Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de onderwijsbegroting 1988

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de onderwijsbegroting 1988

Parlementair

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de inleiding op de Memorie van Toelichting verklaart de minister van onderwijs en wetenschappen dat de bij de vorige begroting uitgezette koers voor de komende jaren ook voor het begrotingsjaar 1988 de richting aangeeft voor het beleid. Een evenwichtige benade­

ring van de pedagogische, culturele en economische aspecten van het onderwijs blijft centraal staan.

Hieronder wordt de aandacht gevestigd op een aantal beleidspunten, die in Ondenwijsbegroting 1988 en in de daarbij behorende Memorie van Toelichting zijn opgenomen.

Basisvorming

In het begrotingsjaar 1988 zal met de indiening van het wetsvoorstel ter invoering van de basisvorming een beslissende stap gezet worden op weg naar twee hoofddoelen van het beleid: het bereiken van een consensus over de toekomst van het voortgezet onderwijs en het afronden van langlopende discussies door concrete wetgeving.

Het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs zal in het najaar van 1987 worden ingediend. Bij de ontwikkeling van de basisvorming zullen vooral de volgende vier zaken aandacht krijgen:

- de wettelijke regeling van de basisvorming in het voortgezet onderwijs en van de eindtermen voor het basisondenNijs;

- de ontwikkeling van de eerste versie van de eindtermen;

- de voorbereidingswerkzaamheden voor het feitelijke begin met basisvorming door scholen in het voortgezet onderwijs in 1989; - het invoeringsplan basisvorming.

Het is de hoop van de regering dat de behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel in 1988 kan worden afgerond. Voor de ontwikkeling van eindtermen voor het basisonderwijs is een opdracht verstrekt aan de Stichting voor de Leerplanontwikkeling (SLO), die bij de uitvoering van deze opdracht samenwerkt met het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO). Het is de bedoeling dat, na overleg met de Centrale Commissie voor Onderwijs-Overleg en met het parlement over de ontwikkelde voorstellen, in juni 1988 de eerste versie van deze eindtermen wordt vastgesteld bij ministeriële beschikking. De formulering van de eindtermen is een nadere en zo concreet mogelijke uitwerking van de vaken vormingsgebieden die worden genoemd in artikel 9, de leden 1 t/m 4, van de Wet op het basisonderwijs.

Gestreefd wordt naar een gefaseerde invoering vanaf 1 augustus 1988. Voor de basisscholen gaat dan de verplichting gelden, dat zij uiterlijk twee jaar na die datum (dus per 1 augustus 1990) de eindtermen hebben opgenomen in het schoolwerkplan.

Voor de ontwikkeling van eindtermen voor basisvorming in het voortgezet ondenwijs zijn ontwikkelgroepen ingesteld, waarin o.a. SLO en CITO deelnemen. Gestreefd wordt naar vaststelling van een eerste versie bij ministeriële beschikking in januari 1989.

Sectorvorming en vernieuwing in liet m.b.o.

Er wordt met kracht naar gestreefd om uiterlijk begin 1988 een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake sectorvorming en vernieuwing van het middelbaar beroepsonderwijs (SVM) bij de Tweede Kamer in te dienen. Gelet op de bestuurlijke uitgangspunten van deregulering en vergroting van de autonomie van scholen die aan de SVM-operatie ten grondslag liggen en de

noodzaak van versterking van het m.b.o., vindt de regering het van groot belang dat de wetgeving spoedig tot stand komt.

In deze operatie zal de bestedingsvrijheid van de instellingen bij de bekostiging aanzienlijk worden verruimd. Ook zullen instellingen voor m.b.o. en h.b.o. in de gelegenheid worden gesteld om in opdracht van en betaald door derden contractactiviteiten te verrichten. Voor het m.b.o. zal er een grote mate van inrichtingsvrijheid zijn. Als kwallteitsbewakend instrument worden landelijke opleidingsproflelen en examenprogramma's vastgesteld.

Ontwikkelingen in het onderwijsbeleid

De overheid zal ook in de jaren negentig streven naar verdere autonomie-vergroting en zelfregulering van de instellingen. Meer vrijheid van Inrichting en besteding heeft tevens tot gevolg dat de overheid vooral op het kwalitatief resultaat van het onderwijs zal gaan letten. Nieuwe en betere instrumenten voor kwaliteitsbewaking zullen worden ontwikkeld. Daarbij wordt b.v gedacht aan periodieke peilingen van het onderwijsniveau en aan versterking van de rol van de Inspectie als kwallteitsbewakende instantie.

Nieuw vergoedingsstelsel in het voortgezet onderwijs

Het voornemen bestaat eind 1987 een wetsvoorstel voor de herziening van de bekostiging in het voortgezet ondenwijs bij het Parlement in te dienen.

Met deze nieuwe aanpak voor de bekostiging van de materiële uitgaven wordt niet alleen het doelmatig handelen binnen scholen bevorderd, maar krijgen de scholen ook meer bestedingsvrijheid in de materiële bekostiging. De instelling zal namelijk de vrijheid krijgen om binnen het normbudget middelen over te brengen en om bedragen te reserveren voor grotere uitgaven. Het streven is erop gericht de nieuwe wijze van bekostiging in het a.vo., vw.o. en l.b.o. met ingang van januari 1989 in te voeren. Voor het m.b.o. geldt 1990 als jaar van invoering. Het Is de bedoeling om nog In 1987 de voorbereidingen te treffen voor een omvangrijke inventarisatie van de gebouwen In het voortgezet onderwijs. Deze Inventarisatie is gericht op het verzamelen van Informatie omtrent die gebouwenele­ menten die bepalend zijn voor de vaststelling van de rijksvergoeding. De uitvoering van deze inventarisatie zal aan externe deskundigen worden opgedragen.

Het personeel In de onderwijsinstellingen

Het beleid zal erop gericht zijn onderwijsinstellingen meer dan voorheen in staat te stellen bij hun personeelsbezetting en hun personeelsbeleid te voldoen aan door de instellingen zelf ervaren behoeften en eisen. Voor veel onderwijssoorten betekent een dergelijk beleid een bekostigingsmodel dat aan de instellingen een grotere mate van besteding biedt dan het thans geldende. Dit komt neer op een grotere mogelijkheid de beschikbare middelen zodanig te besteden dat optimaal aan de individuele behoeften van de instelling kan worden tegemoetgekomen.

In de komende jaren zal worden onderzocht voor welke sectoren in het primair en het voortgezet onderwijs, waar voor de personele uitgaven thans nog een declaratiebekostigingsstelsel geldt, een op normen gebaseerde lump sum-bekostiging kan worden ingevoerd. In dat geval zal dan tevens worden overgegaan op een andere wijze van totstandkoming van de arbeidsvoorwaarden van het onderwijspersoneel. Daarbij zal het beleid erop gericht zijn de hoofdlijnen van het arbeidsvoorwaardenbeleid, welke door de overheid binnen de kaders van het algemene overheidspersoneelsbeleid blijven, worden vastgesteld, beperkt te doen zijn opdat de ruimte des te groter is voor het personeelsbeleid dat de Instellingen zelf "voor eigen rekening en risico" kunnen voeren.

Getracht zal worden de aan de toekomstige leraren te stellen eisen te verscherpen, èn door maatregelen op centraal niveau èn door de stimulering van instellingen die voor de opleiding verantwoordelijk zijn.

Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan de gevolgen van de vergrijzing van het ondenwijspersoneel. Terzake zullen bijzondere maatregelen worden getroffen In die zin dat vormen van taakvermindering en vervroegde uittreding van oudere docenten maximaal zullen worden benut om meer jongere docenten op te nemen in het onderwijs. Doorstromings- en vergrijzingsproblemen kunnen zo direct en doeltreffend worden tegengegaan.

Het voornemen bestaat zo spoedig mogelijk in 1S88 een zgn. doorstromingsproject voor onderwijspersoneel te ontwikkelen waarmee het volgende zal worden beoogd:

- een beperking van de stijging van de gemiddelde salarisuitgaven;

- meer werk (ongeveer 2500 volledige arbeidsplaatsen); - minder werkdruk voor oudere docenten;

- een evenwichtiger personeelsopbouw.

Er wordt vooralsnog gedacht aan een beperking van de taak van oudere werknemers door uitbreiding van de huidige vutregeling en/of door een uitbreiding van de huidige regeling voor taakvermindering voor oudere leerkrachten. Besloten is de vut-maatregel voor 59jarigen in het onderwijs wederom met twee jaar te verlengen en de regeling voor arbeidsduurverkorting in volle omvang in te voeren vanaf 1 augustus 1987.

Versterking havo/vwo en verbetering van de aansluiting vo-ho

Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat maatregelen tot verbreding en versterking van de vakkenpakketten in mavo, havo en vwo te verwachten zijn. Doel van deze maatregelen is te komen tot bevordering van doelmatigheid en kwaliteit van het onderwijs, alsmede verbetering van de aansluiting op het hoger onderwijs. Het gaat hierbij niet alleen om verbetering van de inhoudelijke voorbereiding, maar ook om het openhouden van meer keuzemogelijkheden, opdat voor het overgrote deel van de gediplomeerden havo en vwo een studiekeuze in technisch/natuurwetenschappelijke sfeer c.q. in de economische sfeer tot de mogelijkheden zal behoren. Volgens plan zullen deze maatregelen m.i.v augustus 1988 in werking treden voor het derde leerjaar mavo en havo en het vierde leerjaar vwo. De vakkenpakketten kunnen dus in 1989 voor het eerst volgens de nieuwe regels worden gekozen.

Beheer openbaar onderwijs

O.a. het rapport van het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven over de financieel-economische aspecten van de pacificatie van het onderwijsbestel in ons land heeft aandacht geschonken aan de financiële uitkomsten van het bestuur en het beheer in het onderwijs. De centrale conclusie daaruit is, dat, in vergelijking met het bijzonder ondenwijs, het openbaar ondenwijs duurder is, vooral op het vlak van de gebouwgebonden exploitatie-uitgaven.

Het kabinet is tot de overtuiging gekomen, dat door doelmatiger bestuur en beheer van het openbaar onderwijs een aanzienlijke besparing op de gemeentelijke uitgaven voor onderwijs kan worden bereikt.

De gemeenten zijn krachtens wettelijk voorschrift verplicht uitgaven te doen voor het bijzonder ondenwijs, indien voor het openbaar onderwijs meer wordt uitgegeven dan de rijksvergoeding.

In de Memorie van Toelichting wordt de vraag gesteld of de bedragen voor in dit geval scholen voor bijzonder ondenwijs in die gemeenten, noodzakelijk zijn te achten om te voorzien in voldoende middelen voor onderwijs. Aangetoond is dat het bijzonder onderwijs voor de gebouwgebonden exploitatiekosten (aanzienlijk) minder uitgeeft en derhalve de gemeentelijke vergoedingen niet voor dat doel nodig heeft. De bewindslieden voor onderwijs achten het gerechtvaardigd dat de rijksvergoedingen voldoende zijn om te voorzien in de financiële behoeften van het bijzonder onderwijs. Besloten is een wetsontwerp in te dienen waarin zal worden voorgesteld de overschrijdingsregelingen voor het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs zodanig te wijzigen, dat de verplichte doorbetaling door gemeenten aan het bijzonder ondenwijs in het geval dat de gemeente meer uitgeeft dan de rijksvergoeding, wordt beperkt tot de zgn. kwaliteitsbepalende kosten.

Beperldng in exploitatie-uitgaven

De budgettaire situatie in 1988 laat het niet toe dat er in dat jaar extra geld beschikbaar wordt gesteld voor de modernisering van inventarissen en apparatuur in het beroepsgericht voortgezet en hoger onderwijs. Daarnaast is een structurele verlaging aangebracht op de exploitatie-uitgaven. De ene helft hiervan heeft plaats door middel van een correctie op het energie-aandeel in de materiële budgetten. De andere helft zal worden gezocht in een aanpassing van de beschikbare budgetten voor huisvesting en de materiële exploitatie-uitgaven. Voorts zal de rijksvergoeding voor de materiële

exploitatiekosten in het voortgezet onderwijs worden beperkt.

Integraal huisvestingsbeleid voor het onderwijs

Binnenkort zal aan de Tweede Kamer een wetsontwerp inzake integrale regelgeving voor de Optimalisering van het Gebruik van Ondenwijsgebouwen (ROGO) worden aangeboden. In het wetsvoorstel zal worden uitgegaan van beheer van de onderwijshuisvesting door de bevoegde gezagsorganen van basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs ter plaatse met coördinatie door de gemeente. Indien in een gemeente aanvullende huisvestingsvoorzieningen benodigd zijn of, indien geen akkoord mogelijk blijkt tussen de betrokkenen in de regio, worden de gewenste voorzieningen opgenomen in een huisvestingsoverzicht per onderwijssector en voorgelegd aan de minister.

Afschaffing tegemoetkoming overige studiekosten

In de Wet op de studiefinanciering is, naast een component in het budget ter bekostiging van boeken en leermiddelen, een component t.b.v overige studiekosten opgenomen. Laatstgenoemde component is hetzelfde als de tegemoetkoming in de overige studiekosten, die in de huidige Regeling tegemoetkoming in de studiekosten (TS) voor studerenden van 16 of 17 jaar kan worden verleend. Aangezien de TS, zoals de naam van de regeling al aangeeft, in beginsel slechts is bedoeld om de studiekosten te bestrijden, is het de bedoeling m.i.v het studiejaar 1988/1989 de tegemoetkoming in de overige studiekosten af te schaffen.

Stichtingsnormen basisonderwijs

De Minister zal een verhoging van de stichtingsnormen voor het basisonderwijs bevorderen.

Het antwoord op de vraag hoe de nieuwe normen er na optrekking uit zullen zien ontbreekt geheel.

Evaluatie WBO

Bij de aanvaarding van de Wet op het basisondenwijs is toegezegd dat de werking van deze wet zou worden geëvalueerd. Het onderwijskundig veranderingsproces, dat gemoeid is met de invoering van de WBO, is voor het gehele scholenveld een kwestie van minstens 10 ó 15 jaar. Het jaar 1988 is binnen het geschetste tijdsperspectief aangemerkt als het jaar waarin een eerste systematische evaluatie zal plaatshebben. In 1988 zal een evaluatienota worden uitgebracht.

Ontwikkelingsbeleid (voortgezet) speciaal onderwijs

In 1987 is een ontwikkelingsbeleid voor het speciaal ondénwijs vastgesteld dat in 1988 verder zal worden uitgevoerd. Dit beleid streeft naar de verwerkelijking van een speciaal onderwijs van een zo hoog mogelijke kwaliteit en van een zo beperkt mogelijke omvang als verantwoord is.

Een uitgevoerd onderzoek naar de groei van het (voortgezet) speciaal onderwijs zal mede de basis vormen voor de gedachtenwisseling, die In de loop van dit vergaderjaar met de Tweede Kamer zal worden gevoerd over de groei van het (voortgezet) speciaal onderwijs.

Bekostiging en huisvesting (voortgezet) speciaal onderwijs

Het streven Is op 1 januari 1988 voor het (voortgezet) speciaal onderwijs een nieuw bekostigingsstelsel in werking te laten treden. Het stelsel is vergelijkbaar met het bekostigingsstelsel voor het basisonderwijs.

M.I.V 1 januari 1988 zal de procedure voor de voorziening in de huisvesting van scholen In werking treden. Kenmerkend onderdeel van deze procedure Is dat gemeenten huisvestingsoverzichten voor openbare en bijzondere scholen opstellen, waardoor op planmatige grondslag beslissingen kunnen worden genomen. De te volgen procedures zijn nagenoeg gelijk aan die van het basisonderwijs.

Hierboven zijn slechts enkele beleidsvoornemens op het terrein van het onderwijs beknopt vermeld.

Voor het begrotingsjaar 1988 Is 29.241.5 miljoen gulden uitgetrokken. Het totaalbedrag aan ombuigingen (- bezuinigingen) Is 682, 4 miljoen gulden.

J.J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

De Reformatorische School | 64 Pagina's

Uit de onderwijsbegroting 1988

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

De Reformatorische School | 64 Pagina's