Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sociale zekerheid in het onderwijs (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sociale zekerheid in het onderwijs (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schoolbesturen krijgen hoe langer hoe meer te maken met een toenemende verantwoordelijkheid op het gebied van de sociale zekerheid en de daarmee gepaard gaande stijging van (financiële) risico's. Dit is een gevolg van de enorme ontwikkelingen die zich qua voorzieningenniveau en met betrekking tot decentralisatie van verantwoordelijkheden de laatste jaren op het gebied van de sociale zekerheid hebben voorgedaan en zich nog voordoen.

In verband met die ontwikkelingen is in de achterliggende periode vanuit de Commissie Gereformeerd Schoolonderwijs (CGS) op een drietal locaties een cursus georganiseerd over het onderwerp 'sociale zekerheid in het onderwijs'. In deze cursus werd bij een drietal thema's stilgestaan, te weten recente en nog te verwachten ontwikkelingen, ontslag en werkloosheid en reïntegratie bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. De cursus bleek in een behoefte te voorzien. Gelet op het belang van het onderhavige onderwerp zetten de twee inleiders van deze cursus, Erwin Korevaar en ondergetekende een aantal zaken nog eens op een rijtje.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste recente ontwikkelingen in het sociaal zekerheidsrecht in het algemeen en in de regelgeving waar het onderwijs mee te maken heeft in het bijzonder. Ook zal kort worden ingegaan op een aantal (mogelijke) toekomstige ontwikkelingen.

OOW-operatie

Het kabinet streeft er - in het kader van het beleid om te komen tot 'normalisering van arbeidsverhoudingen'^ - naar het overheidspersoneel onder de werkingssfeer van de werknemersverzekeringen te brengen. De bedoeling is tot een uniform sociaal zekerheidssysteem te komen: rechten en verplichtingen, financiering en de organisatie van de uitvoering moeten voor de overheid (waaronder het onderwijs) en de marktsector gelijk worden getrokken. In het regeringsbeleid betekent dit dat voor de overheid hetzelfde sociale zekerheidssysteem moet gaan gelden als in de marktsector, 'tenzij de bijzondere positie van de overheidswerkgever noodzaakt tot afwijken'. Eén en ander is vastgelegd in de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW). Als gevolg van de Wet OOW zullen de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Ziektewet (ZW) en de Werkloosheidswet (WW) van toepassing zijn op overheidspersoneel. Inmiddels valt sinds 1 januari 1998 de overheidssector onder de werkingssfeer van de WAO. Thans bestaat de verwachting dat de ZW en de WW per 1 januari 2001 van kracht zullen worden op het overheidspersoneel.

In het kader van de OOW-operatie is de WAO in het onderwijs ingevoerd. De rechten die uitkeringsgenietenden op basis van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BZA) hebben, zijn echter gunstiger dan die zij op grond van de WAO hebben. Het is echter niet de bedoeling dat als gevolg van de OOWoperatie het overheidspersoneel in een nadeliger positie komt te verkeren. Om die reden is afgesproken dat de totale aanspraak op een uitkering voor het overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen gelijk moeten blijven. Dit heeft geresulteerd in

het feit dat de aanspral< enpal< ketten worden gesplitst in een wettelijl< en een bovenwettelijl< deel. Voor de arbeidsongeschil< theidsverzekering betekent dit dat naast de WAO, ook het BZA en het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Abp (invaliditeitspensioen en herplaatsingstoelage) een rol vervullen. De WAO is in dit kader het wettelijk deel, terwijl het BZA en het Pensioenreglement het bovenwettelijk deel van de verzekering vormen.

In het kader van de OOW-operatie is inmiddels in de plaats van de vroegere wachtgeldregeling (hoofdstuk l-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rpbo)) een WW-conforme regeling ingevoerd, te weten het tijdelijk Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BWOO). De systematiek van het BWOO is gebaseerd op de WW. Om die reden zal de inwerkingtreding van de WW in de onderwijssector - naar verwachting in 2001 - waarschijnlijk tot minder problemen aanleiding geven dan in andere overheidssectoren. De invoering van de WAO in de onderwijssector heeft immers ook niet tot grote problemen aanleiding gegeven vanwege het feit dat reeds met een WAO-conforme regeling (het BZA) werd gewerkt. Na invoering van de WW (wettelijk deel) zal het BWOO als bovenwettelijk deel onderdeel blijven uitmaken van de werkloosheidsverzekering. Dit komt omdat een BWOO-uitkering qua hoogte en duur gunstiger is dan een WW-uitkering.

De sociale zekerheidswetgeving wordt uitgevoerd in opdracht van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De uitvoering vindt plaats door vijf uitvoeringsinstellingen (UVI's): GAK, GUO, Sfb, Cadans en USZO. De USZO (Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO)) voert in opdracht van het Lisv de WAO voor de sector onderwijs uit. Omdat de uitvoering van het BWOO - een sectorale regeling en geen sociale verzekeringswet - door de USZO in opdracht van de minister van OCenW wordt uitgevoerd is de juridische structuur van de USZO daarop aangepast. De uitvoering is in handen van twee besloten vennootschappen: USZO BV voor de uitvoering van de WAO en USZO diensten BV voor de toepassing van het BWOO. Het functioneren van de USZO heeft met name in 1997 aan zware kritiek blootgestaan, hetgeen ertoe heeft geleid dat de minister van OCenW zogenaamde 'prestatienormen' aan de USZO heeft opgelegd. Nog steeds worden scholen echter in de praktijk geconfronteerd met problematisch functioneren van de USZO.

Recente ontwikkelingen met betrekking tot de sociale zekerheidswetten: goed gedrag belonen en slecht gedrag bestraffen

Medio jaren '90 hebben de werknemersverzekeringen grote wijzigingen ondergaan. Deze wijzigingen hadden tot doel het beroep op de sociale verzekeringen terug te dringen, teneinde de kosten van de sociale zekerheid binnen de perken te houden. Het aantal mensen dat gebruik maakt van de sociale zekerheid moet dalen. Daarnaast moet ook de mate waarin mensen van de sociale zekerheid afhankelijk zijn omlaag. De overheid houdt in dit kader de werkgevers voor dat hun personeelsbeleid van invloed is op de kosten van de sociale zekerheid. Arbeidsomstandigheden zijn bijvoorbeeld een belangrijke factor in het kader van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim. Wanneer werkgevers tekortschieten in hun personeels- en arbeidsomstandighedenbeleid vindt de overheid dat zij ook met de gevolgen daarvan moeten worden geconfronteerd. Deze opvatting is als een rode draad zichtbaar in recente sociale zekerheidswetten. Op enkele van deze wetten wil ik hieronder kort ingaan.

De Wet uitbetaling loon bij ziekte (Wulbz; 1997) en de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheid (Pemba; 1998) hebben de aansprakelijkheid van de werkgever bij ziekte van de werknemer uitgebreid. De Wulbz houdt in dat, behoudens enkele uitzonderingen, de werkgever tijdens het eerste ziektejaar van de werknemer (een deel van) het loon moet blijven doorbetalen. Deze verplichting moet de werkgever ertoe brengen ziekteverzuim actief te bestrijden en reïntegratie te bevorderen. In de Wet Pemba wordt een verband gelegd tussen de hoogte van de WAO-premie en de omvang van het ziekteverzuim: de werkgever ziet de omvang van de door het personeel genoten arbeidsongeschiktheidsuitkeringen terug in de hoogte van de te betalen (werkgevers)premie.

Schoolbesturen hebben tot nu toe niet te maken met de Wulbz.

Hiervan zal pas sprake zijn indien de Ziektewet ook in de sector onderwijs van toepassing is. De Wet Pemba, die gekoppeld is aan de WAO, is wel van toepassing in het onderwijs. De schoolbesturen krijgen ieder jaar bericht hoe hoog de WAO-premie voor het komende jaar zal zijn. In de sector primair onderwijs wordt deze premie gedeclareerd bij het ministerie van OCenW. In de onderwijssectoren met lump-sum bekostiging zullen de WAO-premies uit het budget van de school moeten worden bekostigd. Het zal duidelijk zijn dat in het laatste geval de prikkel tot actief ziekteverzuimbeleid meer zal worden gevoeld.

Als spiegelbeeld van het bestraffen, moet in de visie van de overheid goed gedrag worden beloond. Goed gedrag is in dit geval bijvoorbeeld het reïntegreren van arbeidsgehandicapten. Om dit te stimuleren is met ingang van 1 juli 1998 de Wet op de reïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet Rea) van kracht geworden. De Wet Rea biedt werkgevers met behulp van subsidies instrumenten om de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen te voorkomen en de uitstroom te bevorderen.

Het gevaar bij de nieuwe regelingen kan zijn dat werkgevers gaan selecteren bij het benoemen van werknemers. Daarom verbiedt de Wet op de medische keuringen (WMK) in het algemeen het uitvoeren van een aanstellingskeuring. Alleen wanneer een functie bijzondere eisen stelt aan de functionaris, die in medisch relevante termen zijn te vertalen, mag er een aanstellingskeuring plaatsvinden. Omdat in het onderwijs in het algemeen geen sprake is van dergelijke functies, zullen er niet of nauwelijks aanstellingskeuringen worden verricht.

Mogelijke toekomstige ontwikkelingen

Het kabinet heeft in de zogenaamde SUWI-nota (Structuur Uitvoering Werk en Inkomen) zijn visie met betrekking tot de toekomstige organisatie van de sociale zekerheid uiteengezet. Volgens dit plan zouden de UVI's moeten worden geprivatiseerd om zo meer marktwerking in de sociale zekerheid te verkrijgen. Ook de monopoliepositie van het Lisv opdrachten te kunnen verstrekken ter uitvoering van de sociale zekerheid zou moeten worden doorbroken.

Daarnaast werd de 'één loket gedachte' gepresenteerd. Dit houdt in dat er zogenaamde Centra voor Werk en Inkomen (CWI's), waarin zowel de UVI's, de arbeidsbureaus als de gemeentelijke sociale diensten samenwerken, zouden moeten komen. Eén en ander zou kostenbesparend moeten werken.

De doelstellingen van de in maart jl. gepresenteerde SUWI-nota kregen lof in de Tweede Kamer, maar de uitwerking daarvan stuitte op veel kritiek. Deze kritiek richtte zich onder meer op de commercialisering van de uitvoering van de sociale zekerheid. De Tweede Kamer maakt zich in dit verband zorgen over de bescherming van privacygevoelige informatie. Sommige kamerleden vragen zich ook af of de CWI's niet meer zullen worden dan een extra loket waar uitkeringsgerechtigden zich moeten melden. De bureaucratie zou hierdoor alleen nog maar toenemen. Het is de bedoeling dat het kabinet voor het einde van het jaar met een bijgestelde nota komt. De toekomst van de sociale zekerheid in ons land is nog verre van zeker.

Het is de bedoeling dat Erwin Korevaar in het volgende artikel uit deze serie over sociale zekerheid in het onderwijs op een aantal zaken betreffende ontslag en werkloosheid zal ingaan.

Liesbeth Blom

Noot

1, Dit beleid dat eind jaren '80 ingang is gezet, is er op gericht dat het overheidspersoneel zoveel mogelijk als 'gewone werknemer' wordt beschouwd.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1999

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Sociale zekerheid in het onderwijs (1)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1999

De Reformatorische School | 52 Pagina's