Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reformatorische scholen... planthoven van Christus?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatorische scholen... planthoven van Christus?

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is deze morgen bepaald niet mijn bedoeling een historische inleiding te houden over de geschiedenis van het Reformatorisch onderwijs tot op de dag van heden. Al evenmin is het m'n bedoeling ons diepgaand te bezinnen op de verhouding kerk - staat, onderwijs en cultuuroverdracht. Veel meer is het m'n wens onszelf de spiegel voor te houden hoe wij als leerkrachten functioneren in het reformatorisch onderwijs. We houden immers zo vaak een spiegel voor aan onze leerlingen en aan anderen; ... we mogen het onszelf ook wel doen.

W anneer we nadenken over de roeping van het onderwijs dienen we vooraf nadrul< l< elijl< te stellen, dat de ouders de roeping hebben ontvangen hun l< inderen op te voeden in de vreze des Meeren. Nadrukkelijk wordt dit opvoedingsdoel al verwoord in het huwelijksformulier waar staat: "opdat zij de kinderen, die zij krijgen zullen in de waarachtige kennis en vrees Gods Hem tot eer en tot hun zaligheid opvoeden". En Paulus schrijft aan de Efeziërs: "Voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren". Die lering is: "Vreest God en houdt Zijn geboden, want dat betaamt alle mensen". Maar onze kinderen dienen ook vermaand te worden, want die eis ligt onze kinderen van zichzelf uit niet. We belijden immers dat onze kinderen in zonde ontvangen en geboren worden, diep in schuld en zonde? Onze kinderen neigen naar het kwade en ze moeten worden terechtgewezen. Daarom... "vermanen". De ouders hebben daartoe alle middelen te gebruiken en dan is het middel bij uitnemendheid toch wel Gods Woord! Dat Woord toch, in Gods handen gebruikt, kan onze kinderen wijs maken tot zaligheid. Die almachtige God buigt door genade kinderen en jongeren naar Zijn wil! Ouders brengen hun kinderen om deze reden naar de kerk en dienen ook zorg te dragen voor goed onderwijs voor hun kinderen.

Niet genoeg kunnen we vandaag de grote waarde van het gezin benadrukken in een tijd waarin de stormrammen de fundamenten van onze samenleving aan alle kanten raken. Satan zet al z'n trawanten in om juist de grote waarde van het gezin te ondermijnen, waar hij ook maar kan. Alle middelen die hij ter beschikking kan krijgen laat hij niet ongebruikt! Wereldse of godsdienstige middelen, als ze maar helpen! 't Is niet de bedoeling nader in te gaan op het gezin en z'n waarde; wel wijs ik nog, na Kerst, op een bekende tekst uit Lukas 2 (vs. 51/52) waar we lezen, dat Jezus Zijn ouders onderdanig was, toe nam in wijsheid en in grootte en in genade bij God en bij de mensen. Die waarde zou het christelijk gezin toch moeten hebben. Dat mag toch het ideaal van de opvoeding zijn? Dostojewski zegt in een van zijn boeken: "Van mijn ouderlijk huis heb ik niets dan kostbare herinneringen meegenomen, want er zijn geen kostbaarder herinneringen dan die van je eerste kindertijd in het ouderlijk huis; ja, dat is altijd het geval, zelfs al is de liefde en de harmonie in het gezin maar betrekkelijk..." (de gebroeders Karamazow).

De school in zicht

Ouders, zo zagen we, hebben een dure roeping ten opzichte van hun kinderen. Daarbij hebben ze ook anderen te betrekken, terwijl de verantwoordelijkheid allereerst en allermeest blijft liggen bij henzelf.

In de Bijbel lezen we, dat ouders hun kinderen lieten onderwijzen door een priester of Leviet; dat ze hun kinderen brachten naar de profetenscholen en David, zo lezen we, stelde zijn zoon Salomo onder de hand van Nathan, de profeet. (2 Sam. 12 : 25). Het onderwijspeil stond hier trouwens op een hoog peil! Een treffende gedachte hierbij was dat de priesters of levieten als onderwijskrachten "vader" genoemd werden (Richt. 17 : 10, 18 : 19). Er werd dus vaderlijke zorg verwacht en de nauwe band gezin en onderwijs werd weergegeven op een hartelijke wijze!

In de eerste christengemeenten werden de kinderen toevertrouwd aan mannen, die scholen vormden. Zo lezen we in de geschiedenis van de school van Clemens, Origenes en anderen. Zeer bekend waren de scholen in Antiochië en Alexandrië.

Wanneer de Overheid ten tijde van Constantijn de Grote overgaat tot het Christendom komt er verandering: de Staat voelt zich geroepen de kinderen te onttrekken aan de beïnvloeding van heidense onderwijzers en ze gaat over tot het stichten van zogenaamde stadsscholen. Het onderwijs daar is in overeenstemming met de beginselen van de eerste christengemeente.

In de Middeleeuwen vindt de Roomse kerk, dat ze te weinig invloed heeft op deze stadsscholen en er worden kloosterscholen gesticht, die geheel en al door de kerk worden beheerd. De Overheid is uitgeschakeld en heeft niets te vertellen.

Dan komt de Reformatie. De Roomse overheid wordt afgezet, de kerken worden gezuiverd van afgodendienst en de prediking van tiet Evangelie klinkt weer helder. En wat een zorg voor de jeugd is er juist in deze zware tijd. Hoe heeft met name Luther in allerlei toonaarden gesproken over het belang van goed onderwijs en hij wordt het niet moe om het opvoedingsdoel te poneren: "opdat jongelui geschikt worden in de kerk en elders te regeren en ze hun talenten ten nutte van anderen kunnen besteden".

Met inzet van alle krachten wordt gepoogd de scholen eveneens te zuiveren. Nee, geen nieuwe scholen worden gevraagd; er worden geen scholen gesticht, maar wel wordt aan de Overheid gevraagd of de scholen bezet mogen worden met mensen die de Gereformeerde leer van harte onderschrijven.

Hoe treffend vinden we dat verwoord in de Acta van de Nationale Synode van Dordt in 1618/1619. Tijdens de 17e zitting werd besloten dat "niemand tot de bediening der scholen mag worden toegelaten, dan die lidmaat is van de Gereformeerde kerk en versierd met het getuigenis van een oprecht geloof...; niemand, dan wie in de catechetische leer wel geoefend en die met de ondertekening van zijn hand de Belijdenis en de Nederlandse Catechismus toestemt en heiliglijk belooft naar deze wijze van catechiseren de jeugd, hem toevertrouwd, in de gronden der Christelijke religie naarstig te onder­ wijzen". Op de 164ste zitting werd dit nog eens vastgesteld met de aanvulling, dat ook de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten door de onderwijzers moesten worden ondertekend. Zo vroeg de kerk aan de Overheid goede, van God geleerde onderwijskrachten, opdat de scholen de planthoven der kerk zouden zijn. De kerk zelf zou daarop nauwlettend toezien. Voetius schreef in zijn dagen: "De schoolmeesters, omdat ze gehouden zijn, hun "discipelen" in de scholen te catechiseren, worden, voor de toelating tot de schoolbediening, in de catechetische leer onderzocht of ze zelf hebben geleerd en weten, hetgeen ze anderen zullen leren".

De scholen nu...

We willen voorbijgaan aan de verdere ontwikkelingen in staat en kerk en hun verhouding ten opzichte van het onderwijs, hoe interessant en leerrijk deze ontwikkeling ook is.

Beter is het onszelf af te vragen hoe het staat met het onderwijs van vandaag.

We weten allen, hoe in de decennia voor ons de christelijke scholen - helaas! - meer en meer verwaterden en hoe leer en leven steeds meer uiteen werden gehaald. We weten ook, dat nu al vele jaren Reformatorisch onderwijs bestaat en wat is deze stek uitgegroeid tot een groot aantal scholen voor Reformatorisch onderwijs, zodat in veel plaatsen onderwijs gegeven wordt op de grondslag van Gods Woord en de belijdenisgeschriften. Een zegen, die we niet genoeg kunnen waarderen; een zegen ook waarmee we zorgvuldig dienen om te gaan. Het gevaar is immers levensgroot dat we zelfgenoegzaam onze weg gaan; wat meesmuilend neerzien op christelijk, verwaterd onderwijs en daarbij onszelf vergeten. Hoe immers ziet God ons Reformatorisch onderwijs? Is het, zo vroeg twee jaar geleden een predikant zich af op een studiedag voor speciaal onderwijs... méér dan een komedie? We spreken en doen wel heel gewichtig, zo zei hij, maar spreken we werkelijk woorden van gewicht?

Dr. W. Aalders heeft in zijn boek "De tijdgeest weerstaan" een artikel opgenomen over de christelijke school. Hij noemt de school daarin de stadspoort van Naïn. Met Naïn duidt hij dan het christelijk gezin aan en de school als poortwachter staat op de grens van het gezin en de wereld. De school is, zo zegt hij, als het ware de doorgangsfase van de geborgenheid van het gezinsleven naar de wijde horizon van de cultuur. Er kan van christelijk c.q. reformatorisch onderwijs geen sprake zijn zonder een hechte, geestelijke band met het gezin als oer-ruimte. Deze school vooronderstelt het christelijk gezin. Heel scherp constateert Aalders echter de uitholling van het gezin. Waar zijn de ouders die leven uit de tere vreze des Heeren? Waar is de kennis van de bornput van Bethlehem? De scholen zullen er een verwaarloosde opvoe-

dingstaak van de ouders bijkrijgen zodat er voor leerkrachten een nog zwaardere taak wacht dan men al had! De christelijke school is de noodzakelijke doorgang naar de wijde wereld. Ik laat nu weer Aalders aan het woord. "De school heeft daarbij het verstand en de kennis van het kind te ontwikkelen, zonder de ziel te beschadigen. Zij heeft kennis en wetenschap bij te brengen, maar daarbij de vroomheid in acht te nemen. Zij heeft het kind wegwijs te maken in de maatschappij zonder de vloek over zich te halen: "Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven ergert, het ware hem nutter dat een molensteen aan zijn hals gehangen en dat hij verzonken ware in de diepte der zee". Deze taak vervullen in de stadspoort van Naïn kan niet anders zijn dan een hoge en zware roeping, concludeert Aalders, waarbij hij de grote zorg uitspreekt - hij noemt dit een "doornig probleem" - of de leerkrachten van het christelijk onderwijs zelf wel kennis hebben van de "bornput van Bethlehem". Voor het poortwachter zijn Is het niet genoeg aktes en diploma's te hebben en een dun laagje bijbels vernis over het onderwijs uitsmeren is bepaald nog niet hetzelfde als belijdend en strijdend in de wereld staan.

Juist met deze woorden voor ons klemt de vraag: wat houdt ons reformatorisch zijn in? Letten ook wij niet veel meer op kennis, op didactiek, op handelingsplannen en wat dies meer zij dan op de zielen van onze leerlingen? Is het ons een klemmend uitgangspunt: "Wat baat het de mens zo hij de gehele wereld wint en schade lijdt aan zijn ziel? " Staan wij strijdend en belijdend in een ondergaande wereld, waarbij de inzet toch is de ziel van onze kinderen? Zijn onze scholen metterdaad planthoven van Christus?

De teneurstemming over de christelijke gezinnen wordt heden ten dage ook binnen onze kringen overgenomen: wat gaat er van de ouders uit? Hoe wordt het godsdienstig leven meer en meer een vormendienst zonder hart en wat wijken leer en leven uit elkaar. Hoe belangrijk worden carrière en bezit geacht en een hoge positie op de maatschappelijke ladder nagejaagd. Zijn deze zaken misschien wel belangrijker dan het behoud van de ziel! En natuurlijk, we zeiden het reeds - er is wel een godsdienstig leven, maar een dunne laag vernis heeft voor de Heere geen waarde en het klinkt uit Zijn mond: "Ik weet uw werken, dat gij noch lauw zijt, noch heet. Och, of gij koud waart of heet. Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud, noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. Want gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geen dings gebrek en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt". (Openb. 3). Ook Reformatorische scholen hebben daarom een steeds zwaardere taak te wachten. Maar wie zijn we zelf? Wat gaat er van ons als leerkrachten uit? Hoe zijn we poortwachter? We zeggen toch altijd dat het onderwijs niet staat of valt met goede statuten, degelijke besturen, maar met de man en vrouw voor de klas? Vandaar die spiegel!

De wachter getekend

De profeet Ezechiël spreekt, door Gods Geest geleid, in hoofdstuk 33 over de trouwe wachter op de poort. Aangrijpend hoofdstuk waar de ontzaglijke verantwoordelijkheid van de wachter in scherpe bewoordingen wordt voorgehouden. Wat zal het zijn niet goed gewaarschuwd te hebben. Wat zal het zijn de gevaren niet te hebben onderkend, de dwalingen niet te hebben aangewezen en bestreden! Wat zal het zijn de bazuin niet geblazen te hebben en waar nodig de grendels te hebben toegeschoven. De aanvallen zijn zo veel en velerlei! Al eerder zagen we de aanval van het slangezaad op het zaad der kerk; op de kinderen en op het gezin. Poortwachter zijn is voorwaar geen sinecure! Overgebracht naar ons onderwijs geloof ik dat we pal hebben te staan op de beginselen van de Gereformeerde leer. Allerlei wilde vernieuwingsdrang mag ons vreemd zijn, zonder op te gaan in een verstard conservatisme. Op onze scholen dienen we onverkort door te geven:

- de absolute soevereiniteit Gods. Toen Timotheüs in moeilijkheden verkeerde en de dwalingen de kop zag opsteken vertroostte Paulus hem met: "Het is waar, dat er veel dwalingen zijn, evenwel, het vaste fondament Gods staat". God treedt op in deze wereld, in de Kerk en in het leven van mensen, jongeren en ouderen als een God Die leeft, Die handelt naar Zijn soeverein welbehagen.

- de absolute autoriteit van Gods Woord, (vloeit uit het eerst voort). Niet bepalend is "wat ik denk: of "ik heb eens gelezen" maar het "Er staat geschreven".

- de totale verlorenheid van de mens en de toorn Gods over de zonde. Van nature verafschuwen we dit leerstuk en het is bekend dat in tijden van geesteloosheid in kerken deze leer verdoezeld werd of weggeredeneerd. We mogen ons in alle gemoede afvragen hoe wij de boodschap van Gods Woord doorgeven. Een ieder van ons kent zijn of haar stokpaardjes en als volwassenen zijn we geneigd die zelfs onze kinderen voor te houden. Ergens las ik: "Ik ben van stellige overtuiging dat het gebrek aan geestelijke kennis bij het onderwijzend personeel waardoor zo weinig dit ontdekkende en diepgravende werk des Geestes wordt verhaald ook ten gevolge heeft, dat onze jeugd niet meer zo jong bekeerd wordt! Natuurlijk gebeurt het wel, maar... vaak zo bedekt. Dit is tot schade van het geestelijk leven. Indien het stuk der ellende wordt overgeslagen in onze Bijbelvertellingen zal het stuk der verlossing in het beleven van onze leerlingen veel magerder en minder kleurrijk zijn". Behartenswaardige woorden voor ons die elke dag voor kinderen en jongeren staan.

- onverkort hebben we ook door te geven de centrale plaats die de Heere Jezus inneemt in Gods Woord en in het leven van de ware christen. Dr. Martin Lloyd Jones geeft in een van zijn werken aan, dat velen zeggen te geloven in de vergeving der zonden, die zelfs ook zeggen te hebben ontvangen; ze nemen deel aan het Heilig Avondmaal, maar de persoon van Christus zegt hen uiteindelijk niets. Naar hem gaat hun hart en leven niet uit, zegt hij. We mogen dit verwijt niet zomaar naast ons neerleggen. Waar geven we onszelf voor uit? Wat zegt de persoon van Christus ons? Is Hij ons alles geworden? Wanneer we belijden christen te zijn vertonen we dan ook Zijn Beeld?

- nog een ding willen we noemen: de absolute noodzakelijkheid van de werking van Gods Geest in ons leven. De Geest immers overtuigt van zonde, gerechtigheid en het oordeel. Zonder de werking van Gods Geest blijft alles steken in een dode vorm.

Deze dingen overdenkend komen we heel dicht bij onszelf terecht. Hoe is onze verhouding tegenover God?

Kennen en beleven we de zaken waarvan we menen dat ze onverkort doorgegeven moeten worden? Geeft onze bazuin een zeker geluid en bewandelen we het midden van de weg? Bezorgen we onze kinderen geen verkeerd gedachtenbeeld ten opzichte van God enerzijds door een verzwakking van de voorstelling van Gods heiligheid door uitdrukkingen als "de lieve God" en "onze lieve Heere" en anderzijds hard en koud te spreken over Gods rechtvaardige toorn over de zonden? 't Is niet zonder zorg dat we deze vragen stellen! Enerzijds bestaat er het reële gevaar rechtvaardiger te zijn dan God; anderzijds al net zo reëel om barmhartiger te zijn dan Hem. Er bestaat het gevaar de leer heel goed te kennen, terwijl het leven nauwelijks in overeenstemming blijkt te zijn met die leer. Kunnen onze kinderen en jongeren jaloers zijn op ons? Dragen we het beeld

van Christus? Zijn we een levende preek? Spurgeon zegt: "Een uur gemeenschap met Jezus is de beste voorbereiding om, hetzij ouden, hetzij jongen, te leren... Onderricht geven zonder liefde is een armzalig werk; het is alsof een smid wil smeden zonder vuur... Ons doel is liefde te wekken in de harten dergenen die wij onderwijzen. Maar hoe kunnen wij dat vuur aanwakkeren, indien het in ons eigen hart niet is ontstoken? Hoe kan iemand de vlam aanblazen, wanneer zijn handen bevochtigd zijn met wereldsgezindheid? " En zegt hij: "Goede onderwijzers houden zich met hun leerlingen bezig alle dagen der week. En zij dragen zorg voor hun zielen door hun voorbeeld en hun gebeden". We mogen met al deze woorden tot onszelf inkeren. Wat een schuld predikt ons bestaan dan... We zijn zo vaak erg didactisch bezig om elk kind op eigen niveau te behandelen; we handelen planmatig en maken ons didactisch steeds sterker. En natuurlijk hebben we ons, ook wat dit betreft ten uiterste in te spannen om kwaliteitsonderwijs te geven. Denk nog maar eens terug aan de priester en leviet: kwaliteit was bekend! Maar hebben we als leerkracht gebeden voor dat kind voordat het handelingsplan tot stand kwam? Is het het belangrijkst om de leerstof van de jaargroep op tijd klaar te krijgen? Of worstelen we voor het zielsbehoud van gemakkelijke en bitter moeilijke leerlingen? Is ons Reformatorisch onderwijs meer dan een komedie? als de Heere het doorlicht. De vragen zijn met vele te vermenigvuldigen.

Tenslotte

Reformatorische scholen... planthoven van Christus? Worden er stekjes uitgezet voor de kerk en dienst des Heeren? Wordt er gezaaid op hoop tegen hoop om mannen en vrouwen voort te brengen die in hun gezinnen Naïn tot een lieflijk oord maken? Komen er de moeders in Israël en de mannen uit voort, die in kerk, maatschappij en politiek op de muren kunnen gaan staan? Luther zei: "Als de scholen bloeien gaat het goed en blijft de kerk een eerlijk instituut, als tenminste de leer zuiver is. Jonge leerlingen en studenten zijn het zaad en de bron van de kerk. Terwille van de kerk moet men christelijke scholen hebben en bewaren, want God houdt Zijn kerk in stand door middel van scholen en scholen houden de kerk in stand". De Heere Zelf verwekke daartoe Zijn Geest om ons als onderwijskrachten te begiftigen met de tere vreze Gods die jaloersmakend en gunnend de harten van de kinderen en jongeren zoekt. De vruchten van die Geest kennen we uit Galaten 5 vs. 22. "Liefde, blijdschap, vrede, zachtmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid". Dan worden we levende preken; wellicht met weinig woorden!

Ik eindig met een paar zinnen uit de Catechismusverklaring van Ds. J. van Sliedregt en dan met name uit een preek over het tweede gebod: "O, waren er meer onderwijzers, die in beven voor Gods Woord levende getuigen waren in woord en daad van de hoge heiligheid Gods, doch ook van Zijn nederbuigende zondaarsliefde; in meer kinderharten zouden levendige beseffen groeien aangaande de Naam des Heeren. Daarin kan alleen het behoud van ons geslacht liggen".

W. Visser

Geraadpleegde literatuur:

1. Joh. de Swarf: "De Geestelijke kwekerij", lioofdstuk 17.

2. Dr. W.J. Kooiman: Philippus Melanchton, hoofdstuk over vernieuwing van het onderwijs.

3. Mr. L.J.M. Hage: "Het Reformatorisch onderwijs in de branding".

4. P. Kuyt: "Hoe denken we ons het onderwijs op Reformatorische grondslag? "

5. Dr. W. Aalders: "Theocratie of ideologie? " Hoofdstuk over de christelijke school.

6. Dr. W. Aalders: "De tijdgeest weerstaan". Hoofdstuk over "School".

7. Ds. M. Golverdingen e.a.: "School, maatschappij en cultuur in Bijbels licht".

9. Houtman e.a. "Jong zijn in deze tijd".

10. Dr. M. Lloyd Jones: "Toon mij nu Uw heerlijkheid".

11. Ds. R. van Koeten: "Eert uw vader en moeder"; hoofdstuk 12.

12. I. da Costa: "Bezwaren tegen de geest der eeuw". Hoofdstuk over onderwijs.

Deze lezing is gehouden op de GOLV-jaarvergadering op 29 december 1992 te Gouda.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1993

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Reformatorische scholen... planthoven van Christus?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1993

De Reformatorische School | 48 Pagina's