Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het VGS-bureau

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het VGS-bureau

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maatregelen op basis van convenant II die met ingang van 1 augustus 1993 van Icracht worden

Op 22 april 1993 hebben minister Ritzen en staatssecretaris Wallage enerzijds en de vier grote centrales van overheids- en onderwijspersoneel, de ACOP, het Ambtenarencentrum, de CCOOP en de CMHF, anderzijds, het akkoord over de verbetering van de positievan het onderwijspersoneel (het zgn. Convenant II) ondertekend. De inhoud van dit convenant is integraal opgenomen in "Uitleg Extra" nr. 7 van 10 maart 1993, zodat daarop in dit artikel niet uitvoerig wordt ingegaan. Wel wordt er nog op gewezen dat in het Convenant II een aantal maatregelen is opgenomen die in hun uitwerking de vrijheid van onderwijs voor de schoolbesturen op een onaanvaardbare wijze zouden kunnen inperken. Het gaat hierbij met name om de maatregelen die zijn opgenomen in onderdeel B-4.2 van het convenant. Deze maatregelen hebben betrekking op het voorkomen van gedwongen ontslag, clustervorming en budgettering. In Convenant II is hieromtrent het volgende bepaald: "De aanpak (van het voorkomen van instroom in de wachtgelden - ph) door middel van clusters is gericht op het totstandkomen van samenwerkingsverbanden tussen schoolbesturen van een zodanige omvang dat de besturen in staat zijn om onderlinge overtolligheid van personeel te voorkomen, zodat gedwongen ontslag binnen het cluster niet meer mogelijk zal zijn" (I). Verder wordt in het convenant hieromtrent gesteld: "Voor scholen die niet in een cluster participeren geldt de T.W.A.O. of een vergelijkbare structurele maatregel". Let wel: deze passage heeft ook betrekking op de jaren na het verstrijken van de T.W.A.O. Wanneer dus de T.W.A.O. niet meer van kracht is, zal voor de schoolbesturen die niet participeren in een samenwerkingsverband als bedoeld in dit convenant, structureel een met de T.W.A.O. vergelijkbare regeling gaan gelden! Voorts is in onderdeel B-4.4 van Convenant bepaald dat er een verplichte bestuursaanstelling komt. Voor besturen die slechts 1 school beheren zal dit uiteraard inhoudelijk geen gevolgen hebben. Wel zal ook bij die besturen het personeel een benoeming bij het bestuur krijgen in plaats van een benoeming aan de school. Onderdeel B-4.5 van Convenant II bepaalt dat onder meer in de sectoren primair onderwijs en voortgezet onderwijs zal worden overgegaan tot invoering van een preventieve ontslagtoets. Dit houdt in dat een voorgenomen ontslag van een personeelslid vooraf door een (beroeps)instantie zal worden beoordeeld, in plaats van achteraf zoals thans het geval is met de toetsing door bijvoorbeeld de Commissies van Beroep. De door de Onderwijsbewindslieden en de centrales van overheids- en onderwijspersoneel ondertekende "Raamovereenkomst inzake de verbetering van de positie van onderwijspersoneel" bevat derhalve verschillende onderdelen die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de beleidsvrijheid van de schoolbesturen, hoewel de schoolbesturenorganisaties niet bij het overleg over dit convenant betrokken zijn geweest. De Vaste Kamercommissie voor Onderwijs en Wetenschappen heeft in haar vergadering van 10 maart 1993 uitvoerig met minister Ritzen over deze aangelegenheid gedebatteerd. Zo merkte de heer Van der Vlies (S.G.P.) hierover het volgende op: "Voor mij zit nu juist de pijn daarin dat de besturenorganisaties nu worden geconfronteerd met een resultaat waarin elementen zitten die rechtstreeks hun bevoegdheid raken Waar benoemingsrelevante aspecten aan de orde zijn, hebben wij ook met een autonoom domein te maken van de besturen, die zich presenteren via hun organisaties". Minister Ritzen merkte over dit probleem op dat met de besturenorganisaties in elk geval wel overleg zal worden gevoerd over de uitwerking van het convenant en dat zoveel mogelijk gestreefd zal worden naar het bereiken van overeenstemming hierover met de besturenorganisaties. Het overleg van de minister met de besturenorganisaties over de uitwerking van Convenant II is inmiddels gestart. Dit overleg wordt gevoerd in de Commissie Besturenorganisaties waarin, zoals bekend, de V.G.S. niet vertegenwoordigd is. Een aantal onderdelen van "de Raamovereenkomst inzake de verbetering van de positie van onderwijspersoneel" (Convenant II) treedt reeds met ingang van 1 augustus 1993 in werking. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:

- afschaffing van de WllSO-korting; - afschaffing van de zogenoemde "9/ 10-regeling" in het primair onderwijs; - de verbetering van de zogenoemde "herintredersperiodiek".

1. De afschaffing van de Wet Interim Inhouding Salarissen Onderwijs Reeds op 31 maart 1993 heeft de regering bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend tot intrekking van de WIISO. Hiermee wordt beoogd om met ingang van 1 augustus 1993 de WllSO-korting op het salaris van het onderwijspersoneel op te heffen. Indien de wijziging niet vóór genoemde datum in het Staatsblad kan worden geplaatst zal de korting met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 1993 ongedaan worden gemaakt. Dit houdt in dat de WllSO-korting in dat geval nog wel op de salarissen zal worden ingehouden, maar later weer verrekend zal worden. 2. Afschaffing "9/1 O-regeling" in het primair onderwijs De zogenoemde "9/1 O-regeling", op grond waarvan slechts 9/1 Oe deel van de betrekkingsomvang van een afwezige leraar mocht worden vervangen, was tot 1 augustus 1992 opgenomen in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rpbo). Vanaf die datum wordt de vervangingsregeling door het Vervangingsfonds vastgesteld. In de regeling van het Vervangingsfonds is de "9/1 O-maatregel" uit het Rechtspositiebesluit overgenomen. Met ingang van 1 augustus 1993 zal deze regeling komen

te vervallen. De staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen heeft het bestuur van het Vervangingsfonds verzocht de vervangingsregeling aan te passen. Gedurende de periode waarin de 9/10-regellng van toepassing was (nl. gedurende de eerste 8 weken van de afwezigheid wegens ziekte of anderszins van de te vervangen leerkracht) gold voor de vervanger een beperking ten aanzien van de op te dragen werkzaamheden. Deze beperking komt met ingang van 1 augustus 1993 eveneens te vervallen. Wanneer de wijziging van het Rechtspositiebesluit op dit punt niet vóór 1 augustus 1993 in het Staatsblad mocht zijn geplaatst, kan vanaf die datum worden gehandeld alsof de wijziging wel reeds gepubliceerd zou zijn.

3. Verbetering herintredersperiodiek In het kader van de verbetering van de positie van de leraar wordt eveneens een wijziging voorbereid van artikel I-P11 van het Rpbo. Ook hiervoor geldt dat met ingang van 1 augustus 1993 de nieuwe regeling kan worden toegepast, óók Indien op die datum de wijziging nog niet In het Staatsblad zou zijn geplaatst. De nieuwe regeling houdt een structurele verbetering In van de regeling met betrekking tot Inschaling van herintreders bij onder meer scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Het gaat hierbij om de Inschaling van personeelsleden die reeds eerder In het onderwijs werkzaam zijn geweest. In het huidige artikel I-P11, eerste lid van het Rpbo is bepaald dat onder bepaalde voorwaarden voor elke 4 schooljaren die men niet In het onderwijs heeft doorgebracht, bij Inschaling een periodiek wordt toegekend. In Convenant II Is overeengekomen om deze regeling te wijzigen In die zin, dat bij Inschaling bij onder andere scholen voor primair en voortgezet onderwijs gedurende de eerste zes schooljaren afwezigheid in het onderwijs, bij Inschaling - onder dezelfde voorwaarden als thans in artikel I-P11 lid 1 van het Rechtspositiebesluit zijn neergelegd- voor elke 3 schooljaren afwezigheid een periodiek wordt toegekend. Deze wijziging geldt uitsluitend voor zover bij de vaststelling van het salaris wordt aangesloten bij het salaris dat Is genoten In een vorige onderwijsfunctie (zie hiervoor artikel I-P11, eerste lid Rpbo). Vanaf het zevende schooljaar van afwezigheid uit het onderwijs gaat de huidige regeling weer gelden: namelijk een periodiek voor elke 4 schooljaren afwezigheid.

Mr. P. Hugense

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1993

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Van het VGS-bureau

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1993

De Reformatorische School | 48 Pagina's