden. Deze goedkeuring wordt slechts verleend indien de verhuizing plaatsvindt in het belang van het ondenwijs. Een ontheffing van de verhuisplicht kan er dus toe leiden dat, indien op een later tijdstip alsnog een verhuizing naar de desbetreffende standplaats plaatsvindt, geen verhuiskostenvergoeding wordt verleend.

In de volgende gevallen kan aan de verhuisplichtige, die zich in het standplaatsgebied heeft gevestigd, een verhuiskostenvergoeding worden verleend: (Voor alle duidelijkheid zij nog opgemerkt dat dit dus, mits ook aan de overige voorwaarden is voldaan, tevens geldt voor degene die verhuisplichtig is geworden door intrekking van een eerder verleende ontheffing). A. Bij verandering van standplaatsbetrekking, tot ten hoogste driemaal in zijn loopbaan (gerekend vanaf 1 augustus 1968). De aanspraak op de verhuiskostenvergoeding bestaat indien daartoe naar het oordeel van de afd. Verpl. kosten aanleiding bestaat. B. Indien hij voor het eerst bij een ondenwijsinstelling in een standplaatsbetrekking wordt benoemd. Op deze grond kan dus slechts eenmaal in de loopbaan een verhuiskostenvergoeding worden verkregen. C. Indien hij in de hierna genoemde gevallen overgaat naar een andere standplaatsbetrekking:

1. de verandering van betrekking brengt een overgang naar een hogere salarisschaal voor ten minste 7/10 weektaak, dan wel een salarisverhoging van ten minste 15% met zich mee; salarisverhogingen die niet het gevolg zijn van de verandering (zoals gelijktijdige periodieke c.q. algemene salarisverhogingen) blijven hierbij buiten k> eschouwing;

2. de verandering van betrekking houdt

verband met een aanstelling in een hogere functie (een groepsleraar wordt bijvoorbeeld elders als directeur benoemd);

3. de verandering van betrekking is het gevolg van een ontslag dan wel van het vooruitzicht op een ontslag, dat niet op eigen verzoek is verleend, noch aan schuld of toedoen van de belanghebbende is te wijten;

4. de verandering van betrekking is het gevolg van een ten behoeve van de belanghebbende of een lid van zijn gezin medisch noodzakelijke verhuizing naar een woonadres buiten het standplaatsgebied. De medische noodzakelijkheid dient in dit geval te worden onderschreven door de Rijks Geneeskundige dienst of een door de Minister van Ondenwijs en Wetenschappen aan te wijzen instantie. De verhuizing dient vooraf goedgekeurd te worden door de afd. Verpl. kosten.

Onder Gezinsleden wordt in dit artikel verstaan: de echtgenote, de eigen kinderen en de stief- en pleegkinderen, die deel uitmaken van het gezin.

Samenvattend betekent dit dat een verhuisplichtige

- recht heeft op een verhuiskostenvergoeding in de gevallen hierboven onder B c.q. C genoemd en - daarnaast, gerekend vanaf 1 augustus 1968, ten hoogste driemaal in zijn loopbaan recht heeft op een verhuiskostenvergoeding in de gevallen hierboven onder A genoemd.

De verhuisplichtige die buiten de standplaats (doch wel binnen het standplaatsgebied) een woning heeft betrokken komt slechts voor een verhuiskostenvergoeding in aanmerking, indien de keuze van de woonplaats vooraf door het bevoegd gezag en de afd. Verpl. kosten is goedgekeurd. In het algemeen wordt deze goedkeuring achteraf niet meer verleend. De beoordeling van de verzoeken geschiedt aan de hand van de woningsituatie in de desbetreffende standplaats, het salaris en de gezinssamenstelling van belanghebbende. In de ovenweging worden tevens de reistijd en de afstand tussen de te betrekken woning en de plaats van tewerkstelling betrokken. Betrokkene dient in redelijkheid alles in het werk te stellen om in het bezit te komen van de schriftelijke toestemming van de afd. Verpl. kosten, voordat opdracht wordt ge­ geven aan de verhuizer. Onder standplaats wordt in dit geval verstaan: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk deel van die gemeente, waar de plaats van tewerkstelling (= het getx)uw waar belanghebbende werkzaam is; bij meer gebouwen: het gebouw waarin de belanghebbende de meeste werkzaamheden verricht) van belanghebbende is gelegen.

Indien betrokkene werkzaam is aan twee of meer instellingen raadplege men artikel I-J1, letter g van het RpbO. Onder het met name bekende afzonderlijk liggend deel van een gemeente wordt verstaan het deel dat onder een andere naam, wel tot die gemeente behoort. Voorbeeld: De plaats Oostkapelle behoort tot de gemeente Domburg.

In de hierna genoemde bijzondere gevallen kan aan een belanghebbende, werkzaam In een standplaatsbetrekking, bij een vrijwillige verhuizing een verhuiskostenvergoeding worden verleend.

1. Indien een belanghebbende met een tijdelijke benoeming van minder dan één jaar, gedurende die periode verhuist naar het desbetreffende standplaatsgebied. Er is hieraan nog een tweetal voonwaarden verbonden: - het dient vast te staan dat de tijdelijke benoeming wordt verlengd tot ten minste 1 jaar en - de belanghebbende dient goedkeuring te hebben van het bevoegd gezag en de afd. Verpi. kosten.

2. Indien de verhuizing geschiedt op medisch advies in het belang van betrokkene of een van zijn gezinsleden, mits voorafgaande aan de verhuizing de medische noodzakelijkheid wordt onderschreven door de Rijks Geneeskundige Dienst of van een door de Minister aan te wijzen instantie. Met betrekking tot de verhuizing is vooraf de goedkeuring nodig van de afd. Verpl. kosten.

3. In artikel I-J5 van het RpbO, lid 1, sub b, c en d wordt nog een aantal gevallen genoemd waarin verhuiskostenvergoedingen kunnen worden toegekend. Voonwaarde voor de toekenning van een vergoeding in deze gevallen is, dat belanghebbende woonachtig is c.q. was in een gebied waar grote behoefte bestaat aan woonruimte en ten behoeve van de 'school' door de verhuizing de

beschikking wordt verkregen over woonruimte. In voorkomende gevallen raadplege men het RpbO.

Geen verhuiskostenvergoeding wordt verleend, indien de verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaren nadat de verplichting tot verhuizen is ontstaan. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag, onder goedkeuring van de afd. Verpl. kosten, van de hierboven vermelde termijn afwijken.

Terugbetaling

Bij een verhuizing van een verhuisplichtige als gevolg van een indiensttreding (zie hierboven onder A, B en C), of bij een vrijwillige verhuizing in de eerder genoemde bijzondere gevallen (zie hierboven onder 1, 2 en 3) wordt de verhuiskostenvergoeding slechts verleend, indien de belanghebbende schriftelijk heeft verklaard dat hij de te ontvangen vergoeding zal terugbetalen:

a. Indien zijn betrekking op zijn verzoek of ten gevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt beëindigd tenzij deze beëindiging ingaat: - twee jaren of langer na de datum van indiensttreding en - één jaar of langer na de datum van verhuizing.

- Voorbeeld (van een geval waarin de verleende verhuiskostenvergoeding niet terugbetaald behoeft te worden): Groepsleraar A treedt op 1 - 8-'84 in dienst van schoolbestuur B te C. In verband hiermee verhuist A op 1-12-'84 naar C. Het dienstverband van A wordt met ingang van 1 - 8-'86 beëindigd wegens aanvaarding van een betrekking elders. - Voorbeelden (van gevallen waarin de verhuiskostenvergoeding wel terugbetaald dient te worden): Groepsleraar A treedt op 1 - 8-'84 in dienst bij het schoolbestuur B te C. In verband hiermee verhuist A op 1-12-'84 naar C. Het dienstverband van A wordt met ingang van 1 - 4-'86 beëindigd wegens aanvaarding van een betrekking elders. - Groepsleraar A treedt op 1-8-'84 in dienst bij schoolbestuur B te C. In verband hiermee verhulst A naar C. Als gevolg van de verschillende omstan­ digheden gebeurt dit pas op 15-8-'85. Het dienstverband van A wordt met ingang van 1-8-'86 beëindigd wegens aanvaarding van een betrekking elders,

b. voor zover de toekenning heeft plaats gevonden op grond van door hem verstrekte onjuiste of onvolledige gegevens.

Terugbetaling blijft eveneens achtenvege indien de belanghebbende ontslag neemt uit een standplaatsbetrekking in een standplaatsgebied, ten einde elders een zodanige betrekking binnen hetzelfde standplaatsgebied te aanvaarden. Bij een eventuele terugbetaling van de vergoeding bestaat de mogelijkheid dat bedrag als negatieve inkomsten op te voeren voor de inkomstenbelasting.

Omvang van de verhuiskostenvergoeding

De verhuiskostenvergoeding bestaat uit één of meer van de volgende componenten:

a. De noodzakelijke te maken reiskosten, te weten een bedrag voor de vervoerskosten van belanghebbende en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning en zonodig voor overnachtingskosten. Dit bedrag kan worden vermeerderd met een bedrag voor reis- en overnachtingskosten, welke de belanghebbende en eventueel zijn echtgenote, ieder voor ten hoogste één reis hebben moeten maken ter bezichtiging van woonruimte.

b. De transportkosten, te weten een bedrag voor de kosten van vervoer van de begage en van de inboedel van belanghebbende naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken.

c. De opknapkosten, te weten een bedrag voor eventuele opknapkosten aan de te betrekken woning. Onder opknapkosten worden verstaan de kosten van de timmer-, metsel- en schilderswerkzaamheden en dergelijke, die noodzakelijk zijn om een huurwoning voor de belanghebbende en zijn gezinsleden in bewoonbare staat te brengen, voor zover deze kosten niet ten laste van de huiseigenaar kunnen worden gebracht. Onder opknapkosten worden geen onderhoudskosten (zoals behangen en

witten) begrepen. Het in bewoonbare staat brengen van een door de belanghebbende in eigendom verworven woning, dat immers dient tot instandliouding en vermeerdering van de waarde daarvan, blijft voor diens rekening. Van de opknapicosten blijft een bedrag van 1% van de jaarbezoldiging van belanghebbende voor diens rekening. De vergoeding zal in de regel een bedrag van f. 1.250, - niet te boven gaan.

d. De dubbele huishuur, te weten een bedrag bij eventuele dubbele huishuur, gelijk aan de huur van de oude woning voor de tijd, dat het betalen van dubbele huishuur naar de mening van het bevoegd gezag en de afd. Verpl. kosten in verband met de functie van belanghebbende noodzakelijk is. De tegemoetkoming zal in de regel het bedrag van de huur voor de oude woning gedurende één maand niet te boven gaan.

e. De herinrichtingskosten, te weten een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

(Een tegemoetkoming in de kosten, als bedoeld onder c en d wordt niet toegekend bij medisch noodzakelijke verhuizingen).

Indien de belanghebbende op de dag waarop de verplichting tot verhuizen ontstaat, dan wel bij een vrijwillige verhuizing in de eerdergenoemde bijzondere gevallen, op de dag van verhuizen een EIGEN HUIS­ HOUDING voert (d.w.z. zelfstandig woonruimte bewoont bestaande uit ten minste twee vertrekken en voorzien van een eigen inboedel, omvattende naast het meubilair ten minste de gebruikelijke stoffering en een eigen keukenuitrusting) en voortzet in de nieuwe woning, wordt het hierboven onder e bedoelde bedrag, gesteld op 12% van de jaarbezoldiging (= brutosalaris + vakantieuitkering + een eventuele ontslaguitkering volgens het RpbO) die belanghebbende genoot op de dag waarop de nieuwe woning kan worden betrokken, of eventueel op de latere datum van indiensttreding, indien de verhuizing in verband met deze indiensttreding reeds eerder heeft plaatsgevonden. Dit bedrag wordt vermeerderd met f. 150, - voor elk tot het gezin behorend, medeverhuizend en ten laste van de belanghebbende komend kind. Als medeverhuizend kind kan mede worden aangemerkt het ongehuwde, geheel of gro­ tendeels financieel van zijn ouders afhankelijk kind, waarvoor voor en na de verhuizing in het ouderlijk huis een vertrek gereserveerd wordt, waar het gedurende de weekwisselingen en/of vakanties logeert. De minimum-vergoeding voor de onder e bedoelde 'andere kosten' bedraagt f. 5.063, 51, de maximum-vergoeding f. 12.467, 59, in voorkomende gevallen verhoogd met het in het voorgaande bedoelde bedrag per kind.

Voor zover de verhuizing geschiedt na ontslag (zie C 3.) van de belanghebbende, zal bij de berekening van de verhuiskostenvergoeding worden uitgegaan van de jaarbezoldiging, die belanghebbende vóór zijn ontslag laatstelijk genoot

Voor de belanghebbende die geen eigen huishouding voert of in de nieuwe woning geen eigen huishouding is gaan voeren, bestaat de verhuiskostenvergoeding uit een vergoeding van de kosten, hierboven vermeld onder a, b en d. In dat geval kan echter indien op grond van bijzondere omstandigheden (zulks ter beoordeling van de afd. Verpl. kosten) daartoe aanleiding bestaat een tegemoetkoming in de herinrichtingskosten worden verleend tot ten hoogste 4% van de jaarbezoldiging, verhoogd met een bedrag van f. 150, - voor elk tot het gezin behorend, medeverhuizend, ten laste van belanghebbende komend kind.

Indien belanghebbende voorafgaande aan zijn indiensttreding niet werkzaam was aan een ondenwijsinstelling waarop het RpbO van toepassing is, dan wel bij de Overheid, worden de hiervoor genoemde vergoedingen slechts voor de helft uitgekeerd. (In dit geval geldt tevens een enigszins afwijkende regeling voor de procedurele afhandeling van de transportkosten).

De vergoedingen worden eveneens gehalveerd indien er tussen de oude en nieuwe betrekking bij de Overheid c.q. bij een onderwijsinstelling een onderbreking van langer dan een maand is geweest, tenzij er over deze periode een ontslag-uitkering via de centrale directie URO werd genoten. In dat laatste geval ontvangt betrokkene de volledige vergoedingen. Opgemerkt dient te worden dat het in deze gevallen gaat om de formele data van benoeming en ontslag. Deze bepaling ziet dus niet op het geval dat belanghebbende per 31 juli ontslag neemt en per 1 augustus elders benoemd wordt, en in de tussenliggende periode 6 weken vakantie geniet.

Samenloop verhuiskostenvergoedingen

Bij een verhuizing van een gezin, waarvan de beide echtgenoten belanghebbende zijn in de zin van de onderhavige regeling, wordt de verhuiskostenvergoeding slechts aan één van deze belanghebbenden toegekend. Het is raadzaam in een dergelijk geval de toekenning te doen plaatsvinden aan de echtgenoot met het hoogste inkomen.

Is één van de echtgenoten belanghebbende in bovenstaande zin en wordt deze belanghebbende of diens echtgenoot reeds uit anderen hoofde ter zake van deze verhuizing een tegemoetkoming toegekend, wordt de in het RpbO bedoelde verhuiskostenvergoeding aan de belanghebbende uitgekeerd indien en voorzover deze vergoeding de tegemoetkoming welke uit andere hoofde Is ontvangen te boven gaat.

Formulieren

De tegemoetkoming in de verhuiskostenvergoeding dient door de afd. Verpl. kosten te worden goedgekeurd. De aanvrage van deze goedkeuring dient te geschieden middels formulier OW-802 (KENNISGEVING VAN VERHUIZING) voor wat de reiskosten verband houdende met de verhuizing, de transportkosten van de inboedel en de tegemoetkoming in de herinrichtingskosten betreft.

Gemotiveerde voorstellen tot machtiging voor het uitbetalen van opknapkosten en dubbele huishuur dienen per brief ingediend te worden. Het verdient geen aanbeveling met het eventuele opknappen van de woning te beginnen alvorens de desbetreffende begroting van de kosten is goedgekeurd.

Voorts dient formulier OW-804 (= FM 001957, Verhuismededeling) te worden gezonden naar het Bureau Controle Rijksverhuizingen. Het bevoegd gezag ontvangt vervolgens machtiging tot uitbetaling van de verhuiskostenvergoeding. Deze uitbetaling dient bij voorkeur rechtstreeks aan de verhuizer te geschieden en mag niet meer bedragen dan het bedrag dat door meergenoemd bureau is goedgekeurd. Het verzoek om toekenning van de verhuiskostenvergoeding dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 6 maanden na de verhuizing door het bevoegd gezag te worden ingediend.

De bovenvermelde formulieren kunnen m.b.v. plaketiket OW/091 B worden aangevraagd bij:

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Afdeling AZ/GM, kamer D133, Sationnummer 412, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer.

Mr. J.G. Macdaniel.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1987

De Reformatorische School | 76 Pagina's

Verplaatsingskosten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1987

De Reformatorische School | 76 Pagina's