Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorschoolse educatie en de aansluiting op het basisonderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorschoolse educatie en de aansluiting op het basisonderwijs

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Peuterspeelzalen zijn niet meer weg te denken uit onze huidige maatschappij. Steeds meer kinderen gaan er naartoe voor ze naar de basisschool komen.Dat roept bij beide groepen, peuterspeelzalen en basisscholen, allerlei vragen op. Weet de basisschool wat er in de peuterspeelzaal gebeurt? Merkt een leidster van groep 1 verschil op tussen kinderen die een peuterspeelzaal hebben bezocht en kinderen die rechtstreeks van huis komen? Is er samenwerking en onderling overleg tussen de peuterspeelzalen en basisscholen over kinderen en activiteiten? Kortom: Is er wel een doorgaande ontwikkeling van peuterspeelzalen naar het basisonderwijs?

I n het kader van mijn beroepsgerichte afstudeeropdracht aan Pabo De Driestar, ben ik, met begeleiding van IVIw. Drs. L.A. Rijksen, met zulk soort vragen bezig geweest. Naast literatuuronderzoek heb ik een onderzoekje uitgevoerd op drie peuterspeelzalen en twee basisscholen. Je ziet dan hoe beiden, peuterspeelzalen en basisscholen, inhoudelijk bezig zijn. Je merkt verschillen en overeenkomsten en door gesprekjes met leidsters en ouders krijg je een beeld van de gang van zaken. In wat nu volgt zal ik het één en ander uiteenzetten over dit ondenwerp.

Hoe werkt men in de peuterspeelzaal?

's Morgens druppelen de kinderen één voor één binnen. Vaak blijft vader en/of moeder even kijken waarmee het kind gaat spelen. De leidster vangt ieder kind persoonlijk op. Ze laat bijvoorbeeld blijken dat ze blij is dat Anne er is en dat Richard weer beter is. Als het nodig is, luistert ze naar een bijzonderheid van de moeder over het kind. Als er afscheid wordt genomen, gaat de leidster even mee en zwaait samen met de peuter de ouder{s) uit. Het kind gaat dan al gauw weer terug naar zijn speelgoed.

Pas als alle peuters van die morgen aanwezig zijn, wordt de mogelijkheid aangeboden om te verven, te plakken of te knutselen. Daarbij sluit men aan bij de beleving van de peuter. Zo werkt men niet met een bepaald thema, maar wordt er aangesloten bij de jaargetijden en de feestdagen. Werkjes worden gedaan om het kind te laten ervaren hoe je bij wijze van spreken een kwast op en neer wrijft. Wanneer een peuter liever iets anders wil doen, wordt dat gerespecteerd. Een peuter wordt wel gestimuleerd om het te doen, maar niet gedwongen.

Als alles opgeruimd is, is het tijd voor een kringactiviteit, leder kind mag, als hij dat wil, wat vertellen. Daarna zingen de kinderen liedjes en maken daarbij bewegingen. Of ze doen een bewegingsspelletje. In een christelijke peuterspeelzaal wordt er dan een bijbelverhaal verteld aan de hand van een prentenboekje. Aansluitend worden er bijbelse liederen gezongen.

Daarna is het tijd om iets te eten en te drinken. De resterende tijd is voor buitenspel of (als het regent) voor een spelles.

Zo rond half twaalf worden de kinderen opgehaald. Vaak wordt er nog even gepraat met de leidster bijv. over hoe het ging vanmorgen. De kinderen die nog niet gehaald zijn, spelen gewoon door. Als tenslotte alle moeders vertrokken zijn, vormen de scheefstaande stoeltjes, de verfschotels op het aanrecht en het speelgoed op de grond midden in de speelzaal stille getuigen van de activiteit die er zoeven nog heerste.

Wat leert een kind in de peuterspeelzaal?

Als een peuter zo ongeveer 2 a 2 V2 jaar is, mag het naar een peuterspeelzaal. De meeste ouders die hun kinderen daar naartoe brengen, doen dit vanuit kindgerichte motieven d.w.z. hun kind staat op de eerste plaats, het kind moet er iets positiefs aan over houden.

Het belangrijkste motief is wel het aanleren van sociale vaardigheden. Niet ieder kind heeft voldoende speelkameraadjes in de buurt. En ook de gezinnen zijn tegenwoordig kleiner. Een peuter die altijd alleen maar met z'n moeder optrekt, is vreemden niet gewend. Hij moet leren dat er meer mensen zijn dan

mama en papa.

Dat kan d.m.v. negatieve en positieve ervaringen. Een peuter leert dat niemand het leul< vindt als hij slaat en ook leert hij dat je weleens een klap terug kan krijgen. Voor de sociale en emotionele ontwikkeling is het zelfs goed dat een peuter dat eens meemaakt.

Verder leert de peuter het dingen samen doen, het leren delen, het leren wachten op elkaar en ook het zien van eikaars bezig zijn. Je kan en moet met anderen omgaan.

Wennen aan de leidster die een heleboel dingen anders zegt en doet dan mama thuis is voor veel peuters ook een hele stap. Maar als ze eenmaal zover zijn dat ze de leidster accepteren, geeft hun dat een vertrouwd gevoel. Het bevordert het zelfvertrouwen van de peuter en geeft hun de zekerheid dat ze ook op andere mensen terug kunnen vallen als de ouders er niet zijn. Het leren van sociale vaardigheden neemt dus een grote plaats in.

Daarnaast wordt er in de speelzaal ook geoefend met motorische vaardigheden. Voor de grove motoriek zijn er fietsjes, scooters, ballen, een glijbaan, een klimrek en noem maar op. De fijne motoriek oefent een peuter bijv. bij het knippen en plakken, bij het kralen rijgen of bij het puzzelen.

Peuterspeelzalen stimuleren ook de taalontwikkeling. Door het voorlezen van prentenboeken en door het voortdurend horen praten om hem heen bevordert men bij de peuter taaibegrip, woordenschat, zinsopbouw en uitspraak. Taal oefenen gaat vaak spelenden/vijs. De leidster maakt bijv. van blokken een weg en speelt dat zij op die weg rijdt. Wat zie je ondenweg? Wat hoor je daarbij?

Maar voor dit alles moet de peuter kind kunnen zijn.

Een peuter moet nog niets, alles is nog heel vrijblijvend. Daarom willen peuterspeelzalen bewust niet prestatiegericht zijn. Het is geen ondenwijs.

Principieel uitgangspunt in het peuterspeelzaalwerk is dat de verantwoordelijkheid van de ouders voor hun kind niet wordt overgenomen. De werkzaamheden en activiteiten van de peuterspeelzaalleidsters en ook die van het bestuur zijn erop gericht een aanvulling te geven op de ontwikkeling van het kind. Peuterspeelzalen vallen daarom ook niet onder "Onderwijs" maar onder "Welzijn". Peuters mogen vrijblijvend met de dingen experimenteren; je mag aan hen geen eisen stellen omtrent leerresultaten.

Daarom kan de invloed en inbreng van de ouders veel groter zijn dan bij het basisonderwijs. Juist voor ouders die in de peuterspeelzaal gewend waren tijdens de openingsuren in de peutergroep aanwezig te zijn en aan de ontwikkeling van de peuterspeelzaal actief mee te werken is het weleens teleurstellend wanneer zij zien dat dit binnen het basisonderwijs minder kan. De werkwijze van het ondenwijs is veel meer vastgelegd en gebonden aan wettelijke voorschriften.

Naar de basisschool: een grote stap voorkind en ouder

Wanneer een peuter zover is dat hij naar de basisschool mag, verandert er heel wat in z'n kinderleven. In plaats van twee ochtenden of een ochtend en een middag per week naar de peuterspeelzaal gaat hij nu ineens vijf ochtenden en drie of vier middagen per week naar school. Dat betekent dat het kind nu vier keer zoveel tijd buitenshuis verblijft dan toen hij nog een peuter was.

Een ander verschil is het aantal kinderen in de groep. Vanuit een groep van zo'n vijftien peuters, gaat het kind over naar een groep die vaak zo'n dertig kleuters omvat.

Ook is er verschil in het aantal leidsters per groep. Voor elke groep in de peuterspeelzaal zijn minimaal twee volwassenen (leidster en hulpmoeder) aanwezig die de peuter de nodige zorg en aandacht geven. Op de basisschool is één volwassene die haar aandacht en zorg over meer kinderen moet verdelen. De peuterspeelzaalleidster heeft in verhouding dus meer tijd voor elk kind.

Het verschil in de manier van omgaan met kinderen wordt in sterke mate bepaald door de kenmerkende verschillen tussen peuter en kleuter, bijv. een peuter speelt nog veel alleen i.t.t. een kleuter die al meer gericht is op samenspel. Een peuter gaat onderzoekend met materiaal om; een kleuter is al meer gericht op het bereiken van resultaat. Een peuter heeft een kort concentratievermogen; een kleuter kan zich al langer bezig houden met een ding.

Voor een kind dat overstapt van de peuterspeelzaal naar de basisschool zijn er echter niet alleen verschillen.

Het kind zal ook bekende dingen zien: de verschillende hoeken, activiteiten met elkaar in de kring, het buitenspel, bewegings- en fantasiespelen e.d.

Hierbij moet opgemerkt worden dat een kind sneller zal wennen aan de nieuwe situatie, wanneer de verschillen tussen peuterspeelzaal en basisonderwijs klein zijn.

Toch lijkt het me voor het kind zelf best moeilijk. Hij herkent activiteiten in de school die in de speelzaal ook werden gedaan, maar nu zijn die activiteiten gebonden door regels. Denk maar aan het werken met ontwikkelingsmaterialen: in de peuterspeelzaal deed je het werkje niet als je er geen zin in had, maar op school ben je verplicht iets te maken. Hetzelfde geldt voor het spelen in de hoeken: een peuter loopt vrij van de poppenhoek naar de blokkenhoek.

maar van een kleuter wordt geëist dat hij in de hoek blijft spelen waar hij voor gekozen heeft.

Een voorsprong?

Als kinderen op de basisschool komen, begint een kind aan een lange schoolloopbaan. Daarvoor was het kind veel in de nabijheid van de moeder: speelde bij haar, ging met haar boodschappen halen en noem maar op.

Kinderen die een paar dagdelen per week naar een peuterspeelzaal gaan, leren al vroeg ook buiten het eigen huis te kijken. Zij spelen in de nabijheid van de leidster i.p.v. de moeder, zij leren samen spelen en delen met andere kinderen, zij experimenteren met speelgoed dat er thuis niet is.

De overstap is voor "peuterspeelzaalkinderen" vaak gemakkelijker. Zij zijn al gewend een dagdeel zonder hun moeder door te brengen. Je ziet dan ook dat deze kinderen meestal niet huilen als hun moeder hen de eerste morgen op school achterlaat. Voor hen zijn niet alle dingen nieuw: ze herkennen dingen die er in de peuterspeelzaal ook waren bijv. de hoeken, dezelfde puzzels, bekende liedjes. Ze zijn ook al gewend om activiteiten te doen samen met anderen In een kring. Hun sociale vaardigheden zijn zover gevormd dat het samen spelen en samen delen niet onbekend is. Ook voor de motorische vaardigheden en de taalontwikkeling kun je nagaan wat een kind al beheerst doordat het een peuterspeelzaal heeft bezocht. Bij het buitenspel bijvoorbeeld zal het rijden op fietsjes en karren een herkenbare activiteit zijn. Een voorbeeld bij de taalontwikkeling zou kunnen zijn dat bepaalde prentenboeken al in de peuterspeelzaal zijn aangeboden en dus bekend zijn voor "peuterspeelzaalkinderen".

Ik stel me voor dat een kind dat al meerdere keren heeft geverfd in de peuterspeelzaal minder hoeft te experimenteren met de verf op school, omdat verven al bekend is. Misschien zal dit kind eerder toe zijn aan wat anders. Het is dan de taak van de leerkracht de activiteiten daarop af te stemmen.

Daar tegenover staat dat een leerkracht de mogelijkheid heeft om de activiteiten in veel verschillende speelse situaties aan te bieden, zodat het kind telkens met die verf weer iets anders maakt. Denk maar aan de verschillende thema's waar je met kleuters over werkt.

Een kind blijft plezier beleven aan de dingen, mits een leidster ingaat op de beleving van het kind op dit moment.

De "peuterspeelzaalkinderen" maken de start op de basisschool vaak gemakkelijker, maar de verschillen tussen de kinderen zijn op deze leeftijd meestal zo groot, dat je niet duidelijk van een voorsprong kan spreken.

Overleg tussen basisschool en peuterspeelzaal

Een peuterspeelzaal begeleidt kinderen in de voorschoolse periode. De nadruk ligt op het spelen, maar er worden ook liedjes en gedichtjes aangeleerd en "werkjes" gedaan. Hoewel het niveau waarop gewerkt wordt, verschilt met dat van kleuters, zal er toch overlapping zijn van het inhoudelijk bezig zijn.

Is er dan onderling overleg tussen peuterspeelzaalleidsters en leerkrachten van de basisschool om dit op elkaar af te stemmen? Beiden hebben toch een gemeenschappelijke interesse, nl. de ontwikkeling van kinderen? Toen ik tijdens m'n stage vroeg naar samenwerking bleek die er bijna niet te zijn.

Alle peuterspeelzalen hadden als argument dat ze een kind onbeoordeeld op de basisschool wilden laten beginnen. Het kind moet door de peuterspeelzaal geen stempel opgelegd krijgen, zo van "Jos is dit en doet altijd zo". Ze zijn dan ook huiverig voor het doorgeven van informatie.

Een ander argument was dat de kinderen naar zoveel verschillende scholen gaan. Het is moeilijk om met alle scholen goed overleg te hebben over de peuter. En andersom geldt dat ook: basisscholen (vooral in een grote stad) krijgen kinderen van veel verschillende peuterspeelzalen.

Bij een peuterspeelzaal waarvan de meeste kinderen naar dezelfde basisschool gaan, gaf men echter wel uitnodigingen aan de groepsleerkrachten om eens te komen kijken hoe er gewerkt wordt in een peuterspeelzaal.

Contacten zijn er dus wel, maar ze zijn meer uitzondering dan regel.

Aanbevelingen

Er zijn basisscholen die (bijna) geen kinderen op school krijgen die een peuterspeelzaal hebben bezocht. Het kan zijn dat de ouders hun kind niet naar een peuterspeelzaal willen brengen, omdat zij van mening zijn dat het de taak van de ouders is om voor het jonge kind te zorgen. Het kan ook zijn dat er geen mogelijkheden zijn om het kind naar de peuterspeelzaal te brengen, bijv. omdat er geen speelzaal is of omdat lange wachtlijsten het verhinderen. Toch is het belangrijk dat (ook deze) basisscholen weten hoe er gewerkt wordt in een speelzaal. Peuterspeelzalen nemen nog steeds in aantal toe. Het is een trend die niet los staat van deze tijd en de maatschappelijke ontwikkelingen.

Ook christelijke en reformatorische scholen, vooral in de steden, zullen er niet meer omheen kunnen. Op één van de prot. christelijke scholen waar ik m'n onderzoekje uitvoerde, hadden 15 van de 27 kinderen een peuterspeelzaal bezocht!

Ongetwijfeld zullen er scholen zijn die wel contacten onderhouden met peuterspeelzalen. Voor hen wil ik enkele suggesties geven om de samenwerking tussen peuterspeelzalen en basisscholen te bevorderen.

Activiteiten die de contacten kunnen versterken zouden kunnen zijn: elkaar uitnodigen op ouderavonden.

Basisscholen kunnen zich voorstellen in de peuterkrant en omgekeerd natuurlijk ook. Aan de basisschool kan een lijst met liedjes, bewegingsspelletjes e.d. gegeven worden waarop staat wat de kinderen in de peuterspeelzaal hebben geleerd.

Peuterspeelzaalleidsters en leerkrachten van groep 1/2 kunnen bij elkaar komen om informatie over de peuter en kleuter uit te wisselen. Of ze kunnen eikaars ontwikkelingsmaterialen, spelmaterialen en speelgoed bespreken, leder gebruikt het toch op zijn eigen manier.

Er zijn ook peuterspeelzalen die een video of dia-serie over de eigen peuterspeelzaal hebben gemaakt. Dat is voor kleuterleerkrachten interessant, omdat het de dagelijkse gang van zaken in de peuterspeelzaal goed laat zien.

Tenslotte

in dit artikel heb ik iets weergegeven van de overgang van peuterspeelzaal naar de basisschool. Die stap hoeft voor een kind niet erg groot te zijn als dit in overleg en samenspraak gebeurt. Hopelijk zal dit artikel een aanzet geven tot verdere bezinning over dit onderwerp.

Nelleke Dingemanse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

De Reformatorische School | 32 Pagina's

Voorschoolse educatie en de aansluiting op het basisonderwijs

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

De Reformatorische School | 32 Pagina's