Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De taak van de kerk met betrekking tot de school

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taak van de kerk met betrekking tot de school

Bezinning

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allereerst moet de vraag gesteld: heeft de kerk wel een roeping en taak m.b.t. de school?

Moeten we niet zeggen: de school behoort aan de ouders! De kerk staat daar buiten. Deze heeft op andere terreinen een taak. Of.... is er iets niet helemaal in orde met de leus: "De school behoort aan de ouders"? Dit kan inderdaad het geval zijn.

De ouders

De opvoeding is in de eerste plaats een taak van de ouders. Zij dragen verantwoordelijkheid omtrent de kinderen, die hun toevertrouwd zijn. De apostel spreekt de ouders op die verantwoordelijkheid aan als hij zegt in Efeze 6 : 4: "En gij vaders, verwekt uw kinderen niet tot toorn,

maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren." In plaats van zijn kinderen te irriteren en onredelijk te straffen, roept de apostel de christenvader toe: "maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren."

De opdracht is: "Voedt hen op." Ouders moeten de verantwoordelijkheid voor hun kinderen niet ontlopen of ontkennen, maar aanvaarden. In die opvoeding moet de christenouder beseffen en aanvaarden, dat de kinderen niet uitsluitend ons bezit zijn, waarmee wij doen mogen wat ons behaagt. Zij behoren niet uitsluitend aan ons, maar zijn door God aan ons toebetrouwd. En met welk doel?

Niet dat wij uit hen halen wat wij willen en hen uitsluitend gebruiken voor de verwezenlijking van onze doelen. Dan zoeken we in onze kinderen slechts onszelf en hebben niets dan onze eigen eer op het oog. Nee, het Is onze roeping om te beseffen, dat zij opgevoed moeten worden in de lering en de vermaning des Heeren. Zij moeten niet alleen voorbereid worden om hun plaats in deze wereld te kunnen innemen en daar een zo hoog mogelijke plaats te verwerven, maar moeten opgevoed worden tot de eer en de dienst van God en tot de zaligheid van hun zielen.

In ons huwelijksformulier wordt dit opvoedingsdoel als volgt verwoord: "opdat zij de kinderen, die zij krijgen zullen in de waarachtige kennis en vrees Gods, Hem tot eer, en tot hun zaligheid opvoeden." De spits van de vermaning van de apostel en het huwelijksformulier is dus geheel gericht op de ouders.

Dit stemt overeen met de Oudtestamentische vermaning uit Deut. 6 : 21 - 25 en Deut. 11. Ouders worden daar plechtig vermaand de Wet des Heeren en de daden Gods hun kinderen in te prenten. Deut. 11:19 luidt: "En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat."

De opvoeding van kinderen is dus allereerst en allermeest een taak van de ouders. De christenouder mag die taak niet uit handen geven. Tot hen is Gods bevel gericht: "voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren."

De Kerk en de Overheid

En toch is de leus niet helemaal juist, die roept "de school aan de ouders!" In die leus wordt de taak en roeping van de Overheid en de Kerk in de opvoeding van de kinderen miskend. Men verliest dan uit het oog, dat ook de Kerk een roeping heeft tegenover het zaad der gemeente en dat God van de Overheid eist, dat zij de kinderen van het volk ondenwijst op grond van Gods Woord.

De Kerk heeft een opvoedende taak. De kerk voedt op door de prediking en de uitleg van de leer der apostelen en profeten. Zij is belast met het onderwijzen der zielen, die aan haar toebetrouwd zijn. In dit opzicht wordt de kerk een "moeder" genoemd, die haar kinderen voedt en onderhoudt. Christus heeft Zijn gemeente opgedragen om alle volken te ondenwijzen en tot Zijn discipelen te maken, daarbij voegende: "lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb" (Matth. 28:19). En het zijn niet alleen de schapen, die daarbij aan de zorg der kerk zijn toebetrouwd, maar ook de lammeren. De opvoeding der jeugd is dan ook door de reformatoren krachtig ter hand genomen. Allereerst hebben zij de gezinsopvoeding krachtig bevorderd. De ouders werden opgeroepen om de opvoeding van hun kinderen ter hand te nemen en hun kinderen te onderwijzen in het Woord des Heeren. Reeds toen werd gezegd, dat het huis van een christen een ecclesiola, een kleine gemeente, behoort te zijn. Hierin herkennen we het latere ideaal van de Nadere Reformatie.

Daarnaast werd de catecliese krachtig ter hand genomen. Denk maar aan de vele catechismussen, die er in die dagen geschreven zijn. De kerk richtte zich daarin op de jeugd der gemeente om hen tot "mensen Gods" op te voeden. Het gezin werd daarbij ingeschakeld. De ouders moesten helpen bij het catechetisch onderwijs, dat door de kerk gegeven werd. Zij moesten de leerstof herhalen en de kinderen helpen het catechetisch ondenwijs te verstaan.

Calvijn achtte de beste erfenis, die ouders hun kinderen kunnen nalaten, het ondenwijs in de vreze des Heeren.

Maar ook de school zag de kerk als een gebied, waar zij een taak te vervullen had. De opvoedende opdracht strekte zich ook uit tot de school.

De reformatoren wilden, dat er goede scholen zouden komen, die in dienst van de gemeente zouden staan. De scholen moesten de opbouw van de gemeente des Heeren dienen. De reformatoren achtten voor de opbouw van de gemeente Gods scholen waar opgevoed wordt tot de dienst aan God en de naaste, onmisbaar.

De Overheid moest de kerk hierbij de helpende hand bieden. Het was immers de taak van de Overheid de ware religie te bevorderen. Daarom moest de Overheid zorgen voor gereformeerd onderwijs. In het licht van art. 36 N.G.B. deed de kerk dan ook vrijmoedig een beroep op de Overheid om scholen te stichten en de financiering van het onderwijs op zich te nemen. De inhoud van de leerstof, het aanstellen van de leerkrachten en het opzicht over het onderwijs behoorde echter toe aan de kerk. De school was een deel van de opvoedende opdracht, die de kerk van God ontvangen heeft. Al riep men de Overheid vrijmoedig te hulp, omdat zij geroepen was de gemeente Gods te bevorderen, toch verloor de kerk haar opdracht niet uit het oog.

De opvoeding dient te geschieden dóór en vóór de kerk. Het gaat immers in de opvoeding om het kennen en dienen van de Heere. De school moet in dienst van Gods koninkrijk staan. Dit reformatorisch ideaal mogen we nooit prijsgeven. Al is de verhouding tussen kerk en overheid in onze tijd een heel andere als in de tijd der Reformatie, toch blijft voor ons het theocratisch ideaal richtinggevend.

De Overheid heeft de roeping voor scholen te zorgen, waar de Kerk haar opvoedingsroeping kan vervullen. In het licht van de theocratie is het aanvaardbaar, dat zulke scholen door de Overheid gesticht en onderhouden worden.

De Kerk heeft dan de taak deze scholen dienstbaar te maken aan de opbouw van de gemeente en de jeugd te onderwijzen in het kennen en dienen van de Heere. De school moet de kerk en haar opbouw dienen. Vandaar de bekende uitspraak van Festus

Hommius, dat de scholen "planthoven der gemeente" zijn. Het is en blijft de roeping van de kerl< , ool< onder de veranderde omstandigheden, toezicht te houden op het onderw/ijs dat haar jeugd op de school ontvangt.

In de tijd der Reformatie bemoeide de kerk zich zeer intensief met de school. De stichting van scholen in Straatsburg en Geneve zijn hiervan sprekende voorbeelden.

Uit de Acta van de Prov Synoden, te beginnen met de Synode van Dordrecht in 1574 tot de grote Nationale Synode van 1618-19 blijkt, dat ook de kerk der Reformatie in Nederland reeds vroeg aandacht besteed heeft aan het onderwijs op de scholen.

Er wordt bijna geen Synode gehouden waar de zaak van de school niet aan de orde komt. Uit de genomen besluiten omtrent de school blijkt, dat de kerk het als haar roeping ziet opzicht te oefenen over de schoolmeesters en het te geven onderwijs.

De man voor de klas en de inhoud van het onderwijs achtte de kerk tot haar verantwoordelijkheden te behoren.

In de Dordtse kerkorde is dit terug te vinden in art. 21: "De kerkeraden zullen alom toezien, dat er goede schoolmeesters zijn, die niet alleen de kinderen leren lezen, schrijven, spreken en vrije kunsten, maar ook dezelven in de godzaligheid en in de Catechismus onderwijzen." Men eiste, dat de schoolmeesters de belijdenis zouden ondertekenen en de jeugd de Catechismus zouden onderwijzen.

Temidden van het diepe verval in de 17e en 18e eeuw hebben de mannen van de Nadere Reformatie de Overheid en de kerk steeds op hun verantwoordelijkheid gewezen om de jeugd op te voeden tot "mensen Gods". Via Classes en Synode wekken zij de Overheid op om voor scholen te zorgen waar de gereformeerde leer wordt onderwezen. De kerk moest er op toezien, dat er gereformeerde schoolmeesters benoemd werden en de jeugd in de godzaligheid onderwezen werd.

Het primaat van de opvoeding was echter aan de kerk toebetrouwd. Daarom moest de kerk er op toezien, dat er gereformeerde schoolmeesters werden benoemd en de jeugd in de godzaligheid onderwezen werd.

t^en kan de Nadere Reformatie zelfs beschouwen als een beweging met opvoedkundige idealen! Vooral ook in de prediking moest de kerk de gemeente opvoeden in de leer die naar de godzaligheid is. De prediking moest zich dan ook niet teveel verliezen in de theologische discussie, maar zich meer op de praktijk der godzaligheid richten. De kerk moest de mensen leren naar Gods geboden te leven en met het hart te geloven. De catechese moest krachtiger ter hand worden genomen. Omdat de catechese zo verwaarloosd werd, was er zoveel gebrek aan kennis onder het kerkvolk. Het ontbrak aan godzalige schoolmeesters, die de jeugd de godzaligheid inprenten. De gezinnen moesten gereformeerd worden.

De Nadere Reformatie heeft zich vooral op het gezin gericht, t^en heeft wel gezegd, dat nadat men de slag om de kerk en de school verloren had en daar geen heil meer van verwachtte, de Nadere Reformatie zich heeft teruggetrokken op het gezin. Er is misschien waarheid in die stelling. Maar zij begrepen vooral: je kunt nog zo krachtig prediken en ernstig catechiseren, maar wanneer thuis wordt afgebroken wat in de kerk en op de catechisatie wordt geleerd, baat het niet.

Het gezin was in de ogen van de mannen der Nadere Reformatie hoogst belangrijk. Daar moest het herstel van kerk en volk beginnen. Alle hoop hadden zij op het gezin gevestigd.

Dit alles leert ons overduidelijk, dat de Kerk altijd beseft heeft een opvoedende taak en opdracht van God te hebben ontvangen, vooral ook tegenover het zaad der gemeente. Dit besef is blijven leven, ook na de Afscheiding en het verval van de christelijke Overheid. We denken hierbij vooral aan de Schoolstrijd en de oprichting van de bijzondere school. Vooral vanuit de kerken heeft men zich beijverd om het christelijk onderwijs gestalte te geven. Na de wet van 1920 zijn overal in den lande reformatorische scholen gebouwd en opgericht. De verslagen in de Saambinder uit de jaren 1920 tot 1940 leren ons welk een offers men bereid was te brengen en hoe de kerken financieel en op andere wijzen hielpen om tot schoolstichting en bouw van scholen te komen. Meestal is het initiatief hiertoe van de kerk en haar ambtsdragers uitgegaan. De kerk wist zich hiertoe van God geroepen.

We mogen ook wel de kweekschool De Driestar noemen, die vele jaren zonder overheidssubsidie door de steun der kerken in stand gehouden werd.

In dit verband kunnen we ook het B.G.S. noemen, dat drie jaar lang ongesubsidieerd kon functioneren, dankzij de financiële steun van de Kerk. Verder kent de Vereniging Gereformeerd Schoolondenwijs een nauwe relatie met de Kerk, doordat vele kerken lid zijn en financiële steun bieden.

De blijvende taak van de kerk

Nu bijna overal In het land reformatorische scholen voor basis- en voortgezet onderwijs gerealiseerd zijn, schijnt de taak van de kerk ten einde te zijn. Hier en daar heeft men de hulp van de kerk nog nodig om het vervoer te bekostigen en enkele niet-gesubsidieerde zaken te verwezenlijken, maar over het algemeen lijkt het mij toe, dat de taak en inbreng van de kerk in de reformatorische scholen sterk verminderd is. Het feit, dat hef reformatorisch ondenwijs door de Overheid erkend is, een verzadigingspunt in het oprichten van scholen is bereikt en het reformatorisch ondenwijs geheel gesubsidieerd wordt, heeftertoe bijgedragen dat de kerk niet meer zo nauw bij de school betrokken is als vroeger

Ik geloof, dat vele ouders en schoolbesturen een te nauwe band met de kerken zelfs niet wenselijk achten. De kerkelijke verdeeldheid en de gemengde kerkelijke samenstelling van de leerlingen bemoeilijken de band met de kerken wel, maar toch zie ik de scholen steeds meer als een zelfstandige en onafhankelijke grootheid naar voren treden. De school komt wat losser van de kerk te staan en wordt meer een school van de ouders. De leus "de school aan de ouders" is ons echt niet vreemd. Toch is dit niet in overeenstemming met het bijbels en reformatorisch principe. We hebben gezien, dat de kerk wel degelijk een taak in de school heeft. Het is zelfs een opdracht, die de kerk niet uit handen mag geven. Zij is geroepen om op te voeden.

Hoe kan daar in de veranderde situatie gestaite aan gegeven worden?

Er is immers een geheel andere situatie ontstaan met de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder ondenwijs, dan in de tijd van Reformatie en Nadere Reformatie. Er is door de volledige subsidiëring en het samenwerken van verschillende kerkgenootschappen in het reformatorisch onderwijs ook een andere situatie ontstaan dan in de tijd van de schoolstrijd en de periode van het niet gesubsidieerd zijn.

Toch moet de kerk bij de school betrokken blijven! Maar hoe? De kerk zou kunnen blijven eisen, dat het ondenwijzend personeel de drie formulieren ondertekent. Van de school zou geëist mogen worden, dat de Heidelbergse Catechismus onderwezen wordt. De kerk zou opzicht moeten oefenen op het gehalte van het christelijk ondenwijs door middel van schoolbezoek, inspraak in het benoemen van de leerkrachten, vooral de godsdienstleraar, en in het kennisnemen van de leermiddelen, die de school gebruikt.

De kerkeraad zou de school een vast punt op de agenda van de kerkeraadsvergadering

kunnen maken. Ook zou men de kerkeraadsleden die lid zijn van het schoolbestuur kunnen vragen over de school te rapporteren.

Daartegenover staat, dat de kerk op de huisbezoeken de ouders moet vermanen en opwekken hun kinderen naar de reformatorische school te zenden en zo nodig financieel de ouders moet helpen om het vervoer naar de reformatorische school mogelijk te maken.

De toekomst

In de toekomst zou de school de kerk weer wel eens hard nodig kunnen hebben. Hoe lang zal het de reformatorische school nog toegestaan worden de gereformeerde religie in haar onderwijs de kinderen in te prenten? Het geloof wordt meer en meer gezien als een privé-zaak, die niet op de school thuishoort. En als de religie op de school thuishoort, dan niet alleen de christelijke religie, maar ook de andere godsdiensten zoals de Islam en het Boeddhisme.

Het is echt geen utopie om te vrezen, dat men het in de toekomst discriminerend zal vinden om in de school uit te dragen, dat Jezus Christus de enige heilsweg is en de andere religies dwaalwegen zijn.

De gereformeerde gezindte zal in onze ontkerstende samenleving steeds meer apart komen

te staan. Het opkomend humanisme zal niet meer begrijpen waarom wij anders denken en handelen. Onze identiteit zal voor anderen steeds vreemder worden. Men zal ons niet meer begrijpen. Het gevolg zal zijn, dat de tolerantie af zal nemen en de agressie zal toenemen. Er kon wel eens een confrontatie in de toekomst liggen tussen een maatschappij, die zijn normen ontleent aan de mens en zijn welbevinden èn tussen scholen, die hun norm ontlenen aan Gods onveranderlijke wetten.

De ontkerstening van ons volk, de geheel eigen opvatting over goed en kwaad en de gelijkstelling van alle religies, zouden een situatie kunnen scheppen waarin het voortbestaan van het reformatorisch onderwijs in gevaar komt. We denken hier met name ook aan de Wet gelijke behandeling en de anti-discriminatie-wetten.

In de toekomst zal de school de steun en voorbede van de kerk hard nodig hebben. De kerk zou zich wel eens als een muur rondom de school hebben op te stellen. Maar op haar beurt heeft de kerk de reformatorische school hard nodig om haar jeugd op te voeden. Daarom moeten we, nu al onze doelen bijna zijn bereikt en overal scholen voor reformatorisch onderwijs zijn gesticht, de band tussen kerk en school niet losser maken.

Ik wil pleiten voor het oude ideaal, dat de school ziet als een verlengstuk van de opvoedende opdracht, die de kerk van God heeft ontvangen.

In het licht van het theocratisch uitgangspunt mogen we ook niet vergeten, dat hoe bevoorrecht wij ook zijn, dat wij onze kinderen kunnen toebetrouwen aan reformatorische scholen, er duizenden kinderen zijn in onze natie, die vervreemd zijn van dit ondenwijs. Het moet ons niet alleen gaan om onze eigen kinderen, maar om de kinderen van ons volk, dat eens zo rijk door God gezegend is geworden. "Gaat het ulieden niet aan, gij allen, die over de weg gaat? " zegt de profeet Jeremia (Klaagl. 1:12). Zo moet het ons toch tot smart zijn, dat ons volk geen scholen meer kent, waar de kerk haar taak kan vervullen, om het volk de kennis des Heeren te onderwijzen.

Zo kan het goed zijn om terug te zien en te bedenken hoe de verhouding Kerk, Staat en School behoorde te zijn. Het zal ons ootmoedig stemmen en ons er voor bewaren te denken, dat wij nü het ideaal bereikt hebben.

Het is ook goed om een blik in de toekomst te slaan, opdat wij ons nu reeds wapenen zullen voor de strijd, die aanstaande is. Geweldige levensvragen en problemen zullen zich daarin aan ons en onze jeugd opdringen. Kerk, school en gezin zullen gezamenlijk antwoorden moeten vinden op die vragen, opdat wij onze kinderen de weg Gods kunnen wijzen. Gods Woord en de belijdenis der Reformatie moeten de kerk, de school en het gezin samenbinden. En hoe die toekomst ook beangstigen mag, de wetenschap dat de Heere Zijn beloften zal vervullen, bewaart ons toch voor moedeloosheid en wanhoop. De Heere heeft gezegd: "Het zaad zal Hem dienen, het zal de Heere aangeschreven worden tot in geslachten" (Psalm 22 : 31). God zal Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken.

Er loopt via onze vaders tot in onze tijd een gouden draad door ons volksleven. God zal met Zijn werk doorgaan. Hij zal door de hand van Christus Zich een Kerk vergaderen, uitverkoren tot het eeuwige leven. Christus zal Zijn gemeente hebben. Het zaad zal Hem dienen! Dit doet ons met vertrouwen voortgaan, wetende, dat onze arbeid niet ijdel is in de Heere.

Ds. C. Harinck.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988

De Reformatorische School | 72 Pagina's

De taak van de kerk met betrekking tot de school

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988

De Reformatorische School | 72 Pagina's