Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Benoeming onderwijzend personeel voor eigen rekening in het basisonderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Benoeming onderwijzend personeel voor eigen rekening in het basisonderwijs

Bestuursinformatie

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Benoeming onderwijzend personeel voor eigen rekening is mogelijk

Een schoolbestuur in het basisonderwijs l^an op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wetophetbasison- (^si^ijs (WBO) besluiten onderwijzend personeel voor eigen rekening te benoemen. Dit bete­

kent dat een groter aantal ondenwijsgevenden aan een school wordt benoemd dan het Rijk ingevolge artikel 104 WBO aan het bevoegd gezag vergoed.

Uit het hiernavolgende zal blijken dat het gebruik maken van deze mogelijkheid vergaande consequenties kan hebkjen.

Bekostiging van het voor eigen rekening benoemde onderwijzend personeel

Krachtens het bepaalde in artikel 114 WBO is het niet mogelijk een ondenwijsgevende die voor eigen rekening van het schoolbestuur wordt aangesteld, te bekostigen uit de van Rijkswege ontvangen vergoedingen voor de materiële instandhouding. De financiering van deze categorie personeel dient daarom buiten de subsidiegelden om te geschieden. Ook de op grond van artikel 102 WBO (de zogenaamde "overschrijdingsregeling") van de gemeente ontvangen bedragen kunnen niet voor dit doel worden besteed.

Daarom zullen in voorkomende gevallen de "eigen middelen" (bijvoorbeeld: ouderbijdragen, giften, contributiegelden en donaties) van de vereniging c.q. stichting en/of de als resultaat van gepleegde reserverin­ gen van vergoedingen voor de materiële instandhouding ontvangen rentebedragen (en dus niet de reserveringsbedragen zelve) aangewend dienen te worden.

In dit verband wordt er op gewezen dat de benoeming van een ondenwijsgevende voor eigen rekening van het bestuur geen invloed heeft op de hoogte van de van Rijkswege te ontvangen vergoeding ten behoeve van de materiële instandhouding. Voor dit doel worden van Rijkswege ook geen vergoedingen voor het gebruik van ruimten ter beschikking gesteld. Uiteraard kan een "leegstaand lokaal" worden gebruikt. In het kader van de vergoedingen zal dit lokaal echter als leegstaand aangemerkt blijven worden.

Voor eigen rekening en voor rljksrekening benoemden dienen dezelfde rechtspositie te hebben

Artikel I-A6 van het Rechtspositiebesluit ondenwijspersoneel (Rpbo) bepaalt dat indien het ingevolge de desbetreffende Bekostigingswet mogelijk is dan wel toegestaan wordt personeel te benoemen voor wie de salaris- en andere kosten niet voor vergoeding van Rijkswege in aanmerking komen - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald -ten aanzien van dit personeel het bepaalde in het Rpt» van toepassing is.

Deze bepaling is een uitvloeisel van het uitgangspunt dat de rechtspositie van personeel dat voor eigen rekening van een schoolbestuur is benoemd dezelfde moet zijn als die van personeel dat voor rijksrekening is aangesteld.

Het schoolbestuur is daarom in een zodanig geval verplicht het wettelijk salaris uit te betalen, alsmede alle toelagen en uitkeringen, welke ook zouden worden toegekend indien het salaris van de ondenwijsgevende door het Rijk zou worden vergoed. Van een eventueel aanbod van een leerkracht om voor een lager salaris werkzaam te zijn,

mag een bestuur derhalve geen gebruik maken.

Ook ten aanzien van het (ADV-)verlof e.d. heeft de voor eigen rekening aangestelde onderwijsgevende dezelfde rechten als de voor rijksrekening aangestelde leerkracht. Voor wat betreft het ADV-verlof wordt er op gewezen dat het bestuur uiteraard zelf kan beslissen of het ADV-verlof herbezet dient te worden. Een eventuele herbezetting dient immers door het bestuur zelf bekostigd te worden.

Ook betreffende de VUT-regeling gelden voor zowel de voor Rijks- als voor de voor eigen rekening benoemde dezelfde regels. De op het salaris in te houden bedragen in het kader van de "WllSO-korting" en de "Inhouding 1982" vloeien in de kas van het bevoegd gezag terug.

Verschillen in rechtspositie als gevolg van het al dan niet ambtenaar zijn

Teneinde te kunnen bepalen welke aanspraken een voor eigen rekening aangestelde ondenwijsgevende heeft in geval van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, dient vastgesteld te worden of betrokkene als ambtenaar in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet (Abp-wet) kan worden aangemerkt. Er wordt terzijde op gewezen dat het al dan niet zijn van ambtenaar in de zin van bovengenoemde wet ook voor personeel dat voor Rijksrekening is aangesteld van belang is. Dit criterium speelt dus niet alleen bij het benoemen voor rekening van het bestuur een rol.

Voor de criteria aan de hand waarvan bepaald dient te worden of er al dan niet sprake is van "ambtenaarschap" (ook bij samenloop van betrekkingen en tijdelijke uitbreiding van een betrekking) zij venwezen naar de circulaire van de minister van onderwijs en wetenschappen van 26 juni 1986 (kenmerk DI/AB 86-09 C 860088).

Hoofdregel is dat iemand die een vast dienstverband heeft ambtenaar is in de zin van de Abp-wet De belangrijkste uitzondering betreft het geval dat de betrekking(en) zo klein is/zijn dat de totale inkomsten op jaarbasis minder bedragen dan f. 8.545, 33 (m.i.v. 1 - 4-'90). In dat laatste geval is betrokkene geen ambtenaar.

In geval van een tijdelijke benoeming is de lengte van het dienstverband van belang. In dat geval gelden de volgende hoofdregels: Bij een benoeming met een tijdsduur van langer dan 6 maanden is betrokkene ambtenaar in de zin van de Abp-wet tenzij zijn inkomsten op jaarbasis minder dan t 8.545, 33 (m.i.v. 1 - 4-'90) bedragen.

Bij een benoeming met een tijdsduur van 6 maanden of minder is betrokkene geen ambtenaar in de zin van bovengenoemde wet.

Terzijde zij nog opgemerkt dat het al dan niet ambtenaar zijn tevens van invloed is op de verhouding bruto/netto-salaris.

Betrokkene is geen ambtenaar

Opgemerkt dient te worden dat het niet voor rijksrekening komende lid van het ondenwijzend personeel dat geen ambtenaar is - in principe - geen aanspraak kan maken op een ontslaguitkering op grond van hoofdstuk I-H van het Rpbo. Op deze categorie personeel zijn de bepalingen van de Abpwet en de hoofdstukken I-E (met uitzondering van artikel I-E25) en I-H (voor wat betreft de bepalingen inzake een korte of lange uitkering) van het Rpbo niet van toepassing.

Personeel in vaste dienstkan, hoewel geen ambtenaar zijnde, aanspraak maken op een wachtgeld, mits (uiteraard) voldaan wordt aan één van de wachtgeldgronden van artikel I-H2 van het Rpbo.

Indien een leerkracht geen ambtenaar is in de zin van de Abp-wet dan zijn op hem de volgende sociale verzekeringswetten van toepassing: de Ziekenfondswet ("verplicht verzekerd"), de Ziektewet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet

Zij die verzekerd zijn krachtens de Ziektewet hebben tijdens ziekte geen recht op uitbetaling van ziekengeld gedurende de zogenaamde wachtdagen, tenwijl vervolgens het ziekengeld slechts 70% van de bezoldiging bedraagt. Dit zou een verschil betekenen met degenen die wel ambtenaar in de zin van de Abp-wet zijn en aan wie bij ziekte met ingang van de eerste dag het volle salaris wordt doorbetaald. Door artikel I-E25 van het Rpbo wordt dit verschil opgeheven. Ook de onderhavige categorie van personeel ontvangt (ten laste van het bevoegd gezag) op de uitkering die hen wordt verleend krachtens de Ziektewet een aanvulling tot de volledige bezoldiging (artikel I- E25 Rpbo).

Wel ambtenaar

Is betrokkene ambtenaar in de zin van de Abp-wet dan zijn genoemde sociale verzekeringswetten niet van toepassing. De aanspraken die deze leerkracht heeft in geval van ziekte en werkloosheid zijn geregeld in het Rpbo en komen in het eerstbedoelde geval volledig ten laste van het schoolbestuur (zie ook het hierna onder het kopje "Het risicofonds" genoemde) en in het tweede geval (voor zover in een voorkomend geval op grond van het Rpbo aanspraken geldend gemaakt kunnen worden) ten laste van het departement van onderwijs en wetenschappen. Indien betrokkene ten laste van het ministerie een ontslaguitkering ontvangt kan voor het schoolbestuur (bijvoorbeeld bij het ontstaan van een vacature of in het geval dat vervanging noodzakelijk is) een verplichting tot voorrangsbenoeming ontstaan. Er wordt in dit verband op gewezen dat de aanspraken wegens ziekte zich op grond van het bepaalde in artikel I-El 9 Rpbo ook kunnen uitstrekken over de periode na het ontslag.

In geval er een invaliditeitspensioen wordt toegekend, zal het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) de kosten van het invaliditeitspensioen voor zijn rekening nemen.

In de periode waarin er wel sprake is van arbeidsongeschiktheid, maar er nog geen invaliditeitspensioen wordt toegekend door het ABP, draagt het schoolbestuur dus zelf het hierboven genoemde financiële risico (zie ook het hierna onder het kopje "Het risicofonds" genoemde).

Taakverminderingsregeling

Een schoolbestuur dient bij het aanstellen van leerkrachten voor eigen rekening in het basisonderwijs er rekening mee te houden dat de zogenaamde "taakverminderingsregeling" als bedoeld in artikel I-R109 ook op deze leerkrachten van toepassing is en dat de eventueel uit deze regeling voortvloeiende kosten volledig voor rekening van het schoolbestuur komen. Dat deze regeling ook op deze categorie van personeel van toepassing is hangt samen met de reeds eerder vermelde opvatting dat de rechtspositie van een leerkracht die benoemd is voor eigen rekening van een schoolbestuur, dezelfde moet zijn als die van een leerkracht die voor rijksrekening is aangesteld. Dit betekent, dat wanneer een schoolbestuur een leerkracht, die voor eigen rekening aan een basisschool benoemd is, gedeeltelijk onvrijwillig ontslaat dit bestuur deze leerkracht vier jaar lang het salaris dient te garanderen dat overeenkomt met de omvang van zijn betrekking.

Aanpassing van de betrekkingsomvang vindt plaats als het formatief aantal uren gedurende 4 achtereenvolgende schooljaren minder heeft bedragen dan 2/3 gedeelte van de oorspronkelijke betrekkingsomvang. Dit geldt uiteraard alleen indien ook aan de andere voonwaarden voor toepassing van de garantieregeling is voldaan.

Indien een leerkracht gedeeltelijk is benoemd voor rijksrekening en gedeeltelijk voor eigen rekening van het schoolbestuur, wordt dit voor de toepassing van de garantieregeling als één benoeming beschouwd. Omdat een bestuur in een dergelijk geval niet kan besluiten de betrekking volledig op te heffen, is de kans groot dat juist in deze categorie van gevallen de taakverminderingsregeling van toepassing zal zijn. Een bestuur kan hierdoor in (grote) financiële problemen komen. De bedoeling van het bestuur om voor een bepaalde periode een leerkracht voor eigen rekening te benoemen kan als gevolg van de werking van de garantieregeling jarenlang financiële consequenties hebben.

Voor nadere informatie omtrent deze materie zij overigens verwezen naar de nummers van maart en van mei 1986 van "De Reformatorische School". Mr. P. Hugense heeft daar in een tweetal artikelen (nl. "De garantieregeling voor het basisondenwijs" en "Nogmaals de garantieregeling voor het basisondenwijs") de werking van deze regeling uiteengezet

Afvloeiingsregeling

Voor de toepassing van de afvloeiingsregeling maakt het geen enkel verschil uit of betrokkene al dan niet voor eigen rekening is benoemd.

Dit kan er toe leiden dat het stoppen van de financiering door het bestuur leidt tot het ontslag van een andere ondenwijsgevende dan de voor eigen rekening benoemde, namelijk indien de laatstgenoemde op grond van de afvloeiingsregeling (bijvoorbeeld vanwege een groot aantal dienstjaren

bij het onderwijs) niet als eerste voor ontslag in aanmerking komt. Dit kan een ongewenst effect zijn, dat eventueel voorkomen kan worden via een afwijking van de afvloeiingsregeling. Dit laatste kan echter ook weer ongewenste (neven)effecten hebben. Een afwijking van de afvloeiingsregeling dient reeds bij de benoeming overeengekomen te worden en aan alle belanghebbenden bekend te zijn.

Bij beëindiging c.q. vermindering van de omvang van een tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang is het bovenstaande niet van toepassing omdat er in dat geval geen ontslag plaatsvindt.

Risicofonds

Met ingang van 1 januari 1989 is het voor besturen ook mogelijk geworden het voor eigen rekening benoemde personeel (voorzover het ambtenaar is in de zin van de Abp-wet) bij de "Stichting risicofonds sociale voorzieningen bijzonder ondenwijs" (Risicofonds) te verzekeren. Dit betekent dat in een voorkomend geval (ziekte) ten laste van dit fonds een uitkering kan worden verkregen. Met de aldus ontvangen bedragen kan het salaris van degene die (wegens ziekte) verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten worden "doorbetaald". Voor nadere informatie hieromtrent moge in dit verband worden venwezen naar een bij de "BVG" Postbus 276, 3700 EA Zeist) in het begin van het jaar 1990 verschenen folder.

Wanneer het schoolbestuur niet is aangesloten bij het Risicofonds en men het noodzakelijk acht tijdens de ziekte van een "voor eigen rekening benoemde ambtenaar" een vervanger aan te stellen, dient het schoolbestuur, naast de uitkering aan degene die wegens ziekte afwezig is, ook het salaris van de vervanger voor eigen rekening te nemen.

Overige opmerkingen

Het bevoegd gezag dient zich er van te vergewisssen dat ook een voor eigen rekening benoemde.

- een geldige verklaring omtrent het gedrag bezit; - niet van het geven van onderwijs is uitgesloten; - een geneeskundige verklaring bezit en - een bevoegdheid bezit om basisonderwijs te geven.

Ook aan de voor eigen rekening benoemde dient een akte van benoeming te worden uitgereikt Het is niet noodzakelijk om in deze akte in een voorkomend geval te vermelden dat betrokkene voor eigen rekening wordt benoemd. Het verdient echter wel aanbeveling een personeelslid van deze omstandigheid op de hoogte te stellen.

Het verdient wellicht aanbeveling dat een schoolbestuur, gelet op meergenoemd uitgangspunt dat de rechtspositie van personeel dat voor eigen rekening van een schoolbestuur is benoemd dezelfde moet zijn als die van personeel dat voor rijksrekening is benoemd, een voor eigen rekening benoemde die (in totaal) een jaar (hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rijksrekening of in een combinatie van deze beide mogelijkheden) in tijdelijke dienst benoemd is geweest (indien men het dienstverband wenst voort te zetten) in vaste dienst benoemt. De sanctie die terzake van toepassing is (artikel 105 WBO) heeft echter slechts betrekking op de van Rijkswege\er beschikking gestelde vergoedingen voor personeelskosten, en heeft in deze gevallen dan ook geen (financiële) consequenties.

Indien een bevoegd gezag een van de personeelsleden die door hem reeds (voor een gedeelte van een normbetrekking) in vaste dienst is benoemd, tevens voor eigen rekening wenst te benoemen, dan dient deze benoeming tevens in vaste dienst te geschieden.

Financieel gezien verdient het aanbeveling, indien besloten wordt tot een benoeming voor eigen rekening, het salaris van het lid van het ondenwijzend personeel dat de laagste bezoldiging geniet voor rekening van het bestuur te nemen. De keuze voor deze constructie is voor het bestuur financieel voordelig en de thans terzake geldende regelgeving verzet zich hiertegen niet In deze gevallen kan worden volstaan met een mededeling aan betrokkene(n).

Uit de thans voorliggende stukken betreffende de invoering van een Formatiebudgetsysteem blijkt dat deze constructie bij de introductie daarvan niet meer mogelijk zal zijn. De overige gevolgen van de invoering van dit systeem met betrekking tot de onderhavige materie zijn thans nog niet bekend.

De gebruikelijke regels bij opzegging van een dienstverband, ondermeer het in acht

nemen van de opzegtermijn, gelden, mede omdat ook aan deze personeelsleden een akte van benoeming uitgereikt dient te worden, ook ten aanzien van de voor eigen rekening benoemde. Ook voor deze categorie van belanghebbenden staat de mogelijkheid open om in voorkomende gevallen bij de commissie van beroep in beroep te komen. Het is de vraag of in deze gevallen terugloop van leerlingen sec een ontslaggrond is. Een commissie van beroep zou kunnen oordelen dat dit feit voor de voor rekening van een schoolbestuur benoemden niet van belang is. Immers alleen de formatie die van rijkswege wordt vergoed is van het aantal leerlingen afhankelijk. In een voorkomend geval zal het schoolbestuur dus wellicht op een andere wijze dienen aan te tonen dat het ontslag noodzakelijk is. Wellicht kunnen door een bestuur in een dergelijk geval financiële motieven worden aangevoerd.

mr. J.G. Macdaniel.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

De Reformatorische School | 44 Pagina's

Benoeming onderwijzend personeel voor eigen rekening in het basisonderwijs

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

De Reformatorische School | 44 Pagina's