Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’Het brood dat wij breken’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’Het brood dat wij breken’

boekbespreking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ter gelegenheid van het negende lustrum van de reformatorische studentenvereniging CSFR in 1996 is een boek verschenen, dat een bijdrage wil leveren aan het gesprek over de kerkelijke eenheid in de gereformeerde gezindte. Het boek wil christenen, die zich rekenen tot de gereformeerde gezindte op z'n minst prikkelen tot bezinning op de comfortabele, conformerende houding, die zij vaak aannemen ten opzichte van de verdeeldheid van de kerk, die de kerk van Christus is. Daarmee is tegelijk de toon van dit boek gezet. Maar laten we eerst iets van de inhoud weergeven.

H et is ondoenlijk in kort bestek een verantwoorde samenvatting te geven van de inhoud van de artikelen van de tien scribenten, die dit boek rijk is. Daarvoor verschillen ze teveel van elkaar. Veelkleurigheid kan deze bundel in elk geval niet ontzegd worden. We doen een greep in de hoop, dat het prikkelt het boek zelf ter hand te nemen, want dat is in elk geval de moeite waard!

Begonnen wordt met de ecclesiologische consensus aangaande de leer van de kerk van het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte. Het eerste artikel is van de hand van ds. P. den Butter en handelt over de verhouding tussen Israël en de kerk. Ze worden beiden eerlijk behandeld: "Wanneer het aan Israël had gelegen, zouden de heidenen nooit van de zaligheid... hebben gehoord... Als het van de kerk moet komen, zal Israël nooit tot kennis van de ware Messias komen." God zal echter Zijn belofte voor Israël en de kerk vervullen, "veel heerlijker dan ooit was berekend."

Dr. B. Loonstra bepleit in zijn artikel over één gereformeerde hermeneutiek een eerlijke discussie over de vraag of wij ons in de ethiek op de wet dienen te beroepen als op een universele wet dan wel of wij de wet ondergeschikt achten aan het heil, dat God openbaart. (42) Loonstra wijdt kritisch aandacht aan de belangstelling voor de objectieve juistheid van de Schrift. Die belangstelling "veronderstelt een analytische houding vanuit een objectiverende distantie, die cultuurgebonden is en daarmee betrekkelijk." (37) De vraag blijft, of die belangstelling niet meer met de diepe overtuiging van het openbaringskarakter van de waarheid te maken heeft dan hier wordt gesteld. Het welgemeende beroep van Loonstra op een nieuwe eenvoud (de verhalen aanvaarden als betrouwbare verkondiging van Gods grote daden) (42/43) kon wel eens meer vragen oproepen dan de begeerde eenheid in het geloof als basis voor de eenheid der kerken bewerkstelligen.

Prof. A. van de Beek valt met zijn artikel over "Eén in Christus" met de deur in huis, als hij begint met de opmerking, dat voor hem de eenheid van de kerken in organisatorische zin niet hoeft. (44) Het gaat, volgens Joh. 17, immers allereerst om de eenheid met Christus en de Vader. Bij het organisatorische gaat het al gauw over macht. (56) Van de Beek waardeert de organisatorische eenheid kennelijk niet hoog. Als deze de geestelijke eenheid niet in de weg staat "is het mooi meegenomen." (58) De vraag blijft, of de kerk als de gemeente van Christus niet te zeer wordt losgemaakt van de kerk, zoals die in de geschiedenis van ons volk een plaats van God heeft gekregen.

In een boeiend artikel schetst dr. F.A. van Lieburg de Nederlandse kerkgeschiedenis van eind 16e tot de 21e eeuw in een drietal fasen: de publieke kerk, het protestantse vaderland, de verzuilde samenleving. Evenwichtig en fijnzinnig wordt een zo gevoelige en gecompliceerde geschiedenis weergegeven.

Dat het geen sinecure is de geschiedenis van de gereformeerde gezindte zorgvuldig weer te geven bleek bij lezing van het artikel van mevr. dr. Marty P. Veerman. Het gaat om een godsdienstsociologische benadering. Onder een veelbelovende titel ("Het oud vertrouwen") wordt nogal grofmatig de geschiedenis verhaald. Ledeboerianen blijven bij de vereniging in 1907 buiten beschouwing. (100) Een deel van de Gereformeerde Bond "legt sterk de nadruk op het al dan niet verkoren zijn, waardoor de kans op wereldmijding en lijdelijkheid groot wordt". (103) We komen een zeer sombere, om niet te zeggen negatieve typering tegen van bevindelijk-gereformeerden. Met de kwalificatie van de Gereformeerde Gemeenten als "puur bevindelijk" en de vrijgemaakt-gereformeerden als "puur orthodox" (106) kunnen we ook niet gelukkig zijn, ook zijn ze bedoeld als sociologische onderscheidingen.

We moeten ons beperken, maar memoreren nog wel de bijdrage van drs. A.A. van der Schans. In een prikkelend artikel onderwerpt hij de ontwikkelingen bij de bevindelijk-gereformeerden aan een kritische analyse. De auteur schetst

de opkomst van de reformatorische zuil, waarin de Gereformeerde Gemeenten een spilfunctie vervullen. Hij tekent de omslag binnen dit kerkverband in de zeventiger jaren en de positie van ds. A. Moerkerken daarin. Ook de eigen dynamiek van het Reformatorisch Dagblad komt aan de orde. "Het RD dwingt onophoudelijk tot positiekeuze, ook wanneer men daar (nog) niet aan toe is, of geen behoefte aan heeft." (125) Van zo'n artikel geldt zeker: de lezer oordele zelf. Mijns inziens tekent Van der Schans de ontwikkelingen scherp en correct.

In de inleiding stelt de redactie (de lustrumcommissie), dat een gesprek over de kerkelijke eenheid niet zonder een basale, inhoudelijke consensus kan, maar laat ze een fors accent vallen op de pluriformiteit van de kerk. Dat correspondeert met de breedte van de gereformeerde gezindte, die in dit boek duidelijk merkbaar is. Het maakt lezing ervan in elk geval boeiend.

Hoogtepunt in dit boek blijft voor mij het appèl, waarmee in 1971 door een commissie met een interkerkelijke achtergrond werd opgeroepen tot kerkelijke eenheid. Nimmer eerder gepubliceerd in kerkelijke bladen verdient dit appèl meer dan ooit te worden beaamd. We sluiten af met een citaat uit dit appèl: "Laten we toch beseffen dat de tijd wellicht niet ver meer is, dat wij door de nood der tijden en door de druk van buiten af in eikaars armen geslagen zullen worden! Laat zulk een dwang voor ons dan niet nodig wezen, maar laat de bede uit het hogepriesterlijk gebed vermogen ons samen te binden." (174)

A. van de Beek, e.a., Het brood dat wij breken (om de eenheid van een verdeelde kerk), uitg. Boekencentrum, 176 pag., prijs/29, 90.

H.G. Leertouwer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1997

De Reformatorische School | 44 Pagina's

’Het brood dat wij breken’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1997

De Reformatorische School | 44 Pagina's