Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tellen of wegen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tellen of wegen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het stichten van scholen is zowel voor de VGS als organisatie als voor de heer Verhage als algemeen secretaris altijd een belangrijke activiteit geweest. Kon een school gesticht worden dan waren huisvestingsvoorzieningen nodig. Is er eenmaal een eerste gebouw dan zijn voortdurend weer aanpassingen nodig. Bij al deze stappen is er steeds de vraag geweest hoeveel leerlingen voor de korte en de langere termijn verwacht kunnen worden. Tellen was belangrijk, maar de noodzaak werd ook gewogen.

I n de loop der jaren is het tellen en rekenen, het kwantitatieve, steeds meer als een heersende gedachte vanuit het Ministerie op de voorgrond gekomen. Het kwalitatieve, zoals bijvoorbeeld levensbeschouwelijke noodzaak, raakt steeds meer op de achtergrond. De laatste jaren is daar de lumpsum financiering bijgekomen. Vergoedingen vanuit de overheid worden steeds meer gebaseerd op leerlingenaantallen. Voor het ontwikkelen en financieren van beleid is ook vanuit die invalshoek zicht op te venwachten leerlingenaantallen noodzakelijk.

In de eerste jaren van het bezig zijn van de heer Verhage binnen de VGS was er een grote vrijheid voor het opstellen van berekeningen van te verwachten leerlingenaantallen. Voor het basisonden/vijs was het zelfs niet verplicht. Vanaf het midden van de jaren tachtig, met de komst van de wet op het basisonderwijs, is dat drastisch veranderd, en niet alleen voor het basisondenwijs. Ook voor het voortgezet onderwijs zijn sedert die tijd steeds zwaardere eisen gesteld aan het kwantitatief benaderen van te venwachten leerlingenaantallen.

In dit artikel zullen in kort bestek enkele opmerkingen worden gemaakt over de verschillende methoden van vooruitberekening die in de afgelopen jaren in gebruik zijn gekomen voor de verschillende soorten ondenwijs. Enkele plaatjes laten de ontwikkeling van de leerlingenaantallen zien.

Vooruitberekening of prognose

Vrij algemeen wordt gesproken over leerlingenprognose. Een leerlingenprognose is gebaseerd op (a) een analyse van het recente verleden, (b) het vaststellen van aannames en (c) het op basis daarvan vooruit rekenen voor de komende jaren. Wanneer bij het vaststellen van de aannames rekening wordt gehouden met ontwikkelingen die niet uit de analyse van het verleden zijn af te leiden, bijvoorbeeld de overkomst van een predikant naar een plaats waar een reformatorische school gevestigd is, dan kan het vooruitrekenen een prognose worden genoemd. Bij goedkeuringsprocedures van het Ministerie zullen deze aannames in het algemeen direct worden bijgesteld naar de feiten die uit de analyse van het recente verleden kunnen worden afgeleid. Onder andere om deze reden wordt het berekenen van te verwachten leerlingenaantallen liever vooruitberekening genoemd. Dat zowel de vooruitberekening als de prognose besloten ligt onder de Voorzieningheid Gods behoeft weliswaar geen betoog, maar dienen we ons wel voortdurend te realiseren.

Vooruitberekeningen basisonderwijs

Met de komst van de Wet op het Basisondenwijs is voorgeschreven dat voor nieuwbouw, verbouw of het uitvoeren van groot onderhoud een berekening nodig is die vijftien jaar het leerlingenaantal vooruit rekent. Later is deze periode verlengd naar twintig jaar. Deze berekeningen dienen uitgevoerd te worden volgens een door het Ministerie voorgeschreven methodiek, de zogenoemde Probo-(=Prognose basisonderwijs) methodiek. De methodiek van het Ministerie schrijft voor dat gebruik gemaakt moet worden van de ontwikkeling van de burgerlijke bevolking. De ontwikkeling van de burgerlijke bevolking in Nederland blijkt tegenwoordig vrijwel gelijk op te lopen met de groei van het aantal woningen. Dat wil zeggen: is er een flinke groei van het aantal woningen, dan blijft de zogenoemde basisgeneratie, dat is het aantal school-

Het recht om gebruik te mogen maken van de kerkelijke gegevens is niet zonder moeite toegekend. Vele en lange gesprekken waren daan/oor nodig. Dat de VGS zich daarmee ook een plaats in de beleving van verscheidene ambtenaren van het Ministerie heeft verworven staat vast. Dat de belevingswereld van de meeste ambtenaren en die van de medewerkers van de VGS erg weinig gemeenschappelijks heeft blijkt uit de bijnaam reformatoren die de heer Verhage en zijn medewerkers hebben verworven.

gaande kinderen, op peil. Is er weinig of geen woningbouw dan loopt deze op den duur, al na circa vijf jaar, terug. De methode van fiet Ministerie schrijft voorts voor dat slechts voor de eerstkomende tien jaar de te verwachten woningbouw in de berekening mag worden betrokken, daarna moet het aantal woningen als gelijkblijvend worden beschouwd. Gemakkelijk is na te gaan dat na de verlenging van de periode van vooruitberekening naar twintig jaar het zeer moeilijk is geworden om nog voor huisvestingsvoorzieningen in aanmerking te komen. Immers na circa vijftien jaar loopt elke berekening terug. De praktijk heeft geleerd dat deze maatregel voor besturen van scholen met een forse groei, die toch niet voor uitbreiding in aanmerking komen, (terecht) moeilijk te verklaren en te venwerken is. In dit verband moet wel worden vermeld dat de VGS bij het Ministerie met de komst van deze methodiek het recht bedongen en verkregen heeft om bij de vaststelling van het toekomstige belangstellingspercentage, dat is het percentage waar de vooruitberekening in belangrijke mate op is gebaseerd, gebruik mag maken van de gegevens van de kerkelijke gemeenten waaruit de kinderen afkomstig zijn. Immers de kinderen uit die gemeenten, die thans in de categorie van de nul- tot drie-jarigen vallen zijn bij hun neusjes aan te wijzen en te tellen.

Groei basisonderwijs

Bekend is dat het reformatorisch basisonderwijs al vele jaren groeit. De aantallen staan hieronder vermeld. De grafiek laat deze groei van de laatste vijftien jaar duidelijk zien.

De tweede grafiek geeft aan het gemiddeld aantal leerlingen per leeftijdsgroep. Voor de leerlingen die de komende twee jaren de school verlaten ligt dat gemiddelde op circa 25. Voor de jongere kinderen gemiddeld bijna twee leerlingen hoger. Het gemiddelde betreft alle reformatorische basisscholen (ca. 150).

De betekenis daarvan is dat de groei van het basisonderwijs naar venwachting in ieder geval nog twee jaar doorgaat met enkele honderden leerlingen per jaar.

Vooruitberel(ening speciaal onderwijs

Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs heeft het Ministerie een andere methodiek voorgeschreven dan voor het basisonderwijs. Dit is de zogenoemde Lasso-methode. Lasso staat voor Leerlingen Aantallen voor Scholen in het (voortgezet) Speciaal Onderwijs. Deze methode houdt er rekening mee dat de meeste scholen voor (voortgezet) speciaal ondenwijs een regionaal karakter hebben. De bevolkingsontwikkeling van een hele regio moet dus bekend zijn. Om deze reden is de Lasso-methode gebaseerd op een landelijke vooruitberekening voor de burgerlijke bevolking, zoals die door meerdere Ministeries wordt gebruikt, de zogenoemde Primos-vooruitberekening. Eenmaal per jaar wordt deze vooruitberekening uitgevoerd voor alle nederlandse gemeenten. De vooruitberekende aantallen die daaruit ontstaan worden gebruikt voor verschillende doelen. Voor het basisondenwijs kunnen en mogen deze cijfers niet gebruikt wor­ den, omdat binnengemeentelijke wijken, buurten en kernen niet onderscheiden worden.

Ontwildceling en verdeling van het speciaal onderwijs

Grafiek 3 geeft de ontwikkeling van het (voortgezet) speciaal onderwijs aan. Grafiek 4 de verdeling over de verschillende schooltypen.

Vooruitberekening voortgezet onderwijs

Voor de stichting van de scholen is veel gestreden. Was het in de zeventiger jaren veel met kwalitatieve argumenten, met het voortschrijden van de jaren werden getallen steeds belangrijker. Met de uitspraak van de Kroon aan het eind van jaren zeventig, dat voor de berekening van toekomstige leerlingenaantallen bij de stichting van een school gebruik gemaakt mag worden van de zogenoemde SGP-sleutel werd een zeer belangrijke mijlpaal bereikt. De SGP-sleutel betekent dat het percentage SGP-stemmers bij Tweede Kamerverkiezingen gebruikt mag worden voor

de berekening van het toekomstige leerlingenaantal bij een te stichten school. Verder dient een vooruitberekening voor de stichting van een school voor voortgezet onderwijs gebaseerd te zijn op de eerdergenoemde Primosberekeningen. Niettemin blijven nog zoveel te bespreken en te betwisten vrijheden over bij de berekening dat vele Kroonprocedures nodig waren om tot het huidige aantal scholen en afdelingen te komen. Vele malen is de heer Verhage met zijn medewerkers hiervoor naar de Raad van State aan de Kneuterdijk in de residentie getogen.

Met de komst van de lump-sum financiering komt steeds sterker ook vanuit het bestuur en de directie van een school de behoefte naar voren meer te weten over het te venwachten leerlingenaantal. Omdat het dan een bestaande school betreft is het mogelijk om te onderzoeken in welke aantallen en percentages (van groep 8) in de afgelopen jaren de kinderen gekomen zijn uit de toeleverende reformatorische scholen. Omdat van deze basisscholen de leerlingenaantallen per leeftijdsgroep bekend zijn is het mogelijk redelijk betrouwbare vooruitberekeningen te maken. Daarbij worden doorgaans verschillende varianten berekend.

Aantallen voortgezet onderwijs

Ook van het voortgezet ondenwijs is een grafiek opgenomen. Deze laat de groei van de leerlingenaantallen zien over de afgelopen vijftien jaar. De aantallen zijn ook in tabelvorm hierna opgenomen.

Middelbaar beroepsonderwijs

Vooruitberekeningen voor dit onderwijs worden ongeveer op de dezelfde leest geschoeid als voor het voortgezet onderwijs. Met dit belangrijke verschil dat niet alleen vooruitgerekend kan worden vanuit het reformatorisch voortgezet onderwijs, maar nog verder gegaan kan worden naar het basisonderwijs. Met name voor zeer ingrijpende beleidsbeslissingen kan dit van belang zijn. Een grafiek geeft de groei van de leerlingenaantallen van de laatste jaren aan.

Tot Slot

Tot slot volgen enkele opmerkingen met het karakter van een stelling.

1. In de afgelopen twintig jaar is het Ministerie schoolstichting en - beheer steeds meer kwantitatief gaan benaderen, ten koste van het kwalitatieve (tellen in plaats van wegen).

2. Voor het opstellen van een vooruitberekening van leerlingenaantallen is een rekenkundige vaardigheid nodig. Voor het opstellen van een prognose worden ook niet te staven veronderstellingen als onderbouw gebruikt. Hiervoor is beleidsvisie nodig.

3. De niet te staven veronderstellingen maken de vooruitberekening weliswaar beleidsrijker. Het resultaat is doorgaans echter meer aan discussie onderhevig.

4. De vooruitberekeningen voor het basisonderwijs hebben een zeer betrekkelijke waarde. Zij zijn nodig in de procedure om voor huisvestingsvoorzieningen in aanmerking te komen. Vooral voor de langere termijn kan er verder geen enkele andere waarde aan gehecht worden.

5. Uit de bekende leerlingenaantallen lijkt afgeleid te kunnen worden dat de groei van het basis- en speciaal ondenwijs met enkele jaren zal stagneren.

6. Om aan te kunnen tonen dat de gemiddelde gezinsgrootte in de reformatorische gezindte groter is dan in Nederland in het algemeen behoeft men geen demograaf te zijn. Om de bewering, dat de groei van het reformatorisch onderwijs een gevolg is van een groeiend geboortecijfer, ingang te doen vinden moet men wel demagoog wezen.

7. Op grond van de aantallen mag verwacht worden dat het reformatorisch voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs nog geruime tijd een groei te zien zal geven.

8. Het verdient bijzondere vermelding hoe stevig de scheidende heer Verhage, als een niet rekenaar, zich staande heeft weten te houden temidden van een steeds kwantitatiever ingestelde wereld.

9. Niet genoeg kan benadrukt worden dat in het reformatorisch ondenwijs niet zozeer groei telt, maar dat het bewaren van het Pand weegt.

10. Als laatste willen we nogmaals boven al het vorenstaande willen plaatsen wat de apostel Jakobus schrijft in hoofdstuk 4 : 13-17, in het bijzonder vers 15: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen.

K. Karels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Tellen of wegen

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

De Reformatorische School | 52 Pagina's