Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ambulante begeleiding in het reformatorisch onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ambulante begeleiding in het reformatorisch onderwijs

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog niet zo heel lang kent het reformatorisch onderwijs het fenomeen Ambulante Begeleiding. In het kader van Weer Samen Naar School is er formatie beschikbaar gekomen om aan deze nieuwe functie van het Speciaal Onderwijs gestalte te geven. Deze formatie ie geoormerkt en moet dus daadwerkelijk ingezet worden voor Ambulante Begeleiding. Nu we hier wat ervaring mee hebben opgedaan, schets ik hieronder de in Zeeland ontstane werkwijze en plaats hierbij enkele evaluatieve opmerkingen, die mogelijk bruikbaar zijn bij de verdere inrichting van de hulpstructuur per 1 augustus 1998.

Ambulante Begeleiding

Vanuit verschillende typen Speciaal Onderwijs wordt er al veel langer Ambulante Begeleiding geboden. Zo kent het onderwijs voor blinden en slechtzienden, voor doven en spraakgebrekkigen bijvoorbeeld, al lang Ambulante Begeleiding. De functie hiervan is het begeleiden van leerkrachten die in het regulier onderwijs in aanraking komen met een blinde, slechtziende, dove of slechthorende leerling. Door Ambulante Begeleiding kan een leerkracht in het primair onderwijs zo gebruikmaken van de deskundigheid die in specifieke instituten is opgebouwd. Vaak is Ambulante Begeleiding gewoon noodzakelijk, omdat er speciale werkwijzen en/of materialen nodig zijn om deze kinderen in het regulier onderwijs op te vangen.

Door de komst van WSNS is er nu ook voor MLK- en LOM-scholen formatie beschikbaar gekomen om Ambulante Begeleiding te geven. Binnen onze samenwerkingsverbanden WSNS zijn er dan ook naast de medewerkers van het BGS, mensen vanuit het Speciaal Onderwijs werkzaam in de begeleiding van leerkrachten en kinderen op de basisscholen. Wij noemen deze mensen Ambulante Begeleiders. Elders worden ze ook wel Preventief Ambulant Begeleiders genoemd. Daarmee wil dan uitgedrukt zijn dat de begeleiding preventief van aard is, om te voorkomen dat de betreffende leerlingen naar het speciaal onderwijs verwezen moet worden.

Omvang en organisatie

De Ambulante Begeleiders zijn gedurende een beperkt deel van de week beschikbaar. In het zeeuwse samenwerkingsverband gaat het om twee dagen per week. Wij hebben ervoor gekozen dat een Ambulante Begeleider tegelijkertijd groepsleerkracht binnen de school voor speciaal ondenwijs blijft. We denken dat hij/zij hierdoor beter voeling kan houden met het praktische bezig zijn met kinderen met leer- en/of gedragsproblemen. Echter dit heeft ook zijn beperkingen. Meer dan één dag uit je groep is niet verstandig. We hebben de Ambulante Begeleiding dan ook verdeeld over twee mensen. Twee mensen die een dag per week ambulant zijn om begeleiding op basisscholen te verzorgen. Beiden zijn op dezelfde dag vrijgeroosterd, zodat ze onderling contact kunnen hebben en elkaar kunnen ondersteunen en er overdag overleg met hen kan zijn. De Ambulante Begeleiders krijgen via de CLZ (Commissie Leerlingen Zorg) leerlingen toebedeeld, waarvoor ze zelf verantwoordelijk zijn voor de duur van het hulpverleningsproces of totdat ze het probleem opnieuw bij de CLZ neerleggen.

Plaats in liet samenwerkingsverband

In bijgaande figuur is de organisatie van de leerlingenzorg binnen het samenwerkingsverband weergegeven. Een school zal eerst, bij vragen rondom een leerling, zelf het probleem trachten op te lossen. Hierbij kunnen ze gebruik maken van consultatieve hulp van het BGS. We noemen dit extra zorg binnen de school. Wanneer deze zorg tekortschiet, kan er een beroep gedaan worden op bovenschoolse zorg. Dit vindt altijd plaats via een aanmeldingsprocedure bij de CLZ. Binnen deze commissie wordt de hulpvraag van het kind geformuleerd, eventueel nader onderzoek afgesproken en vervolgens een antwoord gegeven op de hulpvraag. Om dit antwoord te geven staan de CLZ verschillende middelen er beschikking. Een daarvan is de Ambulante Begeleiding (4b). De Ambulante Begeleiding is dus geplaatst na de CLZ.

Hiervoor is bewust gekozen, om zo één duidelijk loket te hebben voor de bovenschoolse zorg, vanwaaruit alle in te zetten middelen worden toegedeeld.

Op ditzelfde niveau bevindt zich ook de hulpverlening door het BGS.

Doel

Wij kozen ervoor de Ambulante Begeleiding primair te richten op de leerkracht. Dit betekent dat een Ambulante Begeleider niet of nauwelijks met het kind apart zal werken. Alleen dan als er onvoldoende zicht is op de hulpvraag. We omschrijven Ambulante Begeleiding als een vorm van hulpverlening vanuit het Speciaal Onderwijs waarbij we de basisschool helpen een antwoord te geven op een gestelde hulpvraag ten behoeve van een individuele leerling met speciale ontwikkelings- en leerbehoeften. We zien Ambulante Begeleiding als een vorm van collegiale consultatie, om de handelingsbekwaamheid van de leerkracht te vergroten. De Ambulante Begeleider richt zich op het begeleiden van de leerkracht. Concreet kan dit gestalte krijgen door: het voeren van consultatieve gesprekken; adviezen geven wat betreft de klassenorganisatie en de differentiatie tijdens de les; het aandragen van pedagogische en/of didactische werkwijzen; observeren in de groep waarna een gesprek plaatsvindt; afnemen van toetsen of werken met het kind om de hulpvraag te verduidelijken; adviseren over in te zetten hulpmiddelen en/of (deel)leergangen; eventueel advies geven andere hulpverleners in te schakelen.

Werkwijze

Wanneer een hulpvraag door de CLZ wordt behandeld en men Ambulante Begeleiding een goede vorm van hulp vindt, wordt één van de Ambulante Begeleiders ingeschakeld. Bij de toedeling van de hulpvragen is het zo dat de ene Ambulante Begeleider zich meer bezighoudt met de leerlingen uit de onderbouw en de andere met leerlingen uit midden- en bovenbouw.

Nadat alle nodige informatie is overgedragen, neemt de Ambulante Begeleider contact op met de school. Tijdens het eerste contact wordt het probleem verhelderd in een gesprek. Het werk van de leerlingen, toetsgegevens en eventueel andere informatie uit het dossier van de leerling wordt ingekeken. Eventueel vindt een observatie van het kind plaats tijdens een activiteit waarbij de hulpvraag die het kind stelt duidelijk wordt. En soms wordt er ook met het kind apart gewerkt om beter zicht op het probleem te krijgen of om beter te kunnen nagaan hoe het kind geholpen kan worden.

Na deze fase van intake stelt de school samen met de Ambulante Begeleider de hulpvraag en wordt er een handelingsplan opgezet. De Ambulante Begeleider heeft hierbij een adviserende en ondersteunende rol. De school maakt in principe zelf het handelingsplan. Vervolgens worden er een aantal vervolgcontacten afgesproken. Tijdens deze contacten ondersteunt de Ambulante Begeleider de leerkracht bij de organisatie en uitwerking van het handelingsplan. Na een vooraf afgesproken evaluatie-moment kan het contact worden afgesloten of kan er een nieuwe cyclus ingezet worden. Dit loopt dan weer onieuw via de CLZ.

Ervaringen

Na aanvankelijk wat aarzeling krijgt de Ambulante Begeleiding een steeds vastere plaats in de bovenschoolse zorg. Moeilijk bleek het om de bedoeling van

de Ambulante Begeleiding voor scholen duidelijk te maken. Soms stuiten we op een heel verkeerd verwachtingspatroon. Immers de Ambulante Begeleiding lost het probleem niet op, als dit al zou kunnen, maar helpt, steunt de school en de leerkracht om beter met het probleem te leren omgaan.

Een andere moeilijkheid is de afgrenzing naar de hulpverlening van het BGS. De Ambulante Begeleiders zijn geen schoolbegeleiders. Toch komen ze ook op school en bieden een stukje leerlingbegeleiding. Een schoolbegeleider is opgeleid om processen binnen scholen te ondersteunen en te begeleiden. Een Ambulante Begeleider niet. Het is een leerkracht met ervaring in het Speciaal Ondenwijs en kennis van het onderwijs dat kinderen met leer- en

gedragproblemen nodig hebben. De Ambulante Begeleiders moeten dan ook aan hun rol wennen. Hebben soms begeleidingsvaardigheden nodig, die ze vanuit hun opleiding onvoldoende hebben meegekregen.

Het blijkt van belang om onderscheid aan te brengen tussen de hulp van de Ambulante Begeleider en die van de schoolbegeleider. Tevens is van belang niet twee aparte winkeltjes te creeëren die elkaar als het ware beconcurreren. Eén vanuit het SO en één vanuit de OBD. Voorlopig hebben

wij een oplossing proberen te vinden door onderscheid aan te brengen in de soorten hulpvragen. Hulpvragen die vooral op het gebied liggen van het mee helpen ontwerpen van een aparte leergang voor een kind komen vooral naar de Ambulante Begeleider. Hierbij kan dan zijn/haar SO-kwaliteit worden ingezet. Wanneer de hulpvraag meer is een aanscherping van het reguliere dan zal de vraag eerder naar de schoolbegeleider gaan.

Echter bij kleuters is dit onderscheid moeilijker te maken en ook bij gedragsproblemen kun je met dit onderscheid niet uit de voeten. Overigens kiezen we er nogal eens voor dat kleutervragen naar de Ambulante Begeleider gaan. Dat de Ambulante Begeleiders, in ons geval, beiden ex-kleuterjuffen zijn, speelt daarin mee. Maar we willen in de toekomst binnen het samenwerkingserband ook uitdrukkelijk de Ambulante Begeleiding gaan inzetten voor (< leuters die vallen binnen het zogenaamde lOBK-spectrum (IOBK=ln Hun Ontwikkeling Bedreigde Kleuters).

Wij hebben ervoor gekozen de Ambulante Begeleiding na de CLZ in te zetten. We hadden daarvoor goede redenen. In de praktijk doet zich echter het volgende probleem voor. De vragen die bij de CLZ terechtkomen zijn de zwaardere, complexere poblemen. Je kunt je afvragen of de Ambulante Begeleider daarvoor de meest geschikte persoon is. De kracht van de Ambulante Begeleiding ligt mogelijk wat vroeger in het traject, in het consultatieve, het op basis van gelijkwaardigheid, overleggen met een collega in het basisonderwijs die

problemen ondervindt bij een bepaalde leerling.

Een probleem van een heel andere aard is dit. Wanneer vanuit de CLZ het advies verwijzen naar het S.O. wordt gegeven, op grond van een nauwkeurige afweging van alle relevante aspecten, kan een school of kunnen ouders dit advies al of niet overnemen. Met name wanneer ouders het advies niet overnemen, de school aangeeft en aantoont alle mogelijke hulp aan het kind te hebben gegeven, maar ouders vervolgens toch kiezen voor voortzetting van de schoollloopbaan op het regulier onderwijs, wordt nogal eens Ambulante Begeleiding ingeroepen. Je kunt dan verzeild raken in wat ik bijna een ethisch dilemma wil noemen. Immers de school heeft er alles aan gedaan. Kan niet meer bieden. Heeft eigenlijk ook duidelijk gemaakt er niet nog meer in te kunnen investeren. De school is aan de grens van haar mogelijkheden gekomen. Toch moet er dan opnieuw een handelingsplan worden opgestart met alle investering in energie, tijd, middelen en personeel vandien. Echter ook de CLZ heeft aangegeven voor het kind geen perspectief in de basisschool meer te zien. En toch blijft het kind op de basisschool. Tegen heug en meug. Hoe moet je daar als AB-er op ingaan?

Leerpunten

Uit de ervaringen die we opdeden zijn leerpunten te halen voor het toekomende. Immers als we per 1-8-1998 onze samenwerkingsverbanden herinrichten met behulp van de dan beschikbare

financieën en een eigen Permanente Commisse Leerlingenzorg moeten inrichten is het belangrijk van je ervaringen te leren. Heel belangrijk lijkt mij om goed na te denken over de plaats van de Ambulante Begeleiding in het hele traject van bovenschoolse zorg. Ik denk dat de Ambulante Begeleider Ingezet moet worden, daar waar hij/zij het meeste heeft te bieden. Dit ligt m.i. meer op het gebied van consultatie, kortdurende contacten met een collega, om vanuit eigen ervaring tips en adviezen te kunnen geven om weer

perspectief te vinden voor het betreffende kind. De Ambulante Begeleiding is niet opgeleid om, zoals een orthopedagoog, om te gaan met heel complexe hulpvragen.

Persoonlijk zou ik de inzet van de Ambulante Begeleiding dan ook wat hoger in het traject willen plaatsen. Nieuw probleem wat dan ontstaat is: hoe regel je dan een objectieve toedeling van Ambulante Begeleiding aan de scholen.

Een tweede belangrijk opgave is om tot een goede en heldere afstemming te komen tussen Ambulante Begeleiding en de leerlingbegeleiding van het BGS. Concurrentie zal ten allen tijde voorkomen moeten worden. We zijn samen verantwoordelijk met de basisscholen voor de totale zorg in het samenwerkingsverband.

Er kan mogelijk worden toegewerkt naar een differentiatie van taken. Bijvoorbeeld de kleutervragen vooral naar Ambulante Begeleiding, problemen met aanvankelijk lezen naar Ambulante Begeleiding en problemen met voortgezet lezen, dyslexie naar BGS enzovoorts. Dit zal vooral ook afhangen van de deskundigheden van de betreffende BGSers en Ambulante Begeleiders in het eigen samenwerkingsverband.

Scholing van de Ambulante Begeleiders is noodzakelijk. Niet alleen naar specifieke begeleidersvaardigheden maar ook naar inhoudelijke deskundigheid op bijvoorbeeld het gebied van In hun Ontwikkeling Bedreigde Kleuters. Mocht het nascholingsbudget van de S.O.school hiervoor niet toereikend zijn, dan moeten er financieën uit het samenwerkingsverband worden ingezet.

Een lastig probleem, waar we ook goede lijnen voor moeten uitzetten, is de hoeveelheid mensen die zich met een bepaalde zorgleerling bezighouden. Soms ziet men door de bomen het bos niet meer. De zorg mag ook op geen enkele manier belemmerd worden door allerlei bureaucratische wegen die eerst bewandeld moeten worden. In ons samenwerkingsverband denken we aan één persoon die het geheel blijft overzien, coördineert en voor de goede voortgang zorgt. En aan het koppelen van een eindverantwoordelijke aan de leerling die school en ouders informeert over wat er gedaan wordt en ook het eindgesprek voor zijn/haar rekening neemt.

Van groot belang lijkt me dat de toevoeging van Ambulante Begeleiding aan onze bovenschoolse zorg niet meer van hetzelfde moet zijn, dus geen kopie van het leerlingenwerk van het BGS. Maar dat het iets toe moet voegen aan onze zorg. Het moet als het ware veelkleuriger worden. Door de Ambulante Begeleiding moeten er kleuren aan het totale zorgpalet worden toegevoegd. Dit kan niet zonder goed overleg met elkaar, kritisch kijken naar deze nieuwe functie, eerlijke evaluaties die worden omgezet in verbetehngen van het functioneren.

Het is ook een weg van vallen en opstaan. Daarvoor is tijd nodig. Maar ook de wil om samen de verantwoordelijkheid te nemen voor de zorgkinderen uit de regio.

Drs. L.N. Rottier

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

De Reformatorische School | 56 Pagina's

Ambulante begeleiding in het reformatorisch onderwijs

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

De Reformatorische School | 56 Pagina's