Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rijksbegroting voor onderwijs en wetenschappen 1989

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rijksbegroting voor onderwijs en wetenschappen 1989

Informatie

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De derde dinsdag van september

Artikel 65 van de Grondwet luidt: "Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Koningin in een verenigde vergadering van de

Staten-Generaal een uiteenzetting gege- ven van het door de regering te voeren beleid".

Het uitspreken van de Troonrede door de Koningin, dat dus voorgeschireven wordt door de Grondwet, bevat de belangrijkste beleidslijnen van het regeringsprogramma voor het komende zittingsjaar.

Traditiegetrouw worden ook jaarlijks op de derde dinsdag van september de miljoenennota en de begrotingshoofdstukken van de onderscheidene departementen voor het komende jaar aan de Staten-Generaal aangeboden. Hoofdstuk VIII omvat de begroting van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

Voltooiing en voorbereiding van beleidsmaatregelen

In de memorie van toelichting op de begroting van Onderwijs en Wetenschappen voor 1989 ligt de nadruk op twee elementen, t.w. de voltooiing van wat in gang gezet is en de voorbereiding op een nieuwe fase in het beleid.

De bewindslieden willen in ieder geval de uitgezette beleidslijnen, vervat in het bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakte wetsontwerp ter invoering van de basisvorming en het ingediende wetsvoorstel voor sectorvorming en vernieuwing in het middelbaar beroepsonderwijs tot concrete uitvoering brengen.

In de visie van de regering moeten de grote lijnen van de beleidsontwikkeling voor de jaren '90 nu worden aangegeven om waar mogelijk over de wezenlijke uitgangspunten consensus te bereiken. In dit verband worden in de memorie van toelichting als meest essentiële terreinen genoemd:

a. verhoging van het algemeen basisniveau door invoering van de basisvorming;

b. de ontwikkeling van wetenschap en technologie;

c. de vergroting van autonomie van de scholen.

Autonomie en deregulering

De onderwijsbewindslieden stellen in de memorie van toelichting voort te willen gaan op de in 1988 ingeslagen weg tot vergroting van de autonomie van de scholen. Zij willen dit doel bereiken via deregulering (dit is het afschaffen, verlichten of stroomlijnen van door de overheid opge-

legde regels en wetten teneinde onnodige bureaucratie en met de regelgeving samenhangende onnodig hoge kosten te vermijden).

De gedachtenwisseling over het thema autonomie en deregulering in 1987 heeft geleid tot de door de bewindslieden in 1988 uitgebrachte notitie: "De school op weg naar 2000". Over de hierin geschetste besturingsfilosofie voor een meer autonoom en kwaliteitsbewust onderwijs hebben de bewindslieden in een "miniconferentie" in juni 1988 een eerste verkennende discussie met onderwijsorganisaties gevoerd (zie DRS van juli 1988). Het streven naar grotere zelfstandigheid voor scholen, waartoe deregulering een middel moet zijn, heeft tot doel de eigen verantwoordelijkheden van onderwijs en overheid meer profiel te geven.

De in die notitie geschetste filosofie is door de organisaties die aan bedoelde conferentie destijds deelnamen, echter unaniem van de hand gewezen. Desalniettemin worden in de memorie van toelichting verscheidene beleidsvoornemens aangekondigd die gebaseerd zijn op deze filosofie.

Minister Deetman en staatssecretaris mevr. Ginjaar-Maas zullen nu de Commissie voor de toetsing van wetgevingsprojecten (de Commissie-Hirsch Ballin) advies vragen over de relatie tussen genoemde notitie en het (Grond-)wettelijk kader Daarnaast zal de commissie in het bijzonder adviseren over de randvoorwaarden waarbinnen vergroting van de autonomie en bevordering van de kwaliteit gestalte kunnen krijgen, en over de concrete aanpassingen van weten regelgeving die daarvoor nodig zijn. Genoemde commissie heeft tot taak ontwerp-regelingen te toetsen uit een oogpunt van sober en terughoudend wetgevingsbeleid en aan de aanwijzingen voor de wetgeving.

Arbeidsvoorwaardenbeleid

In de memorie van toelichting wordt geconstateerd dat er krachtige signalen zijn die duiden op onbeheersbaarheid van bepaalde rechtspositieregelingen, waaronder de zgn. garantieregeling. Deze onbeheersbaarheid hangt mede samen met de ingewikkeldheid van regelingen in de sfeer van formatietoedeling en formatievaststelling. Voorts achten de bewindslieden het van belang dat het beroep op garantieregelingen en andere uitkeringsregelingen wordt teruggedrongen.

Met het oog hierop zullen maatregelen worden voorgesteld die op korte termijn moeten leiden tot een meer samenhangende en meer beheersbare regelgeving op de terreinen inzake de formatietoedeling en de rechtspositionele bescherming bij taakvermindering en ontslag.

Het streven is erop gericht deze voorstellen, die vergroting van de autonomie van de scholen beogen, per 1 augustus 1990 te doen ingaan.

Nieuw formatiesysteem primair en voortgezet onderwijs

Voor het primair en het voortgezet onderwijs is in de memorie van toelichting een nieuw formatiesysteem aangekondigd. De kern daarvan is dat aan de scholen een formatiebudget wordt toegekend, waarbinnen de scholen zelf de bevoegdheid hebben de formatie vast te stellen. Het formatiebudget wordt niet in de vorm van geld aan de scholen toegekend, maar in de vorm van formatierekeneenheden. Een functie die in de formatie wordt opgenomen "kost", afhankelijk van de voor die functie geldende maximum-salarisschaal, een vastgesteld aantal formatierekeneenheden. De bestaande formatie-regelingen voor onder-

wijzend en onderwijsondersteunende personeel worden vervangen door een formatienorm. De leraarlessen- en taakeenhedenformules verdwijnen. Voor de opvang van formatieve'fricties, b.v als gevolg van leerlingendaling of gewijzigde vakkenkeuze, wordt een opslag boven de norm toegekend. Het bestuur bepaalt zelf of en in hoeverre personeel gebruik maakt van de garantieregeling. De bovengrens wordt daarbij aangegeven door het beschikbare aantal formatierekeneenheden, het formatiebudget.

Om de ruimte voor eigen personeelsbeleid van de schoolbesturen te vergroten, zal het mogelijk worden gemaakt, uitgaande van normfuncties, differentiatie aan te brengen.

Weektaaksysteem leraren voortgezet onderwijs

Als het aan de bewindslieden ligt zal de weektaak van de docent in het voortgezet onderwijs in de nabije toekomst niet meer worden uitgedrukt in een aantal les- of taakeenheden (normbetrekking = 29 lesuren), maar in (delen van) een normbetrekking van 40 uur per week.

In combinatie met het nieuwe formatiesysteem brengt de invoering van de weektaak mee dat op schoolniveau directer rekening kan worden gehouden met verschillen in taakomvang en taakbelasting van individuele leraren of groepen van leraren.

Bestrijding van versnippering van functies

De bewindslieden achten het noodzakelijk maatregelen te treffen ter bestrijding van de toenemende versnippering van leraarsfuncties, vooral in het basisonderwijs. Versnippering van functies wordt bevorderd door de groei van het verschijnsel deeltijdarbeid en van regelingen in de sfeer van vervroegde uittreding en arbeidsduurverkorting. Voorts treedt versnippering op als gevolg van de in het basisondenwijs geldende formatieregeling, die zich kenmerkt door een "kleinschalige" toekenning van formatie aan de scholen (in dagen of dagdelen).

De bewindslieden overwegen nu te bevorderen dat besturen van scholen voor basisonderwijs een optimale mogelijkheid wordt geboden "versnipperingsproblemen" zelf op te lossen.

Aan het georganiseerd overleg zullen op korte termijn voorstellen worden voorgelegd die een soepeler toepassing van de ADV-regeling beogen. Gedacht wordt aan het bieden van de mogelijkheid om ADVverlof niet alleen per week of per 4 weken, maar ook per jaar op te nemen.

Daarnaast wordt een versoepeling van de verplichting tot het aanbieden van vacatures in het kader van de zgn. voorrangsbenoemingen overwogen. Alsdan zouden de schoolbesturen gemakkelijker kunnen kiezen aan welk (ex-)personeelslid zij een vacature willen aanbieden.

Vaststelling promotiecriteria op schoolniveau

De huidige regeling inzake de promotiecriteria biedt de scholen naar het oordeel van de bewindslieden weinig mogelijkheden deze goed te gebruiken als instrument in het personeelsbeleid. Zij zullen derhalve voorstellen tot deregulering op dit punt doen. Deze zullen worden bezien in samenhang met de mogelijkheid tot functiedifferentiatie binnen de onderwijskundige formatie, die het nieuwe formatiesysteem zal bieden.

Het streven is de voorgestelde maatregelen gelijktijdig met het nieuwe formatiesysteem - d.wz. per 1 augustus 1990 - in te voeren, met uitzondering van de maatregel inzake het opnemen van ADV-verlof per jaar, waarvan de ingangsdatum 1 augustus 1989 kan zijn.

De lerarenopleidingen

Binnenkort zal de Tweede Kamer een notitie worden aangeboden waarin wordt voorgesteld een Wet op de beroepseisen van leraren tot stand te brengen. Het ligt naar de opvatting van de regering in de lijn van de ontwikkelingen in het afnemend veld en het beleid daarvoor om te komen tot een stelsel van wettelijk verankerde eisen waaraan een beginnend leraar zal moeten voldoen. Deze eisen zullen worden uitgedrukt in eindtermen voor de startbekwaamheid van leraar

Positie van het jonge kind

De komende jaren zal verhoogde aandacht worden geschonken aan maatregelen ter bevordering van de positie van het jonge kind in het basis- en speciaal onderwijs. Nog in 1988 zal een beleidsnotitie aan de

Tweede Kamer worden uitgebracht over de ontwikkeling van de pabo's en de daarin geschetste situatie in het primair onderwijs, waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan het jonge kind. Het is niet uitgesloten dat de Tweede Kamer zal worden voorgesteld de in de Overgangswet WBO voorkomende maatregel, die garandeert dat aan iedere basisschool ten minste 1 groepsleraar is verbonden met specifieke kennis en ervaring met betrekking tot het jonge kind, tot 1 augustus 1992 te verlengen.

Verbetering afstemming vraag en aanbod van leraren

In de memorie van toelichting wordt geconstateerd dat het verschil tussen vraag en aanbod van bevoegde leerkrachten voor sommige vakken of sectoren een overschot, voor andere vakken of sectoren een tekort betreft. Waar overschotten geconstateerd of verwacht worden zullen afspraken, afgestemd op de behoefte, nagestreefd worden. Ook over de beperking van de uitstroom uit de lerarenopleidingen.

Waar tekorten worden vastgesteld of verwacht zal getracht worden door middel van intensieve studie- of beroepsvoorlichting, zowel vanwege de overheid als vanwege de instellingen, de instroom te bevorderen.

Een notitie waarin nader wordt ingegaan op de problematiek van vraag en aanbod van leraren en oplossingswegen is onlangs aan de Tweede Kamer gezonden.

Profilering leraarschap

Bijzondere aandacht wordt besteed aan het sterk afgebrokkelde imago van het leraarschap. De bewindslieden willen er zich voor inspannen om het leraarschap een maatschappelijk hoger aanzien te geven. Voor een meer positieve profilering van het leraarschap wordt aan o.m. de volgende maatregelen gedacht:

a. hogere eisen bij de toelating tot de pabo;

b. groei van de werkgelegenheid in het primair onderwijs;

c. maatregelen ter verbetering van de werkgelegenheid in het voortgezet onderwijs;

d. meer nadruk op vakkennis, vooral voor het voortgezet onderwijs, bij lerarenopleidingen toenemende professionalisering van het leraarschap; e. toenemende mogelijkheden voor functiedifferentiatie in verschillende sectoren van het onderwijs.

Emancipatiebeleid

Ook in 1989 zal het beleid van de bewindslieden voor onderwijs en wetenschappen gericht zijn op het bevorderen van gelijke kansen voor meisjes en jongens/vrouwen en mannen.

Om het bevoegd gezag en het schoolteam van de scholen voor primair onderwijs te stimuleren het schoolwerkplan door te lichten op het facet emancipatie en om roldoorbrekend onderwijs metterdaad vorm te geven, zijn de volgende maatregelen in voorbereiding:

a. opneming van doelstellingen van emancipatiebeleid in de uitgangspunten van de Wet op het basisonderwijs en de Wet op het (voortgezet) speciaal onderwijs;

b. opneming van aspecten van roldoorbreking in de eindtermen basisonderwijs.

(Voortgezet) speciaal onderwijs

Nog in 1988 zal een beleidsplan voor het (voortgezet) speciaal onderwijs worden uitgebracht. Daarin zullen alle thema's en beleidsmaatregelen die voor de ontwikkeling van het (voortgezet) speciaal onderwijs van belang zijn aan de orde komen.

Een op verzoek van de Tweede Kamer verrichte studie naar de achtergronden van de groei van het (voortgezet) speciaal onderwijs is uitgemond in twee onderzoeksrapporten. Een beleidsnotitie beschrijft het beleid dat in de komende jaren zal worden gevoerd ter beheersing van de groei van het (voortgezet) speciaal onderwijs. De voornaamste groeibeheersende maatregel komt erop neer dat de formatie en de materiële faciliteiten van scholen worden bevroren. Uitgezonderd hiervan zijn b.v. de scholen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen. Tevens zijn uitzonderingsgevallen mogelijk voor pas gestichte scholen.

Andere groeibeheersende maatregelen zijn:

- stopzetting van de planprocedure voor het (voortgezet) speciaal onderwijs; - de instelling van regionale adviescommissies die de leerlingenstromen regelen binnen het voortgezet onderwijs (b.v tussen m.a.vo. en i.b.o.) en tussen het reguliere onderwijs en het (voortgezet) spe-

ciaal onderwijs.

Bovenbedoelde beleidsnotitie bevat tevens maatregelen voor zorgverbreding in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Het streven is erop gericht deze maatregelen per 1 augustus 1989 in werking te doen treden.

Basisvorming en sectorvorming/ vernieuwing m.b.o.

Naar verwachting van de bewindslieden zullen rond de invoering van basisvorming in 1989 de volgende hoofdactiviteiten

plaats hebben:

- afronding van de wettelijke regeling; - uitvoering van vooral landelijke activiteiten uit het invoeringsplan; - vaststelling van de eerste werkversie van de eindtermen en vastlegging van de eindtermen in een ministeriële beschikking.

Het Instituut voor de Leerplanontwikkeling is gevraagd uiterlijk 1 januari 1989 een advies met betrekking tot de eindtermen voor het basisonderwijs uit te brengen. In het wetsvoorstel inzake de basisvorming is aangegeven dat deze eindtermen uiterlijk 1 augustus 1989 bij ministeriële beschikking worden vastgesteld. De scholen voor basisonderwijs dienen volgens dit wetsvoorstel uiterlijk m.i.v 1 augustus 1991 de eindtermen te hebben verwerkt in het schoolwerkplan.

T.b.v de ontwikkeling van de eindtermen voor de basisvorming in het voortgezet onderwijs zijn begin 1988 ontwikkelingsgroepen ingesteld, die alle vakken van de basisvorming omvatten. Gestreefd wordt naar een vaststelling van een eerste versie bij ministeriële beschikking uiterlijk in augustus 1989 na overleg met de onderwijsorganisaties en de Tweede Kamer Tegelijkertijd wordt de procedure in werking gesteld om tot het opnemen van de eindtermen in de wet te komen. Een voorstel hiertoe wordt voor 1 augustus 1990 ingediend.

De bewindslieden gaan uit van een spoedige behandeling van het wetsvoorstel sectorvorming en vernieuwing m.b.o. (svm). Het streven is erop gericht het plan van spreiding en situering voor de dagscholen voor m.b.o. en de daaraan verbonden afdelingen die m.i.v 1 augustus 1990 uit 's Rijks kas worden bekostigd, per 1 maart 1990 vast te stellen.

Wijziging stageduur bij het m.e.a.o., m.m.o. en de m.d.g.o.-afdelingen UV en MK

Onder handhaving van de geldende cursusduur wordt de normatieve stageduur bij het m.e.a.o., m.m.o. en twee afdelingen van het m.d.g.o. met ingang van het schooljaar 1989/1990 verlengd. Een en ander geschiedt in het perspectief van de nieuwe regelgeving en bekostigingssystematiek.

Deze maatregel houdt in, dat niet meer zoals thans het geval is het aantal stagedagen of - weken wordt voorgeschreven. Er wordt alleen voorgeschreven dat de leerlingen naast de lessen een stage volgen. De scholen zijn vrij zelf te beslissen over de aard en vormgeving van de stages. Daarnaast zullen de leraarlessen- en begeleidingseenhedenformules zodanig worden gewijzigd, dat daarin normatief de verlengde stageperiode wordt verdisconteerd. Als norm voor de bekostiging zal voor het m.e.a.o. een stageduur van 1472 weken, voor het m.m.o. van 18 weken en voor het m.d.g.o. (-UV en tVIK) van 27 weken gaan gelden.

Regeling optimalisering gebouwen onderwijs (Rogo)

Nog in 1988 zullen de bewindslieden een wetsvoorstel inzake regeling optimalisering gebouwen onderwijs (rogo) indienen. Bedoelde wet zal aan gemeenten instrumenten geven om te coördineren bij het tot stand brengen van een optimale benutting van de huisvestingscapaciteit voor het basis-, het (voortgezet) speciaal onderwijs, het voortgezet en het hoger beroepsonderwijs. Van rijkswege worden de normen en criteria vastgelegd op grond waarvan de huisvestingsbehoefte en, in samenhang met de aanwezige huisvesting, tekorten en overschotten kunnen worden aangetoond. Indien in een gemeente wordt geconstateerd dat aanvullende huisvestingsvoorzieningen benodigd zijn of als blijkt dat geen overeenstemming tussen de betrokkenen kan worden bereikt, zal de gemeente verzoeken om de gewenste voorzieningen via overzichten voorzieningen huisvesting voor de sectoren basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs voorleggen aan het departement van onderwijs.

Daarmee wordt in de gemeente de basis gelegd voor de voorbereiding van de be-

sluitvorming omtrent de eventuele toel< enning van nieuwe huisvestingsvoorzieningen.

Beperking kleine scholen

In het leader van het voeren van een sober en doelmatig beleid worden aanvullende maatregelen getroffen die moeten leiden tot een beperking van de kosten voortvloeiende uit de instandhouding van kleine scholen. Met deze maatregelen wordt een beperking van 100 miljoen beoogd.

Met het oog hierop bestaat het voornemen voor de instandhouding van basisscholen en ondergrens van 23 leerlingen aan te brengen. Een wijziging van de Wet op het basisonderwijs hiertoe is in voorbereiding. Voor de sector van het voortgezet onderwijs bestaan geen voornemens maatregelen te treffen die moeten leiden tot optrekking van de opheffingsnormen.

Voor basisscholen tot een omvang van omstreeks 125 leerlingen zal met ingang van het schooljaar 1989/1990 de formatie worden verminderd. De verlaging per school zal maximaal 0.4 formatieplaats zijn.

Voor het voortgezet onderwijs wordt voorgesteld om beperkende maatregelen te treffen t.a.v de wijze van bekostiging van de kleine scholen in de eerste fase van het voortgezet onderwijs. In de uitwerking zal dit ertoe leiden, dat schoolsoorten waarvoor bij de bepaling van de omvang van de personeelsformatie een zgn. vaste voet in de leraarlessenformule van toepassing is, een beperking zal plaatshebben door middel van een gedeeltelijke verlaging van deze vaste voet.

Voorbereidend beroepsonderwijs

De behoefte aan een betere profilering van het lager beroepsonderwijs, alsmede de ontwikkelingen van de leerlingenaantallen in dit schooltype, maken het naar het oordeel van de bewindslieden noodzakelijk snel een begin te maken met de versterking ervan. Daartoe is op 29 september 1988 een voorstel van wet om te komen tot invoering van het voorbereidend beroepsonderwijs bij de Tweede Kamer ingediend.

Het gaat hier om veranderingen in de laatste leerjaren van het lager beroepsonderwijs. Het doel van het wetsvoorstel is om het beroepsvoorbereidend karakter te versterken en door structurering van het examenpakket en de lessentabel te komen tot één onderwijskundig geheel.

Het desbetreffende wetsontwerp bevat een regeling voor de wijze waarop het lager beroepsonderwijs wordt omgezet in het nieuwe voorbereidend beroepsonderwijs. Het streven is erop gericht de omzetting per 1 augustus 1990 te realiseren.

Nog veel onzekerheid

Tenslotte nog een paar niet onbelangrijke vragen. Zullen de hierboven gesignaleerde beleidsvoornemens en de vele andere, die in de memorie van toelichting vermeld zijn, bekrachtigd worden door de Staten- Generaal? Geheel overeenkomstig de nog in vele gevallen uit te werken voorstellen? Wanneer? En wanneer zullen de (besturen van) scholen officieel weten waar zij aan toe zijn ten aanzien van de maatregelen, waarvan sommige - naar het zich laat aanzien - toch van vérstrekkende betekenis zijn? In een onverantwoord laat stadium?

Met betrekking tot b.v de plannen rond de basisvorming kan nu reeds gesteld worden dat de behandeling van het wetsontwerp moeizamer verloopt dan in de memorie van toelichting is geschetst. De onderwijsspecialisten in de Tweede Kamer zijn n.l. wat huiverig voor een snelle besluitvorming omdat er nog vele aspekten aan het wetsvoorstel verbonden zijn, die om duidelijkheid vragen. In het bijzonder inzake de financiële zijde van het invoeringsproces en la.v de "vrije ruimte", waarvan (vrijwel) niets zou overblijven.

J.J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1988

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Rijksbegroting voor onderwijs en wetenschappen 1989

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1988

De Reformatorische School | 52 Pagina's