Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ziekteverlof en geneeskundige keuringen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ziekteverlof en geneeskundige keuringen

Rechtspositie

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het komt regelmatig voor dat aan het VG.S.-bureau vragen worden voorgelegd over de procedures die gevolgd moeten w/orden ingeval van ziekte van personeelsleden en over de geneeskundige keuringen waaraan betrokkenen zich eventueel moeten onderwerpen.

Daarom wordt hieronder een nadere uiteenzetting gegeven van de terzake van toepassing zijnde regelingen en de te volgen procedures.

Personeel dat geen ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet

Deze categorie personeel valt onder de werking van de Ziektewet. De bepalingen van hoofdstuk I-E van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rpbo) zijn op deze personeelsleden niet van toepassing.

Zoals bekend is de uitvoering van de Ziektewet in handen gelegd van de bedrijfsverenigingen. Dit betekent onder meer dat de controle bij afwezigheid wegens ziekte door de bedrijfsvereniging wordt uitgevoerd. Voor de vraag wanneer een personeelslid al dan niet ambtenaar is in de zin van de ABP-wet, moge kortheidshalve ondermeer venwezen worden naar de circulaire van de minister van Onderwijs en Wetenschappen d.d. 26 juni 1986, kenmerk DI/AB 86-09 C860088, met als ondenwerp "minimum contractsduur voor het ambtenaarschap in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet voor het onderwijspersoneel".

Personeel dat ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet

Voor deze personeelsleden, zowel in de categorie onderwijzend als in de categorie ondenwijsondersteunend personeel, zijn de bepalingen van hoofdstuk I-E van het Rpbo van toepassing.

Met nadruk wordt er op gewezen dat onderstaande uiteenzetting niet meer inhoudt dan een samenvatting van de bepalingen van hoofdstuk I-E Rpbo. Het verdient derhalve aanbeveling dat een schoolbestuur dat vragen heeft over de onderhavige materie tevens de desbetreffende artikelen uit het Rpbo raadpleegt.

Algemeen (artikel I-E2)

De controle bij afwezigheid wegens ziekte wordt in het Rpbo in handen gelegd van het bevoegd gezag (schoolbestuur). Het bevoegd gezag heeft in de opzet van hoofdstuk I-E Rpbo een grote mate van vrijheid om te beoordelen of het noodzakelijk is een geneeskundige keuring te laten verrichten. Artikel I-E2 Rpbo bepaalt dat de belanghebbende (dus de leerkracht die of het lid van het onderwijsondersteunend personeel dat ambtenaar is in de zin van de ABP-wet), die wegens ziekte geheel of gedeeltelijk verhinderd is zijn werk te doen, geheel of gedeeltelijk ziekteverlof geniet. De belanghebbende is verplicht om bij verhindering het bevoegd gezag daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen. Hij is voorts verplicht zijn medewerking te verlenen aan een hem opgedragen geneeskundig onderzoek.

Wanneer de afwezigheid van een belanghebbende langer dan drie maanden duurt, is het bevoegd gezag verplicht de inspectie hiervan mededeling te doen.

Doorbetaling bezoldiging

De belanghebbende die volledig of tenminste voor meer dan 55% van zijn betrekking

ziekteverlof geniet, wordt als volgt bezoldigd. Gedurende de kalendermaand waarin de afwezigheid wegens ziekte is begonnen, wordt betrokkene volledig bezoldigd. Voorts geldt het volgende:

a. degene die bij het begin van het ziekteverlof in vaste dienst was, houdt gedurende 18 maanden zijn volle bezoldiging en daarna 80% van zijn bezoldiging;

b. degene die bij het begin van het ziekteverlof in tijdelijke dienst was, houdt gedurende 12 maanden zijn volle bezoldiging en daarna 80% daarvan.

De belanghebbende die voor maximaal 55% van zijn betrekking ziekteverlof geniet, houdt aanspraak op zijn volle bezoldiging, voor zolang blijkens een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel I-E7 Rpbo (zie hieronder) tot gedeeltelijke diensthervatting toestemming is verleend.

Geneeskundig onderzoek

In hoofdstuk I-E Rpbo worden vijf soorten geneeskundig onderzoek onderscheiden:

1. De controle bij diensthervatting (artikel I-E7 lid 1 Rpbo)

Het bevoegd gezag kèn bepalen dat degene die ziekteverlof geniet, zijn werkzaamheden slechts mag hervatten wanneer blijkens een geneeskundige verklaring daarvoor toestemming is verleend. Die toestemming is in ieder geval vereist wanneer de betrokkene meer dan één jaar volledig ziekteverlof heeft genoten. De bedoelde geneeskundige verklaring moet worden afgegeven door een geneeskundige, die voor zowel het bevoegd gezag als voor het betrokken personeelslid redelijkerwijs aanvaardbaar is. De geneeskundige mag in elk geval niet de huisarts van het personeelslid zijn.

2. Hef geneeskundig onderzoek op verzoek van de belanghebbende (artikel I-E7 lid 2 Rpbo)

De belanghebbende die ziekteverlof geniet, kan het bevoegd gezag schriftelijk verzoeken een geneeskundig onderzoek te laten plaatsvinden, ter beantwoording van de vraag of hij in staat is zijn werk te hervatten. Aan een dergelijk verzoek mag niet vaker dan éénmaal per jaar uitvoering worden gegeven. 3. Het onderzoek tijdens ziekteverlof (artikel l-EU Rpbo)

Het bevoegd gezag kan tijdens het ziekteverlof van een personeelslid een geneeskundig onderzoek laten instellen ter beantwoording van de volgende vragen:

a. of er sprake is van een verhindering tot dienstverrichting;

b. of de ziekte is voorgewend of te overdreven is voorgesteld; of de ziekte opzettelijk is veroorzaakt; of de betrokkene verzuimt zich onder geneeskundige behandeling te stellen of niet voldoende meewerkt aan zijn genezing;

c. of verdere maatregelen in het belang van het herstel nodig zijn;

d. wanneer en in welke mate de dienst kan worden hervat;

e. of er termen aanwezig zijn om een verklaring van geen bezwaar, die nodig is om tijdens ziekte het land te kunnen verlaten, af te geven.

4. Het onderzoek ondanks dienstvervulling (artikel I-El5 Rpbo)

Wanneer daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag gegronde redenen bestaan, kan ook degene die niet reeds ziekteverlof geniet en derhalve zijn werkzaamheden wel verricht, aan een geneeskundig onderzoek worden onderworpen. De redenen daartoe moet het bevoegd gezag schriftelijk aan het betrokken personeelslid en aan de geneeskundige die het onderzoek moet verrichten, schriftelijk meedelen.

De conclusie van dit geneeskundig onderzoek kan tot gevolg hebben dat het bevoegd gezag de belanghebbende op grond van diens gezondheidstoestand geheel of gedeeltelijk ziekteverlof verleent.

In artikel I-E16 Rpbo is bepaald, dat de belanghebbende die bezwaren heeft tegen de conclusie van de onderzoeken, hierboven onder de punten 3 en 4 bedoeld, daarvan binnen drie dagen na ontvangst van de conclusie van het geneeskundig onderzoek, schriftelijk mededeling kan doen aan het bevoegd gezag.

Het is in dat geval mogelijk dat een hernieuwd geneeskundig onderzoek wordt uitgevoerd. Hieronder zal daarop nog nader worden ingegaan.

5. Hef onderzoek of diensthervatting is uitgesloten (artil< el I-E 17 Rpbo)

Dit geneeskundig onderzoek wordt ingesteld ter beantwoording van de vraag of volledige diensthervatting al dan niet blijvend is uitgesloten.

Dit onderzoek mag niet vaker dan eenmaal in een tijdvak van drie maanden worden uitgevoerd.

Het onderzoek moet in elk geval worden ingesteld:

a. zodra het geheel of gedeeltelijk ziekteverlof een duur heeft van: - meer dan één jaar onafgebroken; - meer dan 365 kalenderdagen in een tijdvak van 1 Vz jaar

b. indien ernstige twijfel bestaat aan het herstel van de belanghebbende.

Procedure

Het bevoegd gezag verzoekt aan de geneeskundige van zijn keuze, die ook voor het betrokken personeelslid redelijkerwijs aanvaardbaar is, een geneeskundig onderzoek in te stellen. Deze geneeskundige kan elke willekeurige arts zijn, behalve de huisarts van de belanghebbende. Wanneer het bevoegd gezag een personeelslid aan een geneeskundige keuring wil laten onderwerpen, verzoekt het de belanghebbende zich te laten keuren en stelt het daarvan tevens de betrokken geneeskundige op de hoogte.

Direct nadat het onderzoek is uitgevoerd, deelt de geneeskundige de uitslag daarvan schriftelijk mee aan het bevoegd gezag, dat vervolgens het betrokken personeelslid daarvan in kennis stelt. Bovendien moet de geneeskundige die het onderzoek heeft uitgevoerd, wanneer de belanghebbende daarom verzoekt, de uitslag van het onderzoek meedelen aan diens huisarts.

Zoals hiervoor reeds is aangegeven, heeft het betrokken personeelslid bij het geneeskundig onderzoek tijdens ziekteverlof en bij het geneeskundig onderzoek ondanks dienstvervulling, de mogelijkheid om binnen drie dagen na de ontvangst van de uitslag van het onderzoek, onder opgaaf van redenen schriftelijk zijn bezwaren kenbaar te maken bij het bevoegd gezag. Ter ondersteuning van zijn bezwaren kan hij een verklaring van een geneeskundige overleggen. Het is mogelijk dat het bevoegd gezag reeds direct na overleg met de geneeskundige die het onderzoek heeft verricht, tot de conclusie komt dat de bezwaren van het personeelslid gegrond zijn.

Is dat niet het geval, dan wordt door het bevoegd gezag binnen veertien dagen na ontvangst van het bezwaarschrift een commissie van geneeskundigen benoemd. In die commissie mag de geneeskundige die in eerste instantie het onderzoek heeft verricht, geen zitting hebben. De commissie van geneeskundigen stelt een nieuw onderzoek in. In de toelichting op artikel I-El 6 Rpbo wordt opgemerkt dat voor wat de samenstelling van de commissie van geneeskundigen betreft, gedacht moet worden aan een commissie van ten minste twee geneeskundigen. Voorts wordt In deze toelichting opgemerkt dat het de voorkeur verdient dat de belanghebbende slechts éénmaal verschijnt voor een door de geneeskundigen gezamenlijk te verrichten onderzoek. Slechts indien het niet anders mogelijk is, zou de belanghebbende door iedere geneeskundige afzonderlijk kunnen worden onderzocht.

De ABP-keuring (artikel I-El 8 Rpbo)

Wanneer uit het onderzoek ondanks dienstvervulling (hierboven bedoeld onder punt 4) of uit het onderzoek of diensthervatting is uitgesloten (hierboven bedoeld onder punt 5) blijkt, dat de belanghebbende op grond van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt moet worden geacht voor de vervulling van zijn betrekking, dan moet het bevoegd gezag "onvenwijld" een verzoek indienen bij de directie van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) tot het Instellen van een zgn. pensioenonderzoek. Ook de belanghebbende zelf kan zo'n onderzoek aanvragen. Het pensioenonderzoek wordt uitgevoerd door geneeskundigen, die door de directie van het ABP worden aangewezen.

Zowel de belanghebbende als het bevoegd gezag kunnen van de directie van het ABP verlangen, dat een door hen aan te wijzen geneeskundige bij het pensioenonderzoek wordt betrokken. Deze arts, dit mag ook de huisarts van de belanghebbende zijn, mag het pensioenonderzoek bijwonen en de geneeskundigen die de keuring verrichten, van advies dienen. Aan de hand van de uitslag van het pensioenonderzoek neemt de hoofddirectie van het ABP een beslls-

sing over de volgende vragen:

- of het belanghebbende personeelslid uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is voor de vervulling van zijn betrekking;

- de mate waarin de belanghebbende uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is zijn werkzaamheden te vervullen (dit wordt uitgedrukt in een percentage);

- óf en zo ja in welke mate de belanghebbende herplaatsbaar Is voor een gedeelte van zijn betrekking of in een andere betrekking.

Tegen al deze beslissingen van de hoofddirectie van het ABP afzonderlijk of in combinatie, kan beroep worden aangetekend. Dit beroep kan worden ingesteld zowel door de belanghebbende als door het bevoegd gezag alsmede door de minister van Onderwijs en Wetenschappen. Dit laatste komt in de praktijk nog al eens voor. Immers, wanneer de hoofddirectie van het ABP op grond van een uitgevoerd pensioenonderzoek vaststelt dat een belanghebbende niet blijvend ongeschikt is voor de vervulling van zijn betrekking, wordt aan hem door het ABP geen invaliditeitspensioen uitgekeerd en kan hij ook niet door het bevoegd gezag ontslagen worden. Dit zal in veel gevallen betekenen dat het ziekteverlof blijft voortduren en dat de minister vervanging van het afwezige personeelslid moet blijven bekostigen.

Binnen één jaar nadat de beslissing van de hoofddirectie van het ABP onherroepelijk is geworden, kan het bevoegd gezag het betrokken personeelslid ontslaan. Deze heeft dan vanaf het moment van ontslag recht op een invaliditeitspensioen.

Dit geldt niet wanneer de belanghebbende herplaatsbaar is verklaard, eventueel na omscholing. Indien betrokkene werkzaam blijft in dezelfde functie voor minder uren, wordt het verschil tussen het salaris dat hij genoot voor zijn oude betrekkingsomvang en het salaris voor zijn nieuwe betrekkingsomvang, door het ABP betaald in de vorm van een zgn. herplaatsingstoelage. Ditzelfde geldt als betrokkene in een andere functie is benoemd. Wanneer de belanghebbende na zijn ontslag en herplaatsbaarheidsverklaring geen andere functie krijgt, heeft hij vijf jaar lang recht op een herplaatsingswachtgeld. Na deze vijf jaar ontstaat er recht op een invaliditeitspensioen.

Indien de Hoofddirectie van het ABP oordeelt dat het betrokken personeelslid niet blijvend ongeschikt is voor het vervullen van zijn betrekking en hem dus geen invaliditeitspensioen wordt toegekend, betekent dit uiteraard nog niet dat betrokkene ook weer hersteld is. Het is zeer wel mogelijk dat een personeelslid gedurende een lange periode niet in staat is zijn werk te verrichten en toch naar het oordeel van de geneeskundige(n) die hem onderzoek(t)(en), niet blijvend arbeidsongeschikt is. Indien een dergelijke situatie zich voordoet, duurt het ziekteverlof van de betrokkene gewoon voort.

Het is mogelijk dat het bevoegd gezag van een school op grond van artikel N5 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet aansprakelijk wordt gesteld voor de betaling van het invaliditeitspensioen. Dit kan zich voordoen in de volgende situaties:

- net betrokken personeelslid is bij zijn aanstelling niet of slechts voorwaardelijk goedgekeurd;

- het betrokken personeelslid heeft op de ontslagdatum nog geen drie dienstjaren bij het bevoegd gezag in dezelfde functie; de omvang van deze functie mag bovendien gedurende deze periode niet aanzienlijk zijn uitgebreid;

- het betrokken personeelslid is afgekeurd ter zake van ziekten of gebreken die bij de aanvang van de dienstverhouding reeds bestonden.

Het is daarom van groot belang dat het bevoegd gezag er bij het aanstellen van personeel zorg voor draagt, dat het betrokken personeelslid wordt gekeurd, indien hij niet in het bezit is van een geldige geneeskundige verklaring. Dit geldt ook voor het niet-onderwijzend personeel en voor personeel dat ter vervanging van afwezige personeelsleden wordt benoemd.

In dit verband moge kortheidshalve verwezen worden naar het artikeltje van ondergetekende in "De Reformatorische School" van juli 1986 over "De geneeskundige keuring van personeel in het basisonderwijs".

Resumerend zijn de hiervoor genoemde vormen van geneeskundig onderzoek hieronder schematisch weergegeven.

Medewerking van betrokkene

Het betrokken personeelslid is verplicht zich te onderwerpen aan de hem door het bevoegd gezag opgedragen geneeskundige onderzoeken, en daaraan volledig mee te werken. Verder moet hij al datgene doen wat in het belang van zijn genezing wordt geacht.

Deze verplichting wordt nader uitgewerkt in artikel I-E12 Rpbo. Het bevoegd gezag kan de bezoldiging geheel of gedeeltelijk staken wanneer het betrokken personeelslid zich niet aan deze verplichtingen houdt. Het bevoegd gezag kan in dat geval zelf het tijdstip bepalen met ingang waarvan de bezoldiging wordt gestaakt. Oe bezoldiging kan niet met terugwerkende kracht worden ingehouden.

Door het bevoegd gezag te verrichten handelingen bij ziekte van een personeelslid

1. Zodra het ziekteverlof langer dan 3 maanden duurt moet hiervan medede­ ling worden gedaan aan de inspectie (artikel I-E2 Rpbo).

2. Op een door het bevoegd gezag te bepalen tijdstip kan een controle worden uitgevoerd door een geneeskundige die door het bevoegd gezag wordt aangewezen (artikel I-E14 Rpbo).

3. Na 8 maanden dient in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), melding van de ziekte aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds plaats te vinden (artikel 8 lid 3 AAW).

4. Na een jaar dient het geneeskundig onderzoek plaats te vinden ter beantwoording van de vraag of volledige diensthervatting al dan niet blijvend is uitgesloten (artikel I-E17 Rpbo).

5. De bezoldiging dient te worden teruggebracht naar 80% na twaalf maanden, indien betrokkene in tijdelijke dienst was benoemd bij de aanvang van het ziekteverlof en na 18 maanden, indien hij in vaste dienst was benoemd. Het terugbrengen van de bezoldiging tot 80% geschiedt alleen, indien het ziekteverlof meer dan 55% van de betrekkingsomvang omvat (artikel I-E3 Rpbo).

6. Wanneer betrokkene zijn werk wil hervatten, terwijl het volledig ziekteverlof meer dan een jaar heeft geduurd, kan dit alleen wanneer voor die werkhervatting toestemming is verleend op grond van een geneeskundige verklaring waarbij de mate waarin de werkhervatting kan geschieden is bepaald (artikel I-E7 Rpbo).

7. Indien de conclusie van het onder punt 4 bedoelde geneeskundig onderzoek is, dat betrokkene blijvend ongeschikt moet worden geacht voor het vervullen van zijn betrekking, moet zo spoedig mogelijk een pensioenkeuring worden aangevraagd bij het ABP

Mr R Hugense.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Ziekteverlof en geneeskundige keuringen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

De Reformatorische School | 48 Pagina's