Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het VGS-bureau

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het VGS-bureau

Wijziging van de verhuis- en reisl(OStenvergoeding

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk I-J van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rpbo), waarin de regeling voor de verhuis- en reiskostenvergoeding is neergelegd, zal ingrijpend worden gewijzigd. Deze wijziging zal overigens niet vóór 1 augustus 1993 van kracht worden.

H et doel van de wijziging is de bestaande verhuis- en reiskostenregeling voor het onderwijspersoneel te vereenvoudigen en aan te passen aan de inmiddels gewijzigde maatschappelijke opvattingen. Deze doelstellingen komen onder meer tot uitdrukking in het feit dat in de nieuwe regeling is voorzien in een forfaitaire vaststelling van de tegemoetkoming in de verhuisen reiskosten, de uitvoering van de regeling hoofdzakelijk bij het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling is gelegd en de regeling een bijdrage beoogt te leveren aan de in het Nationaal Milieubeleidsplan neergelegde doelstellingen, gericht op het zoveel mogelijk terugdringen van het woon- en werkverkeer in het algemeen, en het woon- en werkverkeer per auto in het bijzonder. Tevens zijn in de nieuwe regeling de vergoedingsbedragen gesynchroniseerd met de belastingwetgeving, voortvloeiende uit de voorstellen van de Commissie Oort. In het hiernavolgende zal achtereenvolgens op de nieuwe regeling met betrekking tot de verhuis- en reiskostenvergoeding worden ingegaan.

Verhuiskosten vergoeding

Een belangrijk verschil tussen de huidige en de nieuwe regeling is, dat de huidige regeling uit gaat van een verplichting voor belanghebbende om nabij de standplaats, dat is de gemeente waarin het gebouw is gelegen waarin belanghebbende werkzaam is of waarin de belanghebbende de meeste werkzaamheden verricht, te wonen. In het algemeen wordt het thans echter niet langer vanuit een oogpunt van dienstbelang noodzakelijk geacht om een dergelijke verplichting op te leggen. De nieuwe regeling gaat er dan ook vanuit dat de belanghebbende in principe vrij is in de keuze van zijn woonplaats.

Voorwaarden

Indien de belanghebbende in verband met een indiensttreding of verplaatsing is verhuisd, heeft hij zonder meer aanspraak op een verhuiskostenvergoeding, indien hij:

a. voor ten minste één jaar is benoemd in een standplaatsbetrekking én b. vóór de verhuizing op een afstand van 6 of meer zones woonde van de plaats van tewerkstelling én c. na de verhuizing op of binnen een afstand van 5 zones van de plaats van tewerkstelling woont én d. met zijn verhuizing de reisafstand tussen woonplaats en de plaats van tewerkstelling met ten minste 5 zones heeft bekort én e. het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 6 maanden na de verhuizing door de belanghebbende bij het bevoegd gezag is ingediend én f. in geval van een verhuizing in verband met een indiensttreding binnen twee jaar na benoeming in vaste dienst dan wel binnen drie jaar na indiensttreding feitelijk is verhuisd danwei g. in geval van een verhuizing in verband met verplaatsing binnen twee jaar na de datum van verplaatsing feitelijk is verhuisd.

De Standplaatsbetrekking woról gedefinieerd als de betrekking of de combinatie van betrekkingen met een omvang van ten minste 6/10 weektaak (thans 7/10 weektaak). De zone, het centrale element in de nieuwe regelgeving, is de eenheid waarin het busen tramlijnennet is verdeeld en die de basis vormt van de strippenkaart in het stad- en streekvervoer.

Verplaatsing is gedefinieerd als een verandering van standplaats in opdracht van het bevoegd gezag. Onder het begrip verplaatsen moet mede worden begrepen de situatie, dat er sprake is van een zodanige verschuiving van de werkzaamheden over de verschillende arbeidsplaatsen, dat daardoor de standplaats wijzigt.

Een tegemoetkoming in de verhuiskosten in verband met indiensttreding wordt slechts éénmaal in de vijf jaar verleend, tenzij de verhuizing verband houdt met een verandering van betrekking die het gevolg is van een ontslag of van het vooruitzicht op ontslag, dat niet op eigen verzoek is verleend en niet aan schuld of toedoen van belanghebbende is te wijten.

Terugbetalingsverplicliting

De tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt verleend onder de voorwaarde dat de belanghebbende vooraf schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de terugbetalingsverplichting. De essentie van deze verplichting is dat de belanghebbende, aan wie in verband met een indiensttreding of verplaatsing een tegemoetkoming in de verhuiskosten is verleend, verplicht is de ontvangen tegemoetkoming terug te

betalen indien zijn betrekl< ing op zijn verzoel< of ten gevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden is beëindigd binnen twee jaar na de datum van indiensttreding of verplaatsing dan wel binnen één jaar na de datum van verhuizing. Ook de belanghebbende waarvan het dienstverband niet beëindigd is maar die binnen twee jaar na de verhuizing waarvoor hem een tegemoetkoming werd toegekend verhuist naar een gemeente die verder weg is gelegen van de plaats van tewerkstelling dan de gemeente waaruit hij vertrekt, is gehouden de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk, afhankelijk van de afstand tussen de plaats van tewerkstelling en zijn nieuwe woonplaats, terug te betalen.

De terugbetalingsverplichting bestaat niet indien de belanghebbende ontslag neemt uit een standplaatsbetrekking teneinde aansluitend een betrekking aan een andere onderwijsinstelling te aanvaarden, mits de plaats van tewerkstelling binnen of op een afstand van 5 zones van zijn woonplaats is gelegen.

Hoogte van de tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt:

a. in de kosten van transport van de bagage en van de inboedel van de belanghebbende en zijn gezinsleden ƒ 3.852, —. Indien de verhuizing door de belanghebbende in eigen beheer wordt uitgevoerd ontvangt de belanghebbende slechts de helft van het in de eerste volzin genoemde bedrag (ƒ 1.791, —)b. in de overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten: 1. bij één achter gelaten woon/ slaapvertrek 6% van de jaarbezoldiging (met een minimum van ƒ 2.000, —) 2. bij twee achter gelaten woon/ slaapvertrekken 9% van de jaarbezoldiging (met een minimum van ƒ 3.000, —) 3. bij drie of meer achter gelaten woon/slaapvertrekken 12% van de jaarbezoldiging (meteen minimum van ƒ 4.000, —)

De tegemoetkoming in de overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten bedraagt echter nooit meer dan ƒ 12.000, —. Voor de berekening van de tegemoetkoming in de overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten moet worden uitgegaan van de jaar­ bezoldiging die de belanghebbende genoot op de dag waarop de nieuwe woning kon worden betrokken. Voor de belanghebbende, die inwonend was bij de ouders, is het laagst genoemde percentage van toepassing. De belanghebbende, die een woning heeft betrokken op een reisafstand van meer dan 2 zones van de plaats van tewerkstelling, ontvangt slechts 80% van het bedrag waarop hij recht gehad zou hebben indien hij een woning had betrokken op een reisafstand van minder dan 2 zones van de plaats van tewerkstelling. De tegemoetkoming in de verhuiskosten voor de belanghebbende, die voor het eerst bij een onderwijsinstelling in dienst treedt, bedraagt de helft van de vergoeding waarop hij aanspraak zou hebben gehad indien er sprake zou zijn geweest van een overgang van de ene naar de andere onderwijsinstelling dan wel van de overheid naar een ondenwijsinstelling.

Samenloop

Bij een verhuizing van een gezin, waarvan beide echtgenoten terzake van de verhuizing aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de verhuiskosten, wordt deze tegemoetkoming toegekend aan ieder van beiden de helft dan wel slechts voorzover deze de tegemoetkoming die, welke uit anderen hoofde wordt ontvangen, te boven gaat.

Reiskostenvergoeding

in tegenstelling tot de huidige regeling wordt in de nieuwe reiskostenregeling, in verband met het vervallen van de verhuisplicht, geen onderscheid meer gemaakt tussen verhuisplichtigen en niet verhuisplichtige belanghebbenden. Bovendien wordt in de hoogte van de tegemoetkoming in de reiskosten geen onderscheid meer gemaakt naar burgerlijke staat, leeftijd en woonomstandigheden.

Aan de belanghebbende wordt door het bevoegd gezag een tegemoetkoming in de reiskosten tussen de woning en de arbeidsplaats(en) verleend, indien de te reizen afstand tussen de woning en de arbeidsplaats(en) meer dan twee zones bedraagt. De belanghebbende, bedoeld in paragraaf 1 van hoofdstuk I-C van het Rpbo, die voor een geheel schooljaar is benoemd, heeft per betrekking slechts aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten over ten hoogste tien kalendermaanden per schooljaar. De tegemoetkoming wordt niet uitbetaald over de maanden juli en augustus. De belanghebbende, bedoeld in paragraaf 2 tot en met 5 van hoofdstuk I-C van het Rpbo, die voor een geheel schooljaar is benoemd, heeft per betrekking slechts aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten over ten hoogste elf kalendermaanden per schooljaar. De tegemoetkoming wordt niet uitbetaald over de maand juli. Indien gedurende een aaneengesloten tijdvak van meer dan één week anders dan in verband met vakantieverlof niet is gereisd, wordt de in die kalendermaand aan belanghebbende toe te kennen tegemoetkoming naar evenredigheid verlaagd. Ook wanneer in verband met de datum van indiensttreding of ontslag slechts een deel van de maand wordt gereisd, dient de tegemoetkoming naar evenredigheid te worden vastgesteld.

Het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming in de reiskosten dient voor 1 januari volgend op het desbetreffende schooljaar bij het bevoegd gezag te worden ingediend.

Hoogte van de tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming in de reiskosten is in de huidige regeling gerelateerd aan de betrekkingsomvang van belanghebbende, waardoor parttimers worden benadeeld. In de nieuwe reiskostenregeling is voor de hoogte van de reiskostenvergoeding bepalend het aantal dagen dat men werkt, waardoor part-timers die een aantal dagen per week werken niet langer benadeeld worden.

De aan belanghebbende toe te kennen tegemoetkoming in de reiskosten mag per schooljaar per betrekking of combinatie van betrekkingen niet meer bedragen dan ƒ 3.401, —.

Voor wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming in de reiskosten wordt onderscheid gemaakt tussen de tegemoetkoming in het eerste jaar na indiensttreding en de tegemoetkoming vanaf het tweede jaar na indiensttreding. Belanghebbende ontvangt in het eerste jaar na indiensttreding een tegemoetkoming in de reiskosten woonen werkverkeer, die zo dicht mogelijk aansluit bij de werkelijk te maken reiskosten op basis van 2e klas treintarieven, verminderd met een eigen bijdrage. Vanaf het tweede jaar na in-

diensttreding wordt de aan belanghebbende toe te kennen tegemoetkoming in de reiskosten woon- werkverkeer gemaximeerd op het bedrag bij een reisafstand van 5 zones, (zie schema) Het departement is van mening dat door de nagenoeg kostendekkende tegemoetkoming in de reiskosten in het eerste jaar na indiensttreding en de gewijzigde verhuiskostenregeling de arbeidsmobiliteit van het onderwijspersoneel wordt bevorderd. Tevens is

het departement van mening dat er van de verhuiskostenregeling een stimulerende werking uit gaat om woonplaats en plaats van tewerkstelling dicht bij elkaar te brengen, zodat het woonwerkverkeer teruggedrongen wordt. Indien daartoe aanleiding bestaat zult u door het V.G.S.-bureau over deze aangelegenheid nader worden geïnformeerd.

V.A. Smit

Noten: Indien binnen 1 betrekking: 1. in een maand per week niet hetzelfde aantal dagen wordt gereisd tussen de woning en dezelfde arbeidsplaats, wordt voor het aantal reisdagen per week uitgegaan van het gemiddelde aantal dagen waarop in die maand per week is gereisd. Het gemiddeld aantal reisdagen per week is het aantal reisdagen per maand x3/ 13. Hel aldus gevonden gemiddelde wordt rekenkundig afgerond op gehele dagen. 2. in een maand gemiddeld minder dan één keer per week wordt gereisd tussen de woning en dezelfde arbeidsplaats bedraagt de tegemoetkoming in reiskosten per dag waarop naar deze arbeidsplaats moet worden gereisd, het bedrag als aangegeven bij 1 reisdag, gedeeld door 4, 33, onverminderd het bepaalde in artikel I-J9. 3. door belanghebbende niet op één en dezelfde dag wordt gereisd naar meerder arbeidsplaatsen die zijn gelegen binnen hetzelfde zonegebied, wordt het aantal reisdagen per week bepaald op de som van de reisdagen per week naar deze arbeidsplaatsen. 4. door belanghebbende op één en dezelfde dag wordt gereisd naar meerder arbeidsplaatsen, wordt de in artikel I-J9, eerste lid bedoelde tegemoetkoming, in afwijking van het gestelde in het tweede lid, vastgesteld op de helft van het bedrag dat op grond van het bepaalde in het tweede lid zou hebben gegolden voor de reisafstand tussen de woning van belanghebbende en de eerste arbeidsplaats waar door belanghebbende op deze moet worden gewerkt, vermeerderd met de helft van het bedrag dat overeenkomstig het gestelde in het tweede lid zou hebben gegolden voor de reisafstand tussen de laatste arbeidsplaats waar door belanghebbende op die dag is gewerkt en zijn woning. De som van het aantal reisdagen mag niet meer bedragen dan 4. Aan de belanghebbende die voor de reizen die op bedoelde dag zijn gemaakt tussen de verschillende arbeidsplaatsen extra reiskosten maakt, wordt in aanvulling op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming, een tegemoetkoming in die kosten verleend welke gelijk is aan het bedrag van de noodzakelijk te maken reiskosten tussen deze arbeidsplaatsen. 5. het niet mogelijk is het (totaal) aantal zones vast te stellen van de reisafstand (enkele reis) tussen de woning en een arbeidsplaats van belanghebbende, doordat de woning en/of de arbeidsplaats niet is gelegen in een zonegebied, dient over het traject dat niet is gelegen in een zonegebied het aantal zones te worden vastgesteld door de reisafstand in kilometers (enkele reis) over dit traject te delen door vier en de uitkomst rekenkundig af te ronden. Het aldus berekende aantal zones over bedoeld traject dient, voor zover van toepassing, te worden opgesteld bij het aantal zones behorend bij de resterende reisafstand tussen de woning en de arbeidsplaats van belanghebbende.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Van het VGS-bureau

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

De Reformatorische School | 40 Pagina's