Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van studielessen naar mentorlessen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van studielessen naar mentorlessen

Over begeleidingslessen als basis voor de vorming

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de invoering van de basisvorming kozen veel scholen ervoor om lestijden voor vakoverstijgende begeleiding in de lessentabel te handhaven. Overeenkomstig de geest van de basisvorming is er echter grote behoefte deze lestijden anders in te vullen dan met de traditionele studielessen. Sinds de invoering van de basisvorming verschijnen dan ook allerlei mentorlesmethodes op de markt.

Leerlingbegeleiding en basisvorming

In veel stukken wordt leerlingbegeleiding gezien als de rode draad in de basisvorming. De nieuwe eisen die dan ook in de basisvorming aan de leerlingbegeleiding gesteld worden, zijn;

1. begeleiding die gericht is op de totale persoon van de leerling. Dus niet enkel begeleiding t.a.v. studievaardigheden en goede studiegewoonten, maar óók keuzebegeleiding en sociaal-emotionele begeleiding.

2. integratie van begeleiding en vakonderwijs

Begeleiding dient er toe te leiden, dat de leerling in toenemende mate zelfstandig omgaat met zijn studie (leren leren), met het doen van keuzen in studie en beroep (leren kiezen) en met zijn sociaal-emotionele bestaan (leren functioneren). Op zichzelf is dit niet iets nieuws, maar door de basisvorming wordt dit extra onderstreept en ook verbreed en verdiept.

In de basisvorming wordt namelijk de samenhang tussen het instructie- en het begeleidingssysteem veel meer benadrukt. De wetgever streeft daarmee expliciet een integratie van leerlingbegeleiding en vakonderwijs na. Voor de drie genoemde begeleidingsgebieden betekent dat het volgende.

Keuzebegeleiding

Behalve dat wij onze leerlingen dienen in te wijden in de leerstof van en de studieaanpak bij de verschillende vakken, moeten wij hen ook bekend maken met de toepassingsmogelijkheden ervan: wat kun je ermee doen? Daarmee vervullen we als leraren indirect ook een belangrijke rol in de keuzebegeleiding. Zo is de oriëntatie op studie en beroep een verplicht onderdeel van het vakonderwijs in de onderbouw geworden.

T.a.v. de keuzebegeleiding luiden de in de basisvorming geformuleerde vaardigheidsdoelen als volgt:

De leerling moet in relevantie situaties, relaties kunnen leggen met de praktijk van de verschillende beroepen.

De leerlingen leren in elk vak eigen mogelijkheden en interesses ontdekken die van belang zijn voor het kiezen van een vervolgopleiding. De leerlingen hebben inzicht in de betekenis van elk vak voor verdere studie en beroepen.

Studiebegeleiding

Als docenten behoren we aan onze leerlingen niet alleen informatie ("stof") uit ons vak over te dragen. In de vaklessen moet bijvoorbeeld ook aandacht zijn voor het informatieven/verkingsproces zélf: het "leren leren". Het is een proces waarbij de leerling onder begeleiding leert meer en meer zelfstandig zijn eigen leerproces op gang te brengen en te organiseren.

In de kern- en vaardigheidsdoelen per vak vinden we daarover o.a. de volgende formuleringen.

De leerlingen kunnen zaken zelfstandig opzoeken; ze kunnen hulpbronnen hanteren en informatie structureren; ze kunnen feiten van meningen onderscheiden en op eenvoudige wijze een eigen standpunt verwoorden op basis van argumenten. De leerlingen kunnen met het oog op het verzamelen van informatie of het vormen van een mening, een gesprek voeren of deelnemen aan een discussie en afronden met een eenvoudige conclusie.

Sociaal-emotionele begeleiding

Het leerproces wordt niet alleen bepaald door cognitieve factoren. Ook affectieve factoren spelen een niet onbelangrijke rol. Deze factoren krijgen binnen de leerlingbegeleiding aandacht in de vorm van sociaal-emotionele begeleiding. Sociaal slaat op de relatie die de leerling met anderen heeft. Emotioneel gaat over de gemoedstoestand van de leerling.

Bij dit aspect van de begeleiding gaat het erom leerlingen te helpen bij het leren omgaan met allerlei situaties, ook minder prettige en het leren oplossen van problemen. Ook moeten de leer-

lingen leren omgaan met de daarbij behorende gevoelens.

Dit leren omgaan met zichzelf en de andere(e) vinden we weer terug in de kern- en vaardigheidsdoelen per vak. De leerlingen kunnen doelgericht luisteren; ze kunnen lichamelijke en sociaalemotionele veranderingen in de puberteit bij zichzelf onderkennen en waarderen en - mede in relatie met anderen - hanteren. De leerlingen onderkennen de invloed van groepsnormen op het eigen gedrag; ze kunnen samenwerken aan opdrachten enz.

Conclusie

Zowel met de kerndoelen als met de algemene vaardigheidsdoelen zijn dus elementen van de begeleiding voortaan binnen elk vak aan de orde. De vakleraar wordt geacht niet alleen oog te hebben voor de vakinhoud, maar ook voor de leerling als "leerder". De basisvorming stuurt daardoor aan op een meer begeleidende vakleraar. Wat voorheen meer de taak van de mentor was, is nu ook de taak van elke vakleraar geworden.

Op deze manier krijgt de integratie van begeleiding en onderwijs meer gestalte.

Consequenties

De onderwijsmethode die wordt gehanteerd in de vaklessen kan niet alleen meer produktgericht zijn, maar moet ook procesgerichte instructie zijn. Produktgerichte instructie wil zeggen: de leraar legt uit, doet voor en stelt vragen. Deze methodiek is niet geschikt voor leerprocessen, zoals leren leren, leren kiezen en leren functioneren. Hiervoor is nodig dat het eigen studeergedrag van de leerlingen eerst bespreekbaar wordt gesteld (hoe pak je het nu aan en hoe doelmatig is die aanpak? ). Vandaar moeten leerlingen tot nieuwe strategieën en technieken worden gebracht (bijsturen). Tenslotte moeten leerlingen worden aangezet om te evalueren hoe de gewijzigde aanpak werkt. Procesgerichte instructie dus. Dit geldt ook t.a.v. de persoonlijke ontwikkeling. Ook daarbij gaat het erom de leerlingen te helpen nadenken over hun sociaal-emotionele gedrag. Bij het leren kiezen is het al niet anders: de leerling moet als het ware getraind worden in het maken van een goede keuze; niet de uiteindelijke keuze is van primair belang, maar de weg ernaartoe!

Mentorlessen

Het is waar: de basisvorming vraagt van de vakleraar meer dan voorheen een procesgerichte manier van onderwijzen. Maar het is ook waar dat de vakleraar onder tijdsdruk staat. Hij moet zijn programma afwerken en daar heeft hij maar krap de tijd voor.

Aparte mentorlessen (ook wel begeleidingslessen genoemd) zijn nu juist geschikt om vooral die procesgerichte instructie gestalte te geven. De mentorlessen kunnen dan als motor dienen om de procesgerichte begeleiding bij het ontwikkelen van vaardigheden in de vaklessen, zoals hierboven omschreven, te helpen aansturen en beter vorm te geven.

Reflectie

De leerlingen worden namelijk in de mentorlessen vaak uitgenodigd om dingen naar voren te brengen over hun manier van denken en doen bij het leren leren, het leren kiezen en het sociaal-emotioneel handelen. De leraar treedt terug en wordt bij het interactieproces dat zo in de klas ontstaat meer bemiddelaar dan instructeur. Het is eigenlijk de overgang van "doe maar wat ik zeg", naar "zeg maar eens wat je doet". Omdat reflecteren in deze levensfase echter nog heel moeilijk is, zeker om in je eentje te doen, wordt in mentorlessen regelmatig gekozen voor werkvormen waarin het in-gesprek-zijn met elkaar een grote rol speelt, zowel klassikaal, als in groepjes en in tweetallen.

Er vindt dus uitwisseling plaats tussen de leerlingen en aldoende leren zij vaar­ digheden. Bijvoorbeeld: het opbouwen van zelfvertrouwen en het leren omgaan met angst-gevoelens; het leren presenteren en leren nee-zeggen op een niet aggressieve manier; het leren luisteren naar elkaar, leren samenwerken en leren discussiëren. Ook wordt een aanzet gegeven om het proces van controle op de eigen motivatie bij leerlingen te bevorderen dan wel op gang te brengen.

In dit alles is belangrijk welk beeld de leerling in de basisvorming van zichzelf vormt: wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik (zelfconceptverheldering)? In de mentorlessen wordt de leerling begeleid in dit proces van zelfbeeldvorming en geholpen in zicht te krijgen op eigen mogelijkheden en aspiraties.

Werkvormen

Het spreekt vanzelf dat in de begeleidingslessen gevarieerde werkvormen, zoals het werken in tafelgroepen en groepsgewijze leergesprekken, een veel groter aandeel in het onden/vijsleerproces hebben dan het doceren. Het doel is immers dat leerlingen meer initiatief nemen in het eigen leerproces en de verantwoordelijkheid daarvoor gaan dragen.

Als het goed is keren deze werkvormen dus in de vaklessen terug. Op deze manier kan een forse stap gezet worden om voor zowel de leerling als de vakleerkracht de samenhang duidelijk te laten worden in de vakoverstijgende begeleiding (in de mentorlessen) en de vakgebonden begeleiding (in de vaklessen).

Transier naar de vakles

Een belangrijke vraag hierbij is wel, hoe de transfer van mentorles naar vakles plaatsvindt. De klacht over de vroegere studielessen betrof immers vooral het gegeven dat de leerlingen niet de koppeling kunnen maken naar de vakles. Studielessen namen daardoor een geïsoleerde positie in. Vakdocenten bleken vaak niet op de hoogte van wat daar werd geleerd of vonden het te weinig aansluiten bij de vakgebonden studievaardigheden.

Dat gevaar is er bij de nieuwe begeleidingslessen uiteraard ook. Het verschil is echter dat de mentorlessen nu onderdeel zijn van een systeem van geintegreerde leerlingbegeleiding, waarbij

de mentor een spilfunctie heeft en de tweede-lijns functionarissen in de school(decanen, leerlingbegeleiders en studiecoördinatoren) een belangrijl< e taak krijgen in de advisering van klassementoren en vakdocenten. Op deze wijze kan beter samenhang worden gebracht in de activiteiten van de betrokkenen.

Transfer vindt dus niet vanzelf plaats. Het moet worden georganiseerd. Eén van de voonwaarden voor een goede transfer naar de vaklessen is dat de mentor behalve de mentorles, ook zoveel mogelijk andere vakken aan zijn groep geeft. Hij kan er dan in ieder geval zorg voor dragen dat de geleerde technieken tijdens de vaklessen worden toegepast.

Verder is het belangrijk vakdocenten via sektieoverleg op de hoogte te brengen van de aktiviteiten in de mentorlessen.

Enkele voorbeelden

Leerlingen die in de vaklessen opdrachten krijgen waarmee ze zelfstandig of in groepjes aan het werk moeten, hebben in de mentorles de regels daarvoor al besproken en geoefend. De vakdocenten zijn hiervan op de hoogte en verwijzen in hun les naar die regels. Op die manier worden leerlingen niet in elke les weer met andere regels geconfronteerd. Vakdocenten hoeven bovendien geen tijd te besteden aan het inoefenen van de regels.

In de mentorles hebben leerlingen ontdekt hoe ze teksten beter en sneller opnemen door de uiterlijke kenmerken eerst te bestuderen. Docenten die via het vakgroepoverleg hiervan kennis hebben genomen kunnen daarvan gebruik maken.

Faalangst kan via de mentorles bespreekbaar worden gemaakt. Leerlingen herkennen zodoende signalen bij zichzelf en leren daarbij technieken om met eigen faalangt om te gaan. Naast beschikbare leerlinggegevens en observatie wordt de Schoolvragenlijst als toetsmiddel gebruikt. Waar nodig krijgen leerlingen gespecialiseerde begeleiding. De vakdocent leert bovendien hoe in de instructie, communicatie en toetsing rekening kan worden gehouden met faalangst.

Leerlingen onderzoeken in de mentorles het verband tussen het kunnen onthouden en de werking van het geheugen. Ze leren "geheugensteuntjes" voor zichzelf te bepalen.

In de vakles vertelt de vakdocent wat voor het betreffende vak belangrijk is om te leren en te onthouden. Ook bespreekt de docent met de leerlingen hoe ze dat het beste kunnen aanpakken, ledere leerling gaat daarna zelf na wat bij hem of haar het beste resultaat oplevert.

De nieuwe taak van de mentor

Bij de verschillende taken die een klassementor al heeft is dus een nieuwe gekomen: het geven van mentor- of begeleidingslessen. Het zal inmiddels duidelijk zijn dat mentorlessen van de klassementor een andere aanpak vragen dan de oorspronkelijke studielessen. Daarbij ging het vooral om het leren en niet om het leren kiezen en het sociaal-emotionele leren. Bovendien was er sprake van een te eenzijdig produktgerichte instructie in studietechnieken. We hebben echter gezien dat leerlingen naast kennisoverdracht vooral ook gebaat zijn bij de begeleiding van de ontwikkelingsprocessen die ze doormaken. Daarbij is procesgerichte instructie nodig. Sleutelwoord daarin is "reflectie". Reflectie van de leerling op zijn eigen handelen staat centraal; de leerling denkt na over eigen leergedrag, keuzegedrag, sociaal-emotionele gedrag.

Vaardigheden

Om als mentor, met name in de begeleidingsles, goed te kunnen functioneren, vraagt deze andere benadering niet alleen een duidelijk programma en goed materiaal om de les op een zinvolle wijze te vullen, maar ook een aantal vaardigheden.

Immers, meer nog dan de docent in de vakles heeft de mentor in de begeleidingsles een tweeledige rol. Hij is niet alleen verantwoordelijk voor de bewaking en de overdracht van de inhoud, maar daarnaast vooral ook voor het verloop van het leerproces.

Inhoudelijk moet de mentor zorgen dat de boodschap, het doel van de les goed overkomt. Dat betekent dat de mentor effectief les moet geven, moet zorgen voor een duidelijke structuur en ordeproblemen moet voorkomen (bij het werken in groepen bijvoorbeeld). De leerlingen dienen echter wel de kans te krijgen zich spontaan te uiten, hun eigen inbreng te hebben, het vertoop van de les te beïnvloeden. In dit spanningsveld is het een kunst om een goed evenwicht te vinden.

Ook procesmatig zal de mentor een balans moeten vinden door leerlingen die een te grote inbreng hebben af te remmen en anderen juist te stimuleren actiever te zijn. Anders dan bij een leidende docentenrol heeft de mentor bij het begeleidend lesgeven met name een sturende rol. Hij of zij staat als het ware naast de leerting. Bij een moeilijk probleem (bijvoorbeeld: hoe leer ik het beste een tekst begrijpen) kan de mentor met de leerlingen naar alternatieve oplossingen zoeken, hen voors en tegens laten afwegen.

Het zo begeleiden van een groep vraagt, zeker als daar nog en/aring mee moet worden opgedaan, om een goede voorbereiding. Mentorlessen geven is niet gemakkelijk. Vooral in het begin

vergt de voorbereiding van de lessen veel tijd. En dan nog is de kans groot dat alles niet helemaal verloopt zoals venwacht. Het is een logisch gevolg van de nieuwe opzet: klassementor en groep moeten immers de tijd krijgen om "er in te groeien".

Een goede coördinatie alsook steun en begrip van andere mentoren is noodzakelijk.

Het is daarom belangrijk dat er regelmatig evaluatie plaatsvindt binnen de mentorengroep.

De praktijk op het De Swaef College

Op het De Swaef College staat de mentorles op het rooster van de eerste twee jaren van de Basisvorming.

Ons uitgangspunt daarbij is dat het het leren kiezen, het leren leren en het sociaal-emotionele leren een continu proces is, dat gedurende de hele schooltijd aandacht verdient. Mentorlessen die zich beperken tot het eerste leerjaar hebben al bewezen geen al te grote progressie in de genoemde leerprocessen op te leveren.

We hebben voor elk van de twee leerjaren een eigen (losbladige) methode ontwikkeld, die van jaar tot jaar op grond van opgedane ervaringen wordt bijgesteld. Elk jaar wordt een rooster gemaakt, waarop van week tot week is aangegeven welke les aan de beurt is. Intussen zoeken we naar wegen om de transfer naar de vaklessen gestalte te geven. Hoewel het nog lang niet is wat het zijn moet, komen we toch langzaam maar zeker vooruit.

Coacfiing en intervisie

Onze leerlingbegeleiders (op andere scholen heten zij soms leerjaar- of afdelingscoördinatoren) hebben de taak om de mentoren van advies te dienen bij het geven van mentorlessen. Tot op heden zijn ze zelf ook mentor van een klas. Het voordeel daarvan is dat ze goed thuis raken in het geven van mentorlessen en daardoor beter kun­ nen coachen. Ongeveer om de zes weken organiseren we mentoroverleg. Onder leiding van de leerlingbegeleider evalueren de mentoren de lessen die gegeven zijn en houden een voorbespreking op de komende lessen.

Op deze manier vindt een stukje intervisie plaats waarbij we van elkaar kunnen leren. Dit wordt nog eens versterkt door de mogelijkheid van (beperkte) keuzevrijheid t.a.v. de volgorde van de mentorlessen. Het is dus niet zo dat alle mentoren in één en dezelfde week dezelfde mentorles geven. Op deze wijze kunnen ervaringen worden uitgewisseld waar andere collega's op korte termijn hun winst mee kunnen doen.

Verder maken we gebruik van zgn. "logboeken". Het zijn formulieren waarop elke mentor d.m.v. korte aantekeningen, per periode bijhoudt welke lessen gegeven zijn, welke positieve en negatieve ervaringen zijn opgedaan en welke suggesties hij heeft voor collega's en/of voor aanpassing/variatie van de lessen. De logboeken worden onder de collega-mentoren verspreid en dienen als praatpapier tijdens het mentoroverleg. De leerlingbegeleider bewaart de logboeken en past aan de hand daarvan, de lessen aan voor een volgend cursusjaar.

Rooster

Een moment te vinden waarop het regelmatige mentoroverleg kon plaatsvinden vormde een probleem. Er "moet" immers tegenwoordig binnen het onderwijs zoveel vergaderd worden, dat de vaste vergaderuren op een school meer dan bezet zijn.

Omdat het geven van mentorlessen toch al behoorlijk energie vraagt (het is eigenlijk een nieuw vak) en er toch al veel nieuwigheid op de mensen afkomt, hebben we op onze school in goed overleg met de roostermaker het volgende besloten.

De mentorlessen van een bepaald leerjaar worden op het eerste uur van een dag horizontaal ingeroosterd(het laatste uur van de dag is voor dit soort lessen niet zo geschikt). Dat betekent dat alle mentoren van een leerjaar op hetzelfde uur, van dezelfde dag, de wekelijkse mentorles geven.

In de week dat er een mentoroverleg is gepland, creëren we een vergadermoment door de leerlingen dat eerste uur, waarop de mentorles staat ingeroosterd, thuis te laten.

Dit betekent weliswaar lesuitval, maar daar staat tegenover dat we op dat moment intensief en heel praktisch met de mentorles bezig zijn, weliswaar zonder leerlingen, maar wel voor de leerlingen, het resultaat is dat we met frisse moed en nieuwe ideeën weer aan de slag gaan.

Omdat in het sociaal-emotionele deel van het mentorlesrooster ook enkele keren "individuele gesprekken" is opgenomen, is deze roosterregeling ook daarvoor goed bruikbaar. De mentor nodigt in dat uur drie of vier leerlingen per keer uit voor een gesprek. De anderen blijven dan het eerste uur thuis. Deze gesprekken kunnen afhankelijk van de leerling te maken hebben met studieresultaten, persoonlijk functioneren en/of opleiding en beroep. Korte aantekeningen van deze gesprekken worden, voor zover de informatie het toelaat, opgenomen in de leerlingadministratie.

Tenslotte

Niemand gaat er vanuit dat een mentor alles al kan of alles moet kunnen. Iedereen heeft immers zijn specialiteiten, zijn voorkeuren, maar ook zijn zwakheden.

Een reden te meer om de dingen samen aan te pakken. Op deze manier kunnen mentorlessen, gekoppeld aan goed georganiseerd mentorenoverleg een motor zijn voor onderwijskundige veranderingen in de school en een basis voor de vorming!

Drs. J.A. Brussaard

Adjunct-directeur De Swaef College

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Van studielessen naar mentorlessen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

De Reformatorische School | 48 Pagina's