Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lerarenopleiding technische vakken voor het voetlicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lerarenopleiding technische vakken voor het voetlicht

Informatie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Dit artikel ontstond o.a. na een bezoek, voorjaar 1989, aan de lerarenopleiding technische vakken in Eindhoven, Eerst worden redenen genoemd om de lerarenopleiding voor praktische vakken onze aandacht te geven. Met 'onze' bedoel ik bijv decanen in het voortgezet onderwijs, bevoegde 'gezagen' en natuurlijk degenen die overwegen zich (na of om) te scholen.

Waarom aandacht voor lerarenopleiding in technische vakken

Ons land heeft teveel leerkrachten '). Dit geldt niet alle denominaties en ook niet alle onderwijssectoren. In een aantal sectoren is (in de toekomst) een tekort aan bijv. technische leerkrachten '].

Dat geldt mogelijk ook het reformatorisch voortgezet onderwijs. O.a. hierom dus aandacht voor opleiding voor technische vakken. Andere redenen zijn: - de H.O.S.-promotiecriteria die spreken over de noodzaak van periodieke nascholing; - momenteel is er in het lager beroepsonderwijs veel aandacht voor onderwijsmodulen die 'praktisch'') zijn ingevuld. Daar zijn docenten voor nodig die over brede bekwaamheden op o.a. technisch gebied beschikbaar; - dan is er van beleidswege veel belangstelling voor de functie van leerkracht en diens scholing ").

De pedagogisch technische hogeschool Eindhoven/Nederland

In Eindhoven staat bij de technische universiteit het gebouw van de lerarenopleiding voor technische vakken. Deze lerarenopleiding is uniek ^) in Nederland: het is de enige dagopleiding voor leraren in de technische vakken die specifiek gericht is op l.b.o., m.b.o. en b.b.o. Momenteel zijn er op de dagopleiding 650 studenten. De NLO maakt sinds 1987 deel uit van de PTHN (Pedagogisch Technische Hogeschool Nederland). Dit instituut ontstond na een fusie tussen de genoemde NLO en het NGOLB (Nederlandse Genootschap voor opleiding van leraren in het beroepsonderwijs). De PTHE is een NLO die het volgens de inspectie best wel aardig goed doet *).

Bevoegd gezag van de NLO/E is het NGOLB dat nu zetelt in Eindhoven. Een bezoek aan deze NLO leverde veel wetenswaardigheden op. Drs. Broeren, adj. directeur van de dagopleiding, ontving me zeer gastvrij, tezamen met ir. Niekamp. Een dag lang werd door diverse mensen geprobeerd een beeld te geven van de mogelijkheden van de PTHN en in het bijzonder van de PTHE. Hier volgen enkele kernpunten.

Praktijklessen zonder praktijkervaring, kan dat?

Eerst praatten we even over het inspectierapport (zie eind noot 6). Ir. NIekamp is daar wel tevreden over, hoewel het rapport natuurlijk ook niet alles zegt. Hij had ook liever gehad dat de studenten 2 jaar bedrijfsstage zouden doen i.p.v zoals nu 1 jaar Dat is nou eenmaal niet toegestaan. Z.i. is het een afweging: iemand die 9 jaar in een bedrijf werkt en daar achter 2 draaibanken staat, heeft die een bredere praktijkervaring dan iemand die in 1 jaar op 5 of 6 plaatsen heeft gewerkt? Niekamp: "Wij zeggen tegen de studenten wel: je hebt een startcompetitie meegekregen, nu moet je dat nog uitbouwen, hou je vak bij".

Na de lerarenopleiding het bedrijfsleven in?

Het inspectierapport vermeldt dat 50% van de ex-NLO/E'ers momenteel in het bedrijfsleven werkt. Ir. Niekamp: "We willen graag jonge mensen opleiden voor het onderwijs, maar het bedrijfsleven biedt ook voor veel studenten een goed perspectief. Een beginnende leerkracht vedient bruto zo'n 3000 gulden. Onlangs stapte een student vanuit de PTH/E bij een software-house (Miniware) naar binnen. Hij begon met 4000 gulden en kreeg een auto van de zaak. Daar kan het onderwijs niet tegen concurreren. Tegen de minister hebben we gezegd dat dit een probleem is, dat wij niet in de hand hebben".

Opleidingen

Aan de PTH kan in deel- en voltijd worden gestudeerd, (figuur 1)'). Naast de in figuur 1 genoemde cursussen zijn er cursussen voor praktijkopleiders ^).

Ook kan men aan de PTH het pedagogisch diploma behalen. Dat is voor bijv. H.T.S.'ers van belang als ze leraar willen worden. Ze moeten dan wel eerst drie jaar in de praktijk hebben gewerkt.

Dan is er nascholing voor leraren (zie hieronder). Ten slotte zijn er 'andere' cursussen: algemeen management, fusiemanagement, post-fusiemanagement, e.d. In augustus 1989 start de opleiding 'techniek' in deeltijd. In augustus 1990 hoopt men er in voltijd mee te kunnen starten. Verder hoopt men ooit nog eens een voltijdopleiding consumptieve techniek en chemische technologie te kunnen beginnen.

Waaruit bestaat de dagopleiding? Uit: sport studium generale, LMV (levensbeschouwelijke en maatschappelijke vorming), onderwijskundige voorbereiding, funderende exacte vakken, technische vakken en ten slotte de bedrijfsstages ^).

In vergelijking met een HTS is er minder tijd ^) voor technische theorievakken, maar wat meer tijd voor technische handvaardigheid en uiteraard voor onderwijskundige toerusting. De dagopleiding is vier jaren. In het vierde jaar kan men differentiëren voor lbo of mto. Het mto vraagt vijf studiejaren, het lbo vier.

Toelatingseisen, kosten

Men is toelaatbaar met een HAVO/VWO diploma, een iVlTS-diploma of iets gelijkwaardigs. Voldoet men niet aan deze eisen, dan is er de voorbereidende lerarenopleiding. Men vraagt dus o.a. MTS-diploma of MTS-verklaring. Je hoeft derhalve geen stage gedaan te hebben op de MTS. Zo'n 70% van de studenten komt van de MTS, zo'n 30% uit de HAVO/VWO-hoek. Studenten uit HAVO/VWO moeten wiskunde in hun pakket hebben. Voor studenten die van de MTS afkomen, is wiskunde niet verplicht, wel wanneer zij kiezen voor bouwkunde of werktuigbouw en natuurlijk wis- en natuurkunde. Wèl wordt dan de eerste twee jaren aan de PTH/E meer wiskunde aangeboden. Studenten afkomstig uit HAVO/VWO krijgen het eerste jaar meer technische vakken.

Van de voltijdopleiding èn van de deeltijdopleiding is één jaar gratis, m.a.w: f. 1400, -- wordt door de minister betaald. Het vermoeden bestaat dat deze maatregel erg gunstig is voor de aanmeldingen: die waren de laatste twee jaren hoger dan anders.

Vestigingsplaatsen

In Eindhoven is de dagopleiding voor leraren gevestigd. Verder zijn er 15 plaatsen waar een deeltijdopleiding gevolgd kan worden ^).

In 1989-1990 hoopt men voor het eerst een deel van de dagopleiding onder te brengen in Zwolle en Rotterdam. In Zwolle elektrotechniek, in Rotterdam mechanische techniek en produktietechnieken. Eén van de vijfjaren zal men in Eindhoven moeten komen, daar is meer outillage.

Levensbeschouwelijl< e en maatschappelijke vorming

Docent Flikweert, die aan de VU filosofie heeft gestudeerd, was bereid informatie te verschaffen over LMV Afgezien van het stagejaar krijgen alle studenten zo'n twee uren per week les in LMV Het eerste jaar wordt aan alle studenten gezamenlijk les gegeven. Daarna worden de studenten gesplitst in een p.c.-groep (zo'n 20% van de studenten), een algemene groep (de grootste groep) en een rk.-groep (in grootte komt deze groep na de algemene groep). In het tweede, vierde en vijfde jaar houdt men zich bezig met resp. de thema's arbeid, onderwijs en info-technologie (het derde jaar is een stagejaar).

LMV is verplicht als onderdeel van de lessen en ten slotte ook als onderdeel van de afstudeerscriptie. Deze bestaat uit een technische, onderwijskundige en LMV-component. Idealiter zijn deze drie zaken op elkaar betrokken. Als voorbeeld wordt een scriptie van Hein van Harten gehaald (een voormalige student elektro). Het werkstuk ziet er verzorgd uit. Het streven de genoemde drie onderdelen van de afstudeerscriptie op elkaar te betrekken, lijkt mij (JS) een goede zaak: laat de studenten maar nadenken over de vraag wat bijvoorbeeld LMV betekent voor de andere componenten.

Enkele technische afdelingen

Via een labyrint van gangen gaan we over het terrein van de Technische Universiteit naar de afdelingen motorvoertuigentechniek en het robotlab. De afdeling motorvoertuigentechniek beschikt over een zeer ruime montagehal, theorielokalen en diverse magazijnen en werkruimtes voor meer specialistische klussen (zoals meettechnieken). De studenten moeten in deze afdeling voldoende vakbekwaamheid verwerven om het examen voor monteur van de VAM te kunnen behalen. Daarnaast moet de nodige theoretische kennis worden verworven en wordt nagedacht over de relevantie van diverse technieken voor het ondenwijs. Een blik op het wagenpark in de montagehal leert dat men vrienden is met de firma Volvo. Goede banden met het bedrijfsleven blijken zo gek nog niet te zijn. Dat komt ook naar voren in het robotlab waar we ook een kijkje gaan nemen. Daar zwaait de heer Bruins de scepter Dhr

Bruins is lasexpert met kennis van robotica. In het robotlab staan zo'n zes a zeven robots die ieder een slordige twee ton kosten, excl. bijbehorende soft- en hardware. Vaak is er sprake van bruikleen. Men verplicht zich dan cursussen te geven of een Nederlandstalige handleiding te schrijven.

Het is ronduit verbijsterend om te zien met welke precisie een robot in samenwerking met een in alle richtingen draaiende montagetafel, handelingen kan verrichten. De heer Bruins vertelt dat het niet zo meevalt om de technische ontwikkelingen op dit gebied bij te benen. Kort vertelt de heer Bruins van zijn werk. De indruk ontstaat dat deze man het nogal druk heeft... Het robotlab staat naast een afdeling met zeer dure metaalbewerkingsmachines zoals grote C.N.C. (computer numeric control) - draaibanken die in bezit zijn van het 'regionaal centrum'. In dit regionale centrum participeren de PTH en diverse andere scholen, m.n. MTS'en. Hier worden allerlei groepen cursisten ontvangen en wegwijs gemaakt.

Nascholing

De coördinator nascholing, Ir. Gunneweg, vertelt e.e.a. over nascholingsactiviteiten. Grotendeels wordt nascholing verricht vanuit de PTH, maar sinds kort participeert PTH in de NaBont (de nascholing van nieuwe technologieën voor het beroepsonderwijs). NaBont gaat uit van Economische Zaken en Onderwijs en Wetenschappen. Men mag 100 miljoen gulden in vijf jaren besteden. NaBont 'koopt' geschikte cursussen tegen kostprijs en vergoedt aan de deelnemers 95% van de kosten. In de NaBont-brochure vindt men dus ook cursussen van de PTH. Cursussen kunnen ook op de scholen zelf gegeven worden. Er moeten dan wel tussen de tien en twintig cursisten zijn. De thema's zijn vaak afdelingsoverstijgend en betreffen nogal eens onderwerpen uit de informatica-hoek, het management, etc. De PTH doet ook nascholing voor hele schoolteams. De ervaringen met deze vorm van nascholing zijn goed, volgens Ir. Gunneweg. Er komen dan onderwerpen aan de orde als leerling-begeleiding, stagebegeleiding, begeleiding van nieuwe leerkrachten en leerplanontwikkeling. Deze thema's bevinden zich overigens in het grijze gebied tussen begeleiding en nascholing.

Men komt ook wel naar de scholen toe als scholen in een regio de handen op elkaar gekregen hebben voor een thema. Zo is van een aantal LTS'en in de regio Amersfoort een stel docenten bezig met nascholing over p.l.c.'s (program logic control: elektronische sturing). Scholen waar een gericht nascholingsbeleid wordt gevoerd in het kader van de H.O.S., zijn nog niet bekend. Tot zover Ir Gunneweg.

Slotwoord

Nog twee opmerkingen. In de eerste plaats hoop ik dat de opleidingsmogelijkheden van dit instituut meer bekendheid krijgen op de reformatorische scholen voor v.o. Op die scholen zitten immers hoogstwaarschijnlijk de toekomstige docenten van de reformatorische Iboscholen. Recrutering van geschikte leerkrachten voor die Ibo-scholen blijkt niet altijd zo eenvoudig te zijn. In de tweede plaats lijkt het mij dat scholen voor vo. in het algemeen en scholen voor lbo in het bijzonder zich moeten bezinnen op de specifiel< e nascholingsvragen van hun school. De PTH blijkt bereid om in overleg met de scholen maatwerk te leveren. Ik verwacht dat nascholing die gericht is op specifieke vragen wel eens zeker zo effectief kan zijn als gestandaardiseerde nascholing.

Ten slotte nog een woord van dank aan al de mensen van de PTH die mij geduldig en uitvoerig te woord wilden staan.

(De foto is van Wouter van Nieuwland van het mediacentrum van de PTH).

J. Schouten.

Noten:

1. J. Ritzen schreef al in 1983 dat de kloof tussen vraag en aanbod van leerkrachten in het v.o. in het jaar 1990 145.000 zou bedragen. (In: Wat is onderwijs ons waard (biz. 129), Groningen, 1983) In Onderwijs in tioofdlijnen (tabel 2.31, bIz. 140) kun je zien dat van 1970 tot 1984 de werkloosheid jaarlijks is toegenomen (Groningen, 1986). Sindsdien is dat niet verbeterd.

2. Vacatu'es in het onderwijs; werkzoekende leerkrachten. Stichting Research voor Beleid, Leiden (januari 1989).

3. 'Praktisch onderwijs' wordt vaak tegenover 'theoretisch onderwijs' gezet. Dat is een valse tegenstelling. Ook 'praktisch onderwijs' benut theorie. Met 'praktisch onderwijs' wordt met name bedoeld een concrete opleiding voor een bepaald beroep dat, meestal, naast kennis-componenten, nogal wat vaardigheids-componenten bevat.

4. Kamerstuk 21026 Beleidspunten leraren in samenhang, Den Haag (februari 1989).

5. De NLO/E valt nog onder de experimentenwet, financieel gunstiger dan de HBO-wet.

6. De Inspectie Hoger Onderwis deed een onderzoek naar deze NLO/E dat in 1988 werd uitgevoerd. Ik vermeld de conclusies: Conclusies: "...(1) het functioneren van de NLO/E abituriënten in de onderwijspraktijk stemt tot tevredenheid; (2) de bedrijfsstages beantwoorden aan hun doel; (3) ongeveer de helft van de abituriënten kiest voor een loopbaan in het bedrijfsleven" (bIz. 44). (Inspecties Hoger onderwijs, De NLO-Eindhoven, Verslag van een evaluatie-onderzoek, Den Haag, 1988).

Als lonttekening: in het rapport "Vacatures in het onderwijs" staat dat scholen bij vacatures in praktijkvakken, duidelijk voorkeur blijken te hebben voor mensen die uit die praktijk komen (bIz. 48). Ik constateer dat het inspectierapport en het Leidse rapport op dit punt niet overeenkomen. Het inspectierapport heeft echter op dit punt meer recht van spreken, zie tabel k in de bijlage van het inspectierapport. In het Leidse rapport staat op bIz. 45 dat ruim 40% van de in het onderzoek gevonden vacatures in technische vakken vervuld werd door onbevoegden. Dat is dan nog altijd een minderheid (JS), zie ook tabel 15 op bIz. 57 van het Leidse rapport. De minister heeft op basis van het inspectierapport besloten het experiment in Eindhoven (de NLO/E valt onder de experimentenwet) te verlengen.

7. Voor wat betreft de Ibo-opleiding in studiepunten (1 punt is 17 klokuren) uitgedrukt: sport 7, studium generale 6, LMV 20, onderwijskundige voorbereiding 94, exacte vakken 19, technische vakken 155, bedrijfsstages 99.

8. Dat geldt voor de studierichtingen: mechanische techniek, bouwtechniek en schilderen, elektrotechniek en motorvoertuigentechniek, niet voor werktuigbouwkunde, bouwkunde en wis- en natuurkunde.

9. Dit zijn de plaatsen Groningen, Leeuwarden, Emmen, Deventer, Enschede, Utrecht, Amsterdam, Alkmaar, Wageningen, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Goes en Heerlen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1990

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Lerarenopleiding technische vakken voor het voetlicht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1990

De Reformatorische School | 68 Pagina's