Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Invoeringsplan basisvorming

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Invoeringsplan basisvorming

Actualiteiten in het kort

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Staatssecretaris drs. J. Wallage (onderwijs en wetenschappen) heeft de Tweede Kamer het "Invoeringsplan basisvorming, voorbereidend beroepsonderwijs en scholengemeenschapsvorming in het voortgezet onderwijs 1990-1995" aangeboden.

I n dit invoeringsplan worden de drie elennenten basisvorming, voorbereidend beroepsonderwijs en

scholengemeenschapsvorming telkens in hun onderlinge samenhang gepresenteerd. Het plan bevat een overzicht van ontwikkelingsactiviteiten die tijdens het invoeringsproces zullen moeten plaatsvinden, hoe de invoering wordt gecoördineerd en georganiseerd en wat de materiële randvoorwaarden zijn. Met dit plan wordt beoogd duidelijkheid te scheppen over:

- de procesgang: het plan biedt een globaal kader dat jaarlijks in actieplannen van het procesmanagement verder wordt ingevuld. Het eerste actieplan van het procesmanagement zal in 1991 verschijnen; - de uitgangspunten en randvoorwaarden; - de taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen.

Het invoeringsproces is in grote lijnen te onderscheiden in vier fasen:

1990-1991; vooral landelijke voorbereiding en ontwikkelingsactiviteiten;

1991-1992: naast landelijke ontwikkelingsactiviteiten vooral regionale/lokale voorbereiding;

1992-1995: eerste cyclus van uitvoering basisvorming;

1997: evaluatie van het invoeringsproces.

Voor het voorbereidende jaar 1990- 1991 is een programma aan het invoeringsplan toegevoegd. In deze

periode zijn vooral van belang de ontwikkeling van de kerndoelen, de toetsontwikkeling, de herziening van inrichtingsbesluiten vwo/havo/mavo/ vbo, begeleiding en nascholing van vakdocenten en schoolmanagement. De voorbereiding voor de invoering van het vak techniek krijgt bijzondere aandacht in verband met de inrichting van technieklokalen en de omscholing van leraren tot leraar techniek.

Aan de onderwijskoepels zijn middelen beschikbaar gesteld voor uitwerking van de kerndoelen voor de eigen richting.

Voor de invoering van basisvorming is structureel een bedrag van 163 miljoen gulden op jaarbasis gereserveerd en incidenteel 240 miljoen gulden.

Proces Management Team basisvorming

Ten behoeve van een gecoördineerde aanpak van de invoering van de basisvorming heeft staatssecretaris drs. J. Wallage een extern Proces Management Team ingesteld.

De taak van het procesmanagement team is het management van het invoeringsproces. Het Proces Management Team zal hiertoe worden belast met het desgevraagd verstrekken van informatie aan individuele scholen, het verzorgen van algemene voorlichting, het adviseren van het ministerie en eventueel derden en met het verwijzen van individuele scholen naar andere ondersteunende instellingen t.b.v. verdere begeleiding.

Het Proces Management Team vervult een coördinerende rol ten aanzien van de vraag naar nascholing en onder­ steuning. Het Proces Management Team heeft geen taken toebedeeld gekregen met betrekking tot individuele gevallen van herschikking en fusie van scholen. Dit is een bevoegdheid van de autonome schoolbesturen, die zich kunnen laten bijstaan door hun besturenorganisaties/VNG. Over individuele gevallen van herschikking en fusie, inclusief de vorming van nevenvestigingen adviseren de provincies en de deelplanorganisaties de minister. Het Proces Management Team zal onafhankelijk opereren van het ministerie als beleidsverantwoordelijke instantie enerzijds en de besturenorganisaties/ VNG, de deelplanorganisaties, belangenorganisaties, verzorgingsinstellingen en (na)scholingsinstituten anderzijds.

Met het oog op een optimale samenwerking en onderlinge afstemming van werkzaamheden zal dit procesmanagementteam afspraken maken en regulier overleg voeren met de besturenorganisaties/VNG en de landelijke verzorgingsinstellingen. Hiertoe wordt een begeleidingscommissie ingesteld, die bestaan zal uit enerzijds vertegenwoordigers van besturenorganisaties/VNG en anderzijds vertegenwoordigers van de landelijke verzorgingsinstellingen.

Samenstelling Proces Management Team basisvorming

Het procesmanagementteam basisvorming bestaat uit de volgende vier leden:

- Prof. dr. R.A. de Moor, die de functie van voorzitter zal vervullen. De heer De Moor is rector magnificus van de Katholieke Universiteit Tilburg en hoogleraar in de Algemene Sociologie aan dezelfde universiteit.

De heer De Moor heeft bestuurservaring in tal van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en was tevens lid/voorzitter van diverse commissies van het Mi-

nisterie van Onderwijs en Wetenschappen en de Academische Raad. - Mw. C.J. Pel-Tydeman te Deventer. Zij is aldaar wethouder van onderwijs, educatie en jeugdbeleid en voorts voorzitter van enkele mbo-scholen en van het Centraal Orgaan Gemeentelijk Voortgezet Onderwijs Overijssel en bestuurslid Contactcentrum Onderwijs Arbeid (COA).

- De heer J.C.J. van Luyn te Amersfoort. De heer Van Luyn is rector aan 't Hooghe Landt College te Amersfoort. Daarvoor was hij werkzaam als docent en later conrector aan de RK Scholengemeenschap Sint-Maartens College te Groningen en Haren en als rector aan het Eemland College Noord te Amersfoort. Voorts is de heer Van Luyn voorzitter van de Katholieke vereniging van schoolleiders.

- De heer E.J. Schussler, die thans als beleidsadviseur verbonden is aan het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Hij was werkzaam in het basis- en het voortgezet onderwijs, schoolleider van een brede scholengemeenschap en lid van de Innovatie Commissie Middenscholen en de Adviesraad voor projecten in het voortgezet onderwijs. Hij was recentelijk secretaris/redacteur van de Commissie Herziening Eindtermen.

Vrijstelling militaire dienstplich

De Ministeries van Defensie en van Onderwijs en Wetenschappen hebben gezamenlijk vastgesteld, dat op dit moment een categorale regeling voor vrijstelling van militaire dienstplicht voor onderwijsgevenden niet noodzakelijk is. Wel zullen door het Ministerie van Defensie in knelsituaties individuele aanvragen soepel worden behandeld.

Vrijstelling wordt verleend op grond van het feit dat een leraar voor de goede voortgang van het onderwijs onmisbaar en onvervangbaar is voor de school in kwestie. Het enkele feit dat een leraar behoort tot een categorie waaraan een groot tekort is, is niet voldoende om voor vrijstelling in aanmerking te komen. Doorslaggevend voor het verkrijgen van vrijstelling van dienst als gewoon dienstplichtige wegens aanwezigheid van een bijzonder geval is de specifieke situatie van de onderwijsinstelling en de positie die de (dienstplichtige) leraar daar inneemt. Dit betekent derhalve dat een dergelijke aanvraag om vrijstelling in bedoelde gevallen individueel wordt beoordeeld. In elke aan­

vraag dient aangegeven te-worden waarom de leraar onmisbaar en onvervangbaar is. Duidelijk moet worden gemaakt, dat het voor de onderwijsinstelling onmogelijk is om zelf met een oplossing te komen. Ook moet in de aanvraag worden vermeld welke pogingen ondernomen zijn door het schoolbestuur om in vervanging te voorzien.

Vrijstelling van dienst als gewoon dienstplichtige wordt voorhands drie keer voor één jaar tijdelijk verleend. Bij ongewijzigde omstandigheden wordt daarna vrijstelling voorgoed verleend. Op verzoek van aangesloten schoolbesturen is de V.G.S. in beginsel bereid een ondersteunende verklaring af te geven, die gevoegd dient te worden bij de door tussenkomst van de burgemeester van de gemeente waar de onderwijsinstelling is gevestigd, in te dienen aanvraag.

Schaalvergroting in het onderwijs

t Naar aanleiding van een in december 1988 door de Tweede Kamer aangenomen motie van de kamerleden Franssen en Jorritsma-Lebbink heeft het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gevraagd de schaalvergrotingsproblematiek in het onderwijs onderwerp van studie te maken. Het resultaat daarvan is begin december 1990 gepubliceerd in het SCP-rapport "School en schaal".

De studie beperkt zich tot het basisonderwijs, het speciaal onderwijs (lom en mik) en het voortgezet onderwijs (avo en lbo). In tegenstelling tot de projectgroep schaalvergroting basisonderwijs in het in augustus 1990 gepubliceerde rapport "Schaal en kwaliteit in het basisonderwijs" (zie DRS van november 1990) heeft het SCP geen concreet schaalvergrotingsmodel aanbevolen. Volgens het SCP-rapport leidt schaalvergroting, gegeven de huidige bekostigingssystematiek tot besparingen. Voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs bedragen deze maximaal circa 10% en bij het speciaal onderwijs maximaal 6%. Het gaat hierbij om bedragen op jaarbasis van maximaal 700 miljoen gulden voor het basisonderwijs, maximaal 500 miljoen gulden voor het voortgezet onderwijs en maximaal 50 miljoen gulden voor het speciaal onderwijs.

Naar het oordeel van het SCP hoeft men schaalvergroting om wille van de

bereikbaarheidseffecten niet te laten, zeker niet als er op enigerlei wijze een uitzonderingsclausule wordt opgenomen voor afgelegen scholen. In het rapport "School en schaal" wordt rekening gehouden met bereikbaarheidseisen door opheffing of fusie alleen te laten plaatsvinden als er alternatieven of geschikte fusiepartners beschikbaar zijn binnen een acceptabele straal.

In deze studie is deze bepaald op 4, 5 km over de weg voor het basisonderwijs en 12 km over de weg voor de beide andere schoolsoorten.

Het SCP stelt vervolgens, dat een omvangrijke schaalvergroting niet noodzakelijkerwijs consequenties behoeft te hebben voor de levensbeschouwelijke verscheidenheid van het onderwijs. Hoewel strikte uitsluiting van fusies over de grenzen van denominaties heen de effectiviteit van het fusieproces in aanzienlijke mate zou aantasten, behoeven slechts hoog uit enkele procenten van de leerlingen van "kleur te verschieten", aldus concludeert het SCP. De pijn is volgens het planbureau in werkelijkheid nog kleiner omdat op het merendeel van de scholen een betrekkelijk hoog percentage leerlingen zit dat de levensbeschouwelijke kleur van de desbetreffende school niet onderschrijft en kan bovendien nog worden verzacht door het tot stand brengen van samenwerkingsscholen.

De effecten van schoolgrootte en schoolstructuur op de onderwijsprestaties van leerlingen zijn niet erg uitgesproken te noemen. Het planbureau stelt vast, dat schaalvergroting zijn prijs kent in de vorm van onzekerheid voor het personeel en veranderingen in schoollokatie en schoolklimaat. Aan de andere kant kunnen de besparingen worden ingezet voor de verhoging van de kwaliteit van het onderwijs. Ook zullen de mogelijkheden toenemen om de schooldirectie beter toe te rusten.

Door het in kaart brengen van enkele consequenties van schaalvergroting heeft het SCP een bijdrage geleverd aan de lopende discussie. Daarbij lijkt de balans enigszins door te slaan ten gunste van een gematigde vorm van schaalvergroting in het basis- en het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van het speciaal onderwijs acht het SCP functionale schaalvergroting via een fusie van lom en mik een optie die nadere overweging verdient.

J.J. Verhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

De Reformatorische School | 28 Pagina's

Invoeringsplan basisvorming

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

De Reformatorische School | 28 Pagina's