Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorbereidend Middelbaar BeroepsOnderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorbereidend Middelbaar BeroepsOnderwijs

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In augustus 1994 publiceerde de commissie Van Veen een rapport dat de naam 'Recht doen aan verscheidenheid' droeg. De commissie droeg de naam van zijn voorzitter, C. van Veen, oud-voorzitter van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen en oud-minister van onderwijs en wetenschappen.Met deze publicatie is de ontwikkeling op gang gekomen van het afsluiten van mavo en vbo en het omzetten naar vmbo.

Recht doen aan verscheidenheid. Op drie dimensies, gaf de commissie aan, is er sprake van wezenlijke verscheidenheid, waarmee de inrichting van het onderwijs rekening moet houden. Het zijn de leerlingen, het zijn de vervolgopleidingen en de arbeidsmarkt en het zijn de scholen.

Wat constateerde de commissie?

• De leerlingverschillen worden met succes opgevangen door het hanteren van de niveaudifferentiatie. In vbo en mavo van A t/m D. Maar leerlingverschillen zijn niet alleen niveauverschillen. Verder is het zogenaamde civiel effect van de diploma's is aangetast. Wat is zo'n diploma, met die vakken en op die niveaus eigenlijk nog waard? Een onbevredigende situatie.

• De inhoudelijke aansluiting op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt is ver te zoeken. Er is een veelheid van vervolgmogelijkheden, waarvan de beginvereisten bovendien nog sterk uiteenlopen.

• De verschillen tussen de scholen zijn evident. Mavo en vbo hebben elk een eigen pedagogisch-didactische aanpak en hanteren totaal verschillende programma's.

Vastgesteld werd dat er al met al het een en ander rammelde tussen het basisonderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Dat te constateren bleek niet moeilijk. Op te lossen wel.

De commissie Van Veen adviseerde het invoeren van verschillende leerwegen voor verschillende leerlingen, het aansluiten bij de verschillende sectoren van de arbeidsmarkt, een herziene afdelingsstructuur in het vbo en nog meer.

In grote trekken zijn de adviezen overgenomen en nu aan de vooravond van de invoering van de leerwegen in het derde leerjaar van het vmbo willen we in dit artikel aandacht geven aan de nieuwe inrichting van het landschap tussen het primair onderwijs en het secondair beroepsonderwijs.

Achtergronden

Hoewel de inleiding ons wellicht in die waan brengt, moeten we er ons terdege van bewust zijn dat het met de invoering van het vmbo niet alleen om een nieuw concept gaat, maar dat daarmee ook inhoudelijk veel gaat veranderen.

Achter elke vernieuwing in het onderwijs schuilen maatschappelijke, economische en technologische ontwikkelingen. Ook nu weer. De snel veranderende en sterk op communicatie en informatie ingerichte maatschappij dringt binnen in het onderwijs en vraagt om aanpassing. Dat betekent nieuwe vakinhouden, geheel nieuwe vakken en een nieuwe pedagogisch-didactische werkwijze. Bewijzen daarvan bestaan al in de basisvorming, in de profielen van het havo en het vwo en in de didactische aanpak van het zogenaamde studiehuis.

Er is nog meer. In het nieuwe onderwijsdenken zie je een verschuiving van passief naar actief leren; van leerkracht naar leerling gestuurd leren; van onderwijzend naar opvoedend leren en van lagere naar hogere vormen van cognitief leren. Het ministerie van onderwijs heeft deze verschuiving in drie karakteristieken voor onderwijsvernieuwing samengevat in:

1. centraal stellen van de actief en zo zelfstandig mogelijk lerende leerling;

2. brede persoonlijke en maatschappelijke vorming voor alle leerlingen;

3. recht doen aan verschillen tussen de leerlingen.

Sociale relaties en een goed pedagogisch klimaat moeten in onze grote schoolorganisaties weer in beeld komen.

Wat gaat het worden?

Er komt een nieuwe schoolsoort in de plaats van de reeds bestaande. Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (het vmbo). De drie peilers waar deze nieuwe onderwijsvoorziening op rust zijn het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), het middelbaar algemeen vormend onderwijs (mavo) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Alledrie de schoolsoorten leiden op voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) of betekenen eindonderwijs. Ze worden in het vmbo ondergebracht. Niet consequent overigens, want categorale scholen mogen blijven bestaan. Die bieden dan een deel van de onderwijsmogelijkheden aan, die in de volle breedte in het vmbo aan bod kunnen komen. In het vmbo overigens moet heel duidelijk het voorbereidende karakter een plaats krijgen. Meer dan dat voorheen het geval was.

Zoals een landschap vele facetten heeft: bos, weidegrond, bouwland en zo meer, zo kent het vmbo verschillende sectoren. We hebben het dan over de sectoren economie, techniek, zorg en welzijn en landbouw. En zoals een landschap wordt doorkruist door wegen, zo kennen we in het vmbo de leerwegen. Dat zijn dan de theoretische, de gemengde, de kaderberoepsgerichte en de basisberoepsgerichte leerweg. In dat landschap nu moeten onze vbo- en mavo-leerlingen hun weg vinden naar het vervolgonderwijs. Voor onze vso-ers is een nieuw onderkomen gevonden in het praktijkonderwijs.

De sectoren

We noemden ze u al. Het zijn de sectoren die de arbeidsmarkt ook kent. Het mbo kende ze al en de profielen van havo en vwo zijn verwant. Door het invoeren van de sectoren wordt lijn gebracht in de algemene vorming. Naast een aantal vakken die verplicht worden gevolgd door alle leerlingen krijgen ze te maken met vakken die sectorspecifiek zijn. De verplichte vakken zijn naast maatschappijleer, de kunstvakken en lichamelijke opvoeding, Nederlandse Taal en Engels. De laatste twee vakken behoren verplicht tot het eindexamenpakket. Sectorgebonden zijn voor economie: de vakken economie en wiskunde of een tweede moderne taal; voor techniek: wiskunde en natuur- en scheikunde (een nieuw vak); voor zorg en welzijn: biologie en geschiedenis of aardrijkskunde of maatschappijleer of wiskunde en voor landbouw: wiskunde en natuur- en scheikunde of biologie.

De sectorgedachte moet de aansluitingsproblematiek vereenvoudigen en leidt tot een diploma dat van een hogere waarde moet worden geacht. Het vakkenpakket waarbinnen geen organisch verband is, verdwijnt. Het is nu mogelijk een examenpakket samen te stellen van vakken waar je weliswaar goed in bent, maar waar je verder niet zo veel mee kan doen. Welnu, daar moet een eind aan komen.

De leerwegen

Voor mavo en vbo kennen we de niveaudifferentiatie. Voor de algemeen vormende vakken is er het onderscheid in vier niveaus, A t/m D en voor de beroepsgerichte vakken drie: A t/m C. Met het hanteren van deze niveauverschillen zou ingespeeld kunnen worden op de verschillen tussen de leerlingen. De bedoeling was dat op deze wijze het ongediplomeerd schoolverlaten en halt werd toegeroepen. Dat effect is er inderdaad geweest. Het heeft echter wel de waarde van het diploma aangetast. Vrijwel iedere leerling kan het diploma krijgen op een niveau dat hij wenst of aankan. Er is sprake van nog een effect. Het niveauonderscheid is er niet werkelijk. Er wordt lesgegeven op één niveau. Er wordt becijferd op meerdere niveaus. Het doel voorbijgeschoten dus.

Voor het vmbo is in plaats van de niveaudifferentiatie gekozen voor programmadifferentiatie. Het leerwegensysteem. Vier leerwegen die de leerlingen aansluiting moeten geven op het vervolgonderwijs. De theoretische leerweg voor de vroegere mavo-leerling met veel capaciteiten. De gemengde leerweg voor dezelfde leerling maar met affiniteit voor een beroepsgericht vak. De kaderberoepsgerichte leerweg voor de mavo leerling met minder (of liever met andere) en de vbo-er met veel capaciteiten. De basisberoepsgerichte leerweg tenslotte voor dezelfde leerlingen met minder mogelijkheden.

Een leerweg in een sector betekent een bepaald programma-aanbod. Dat programma geeft de inhoud en het niveau van de lessen aan, geeft ook de waarde van het diploma aan.

Leerwegondersteuning

Na het determinatieproces, dat eigenlijk al op de basisschool in groep 8 begint, zouden school en leerling moeten weten in welke leerweg en in welke sector geplaatst moet worden. Dat zal meestal ook wel zo zijn. Het is dan ook de bedoeling dat de leerling in het derde leerjaar op een bepaald

traject wordt gezet. Het determineren is met zoveel zorg gebeurd, dat van de leerling verwacht mag worden dat hij waar maakt, waarvoor hij is aangemerkt. Geplaatst in de theoretische leerweg van de sector economie bij voorbeeld haalt hij dus ook het diploma dat daarbij hoort. Is dat niet het geval en doen zich problemen voor dan dient leerwegondersteuning plaats te vinden. Dat zal partieel (voor een enkel vak) en incidenteel (tijdelijk) zijn. Na leerwegondersteuning, die om wat voor reden dan ook (ziekte bijvoorbeeld) gegeven is, gaat de leerling gewoon weer verder, sluit hij weer aan.

De zorg

Het zorgverhaal is complex en maakt een wezenlijk onderdeel van het vmbo uit. Buiten de leerlingen die de leerwegondersteuning zoals hierboven aangegeven nodig hebben, kennen we ook de leerlingen die we permanent als zorgleerlingen aanduiden en voor ondersteuning in aanmerking komen. Het gaat dan om onze ivbo-ers (de leerlingen van het individueel voorbereidend beroepsonderwijs) en de leerlingen die voorheen het vso (voortgezet speciaal onderwijs) volgden.

De leerlingen die het ivbo volgen en daarvoor in speciale (kleine) klassen zijn geplaatst, krijgen straks ook leerwegondersteunend onderwijs (Iwo) aangeboden. Dat gebeurt structureel in de onderbouw, de eerste twee leerjaren. Daar waar dat mogelijk is, moeten deze kinderen in het derde leerjaar ondergebracht worden in de basisberoepsgerichte leerweg. Niet verwonderlijk, want dat is nu eigenlijk ook het geval. Deze leerlingen gingen vanaf de derde klas het reguliere vbo in. Ik hoop er nog op terug te komen wat voor zorg dit ons geeft onder de nieuwe structuren.

We hebben nog een groep zorgleerlingen. Dat zijn die uit het vso. De lom- en de mik-leerlingen uit het voortgezet onderwijs. Het vso is svo geworden om daarmee aan te geven dat deze kinderen daadwerkelijk deel uitmaken van het voortgezet onderwijs. Zij volgen in de nieuwe situatie pro, het praktijk onderwijs. Door fusie zijn de meeste scholen van deze onderwijssoort ingebracht in de bestaande grote scholengemeenschappen.

De leerstof

De leerstof, die de leerlingen wordt aangeboden, is in twee delen gesplitst. We spreken over het kerndeel en over de verrijkingsstof. Het kerndeel is afgeslankt waar het wordt aangeboden aan de leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg. Dit deel omvat dan in feite de leerstof die in de basisvorming (de eerste twee leerjaren) schoolbreed moet worden aangeboden. In de kaderberoepsgerichte leerweg krijgen de leerlingen voor de

algemeen vormende vakken het kerndeel en voor het beroepsgerichte programma bovendien het verrijkingsdeel. De leerlingen van de theoretische en de gemengde leerweg krijgen het kerndeel en de verrijkingsstof. In het beroepsgerichte vak van de gemengde leerweg wordt weer het kerndeel aangeboden.

De beroepsgerichte vakken worden in de afdelingen van de verschillende sectoren gegeven of zijn afdelingoverstijgend. In het laatste geval noemen we ze intrasectoraal. De afdelingen zijn gelijk aan die we al kenden. Afdelingen zoals elektrotechniek, metaaltechniek, administratie en zorg blijven gewoon bestaan. Het intrasectoraal programma-aanbod is nieuw. Tot deze programma's rekenen we metalektro, installektro, bouw-breed, zorg-breed en handel en administratie.

De toetsing van de leerstof bevat ook nieuwe elementen. Vanaf het moment dat de leerlingen de leerwegen in gaan, treedt ook een programma voor toetsing en afsluiting in werking (het PTA). In dat PTA staat aangegeven welke leerstofonderdelen met het oog op het schoolexamen (nu schoolonderzoek) worden getoetst en hoe dat gebeurt. De resultaten van die toetsing gaan mee in het examendossier. Aan het einde van de rit is het hele schoolexamen vastgelegd in het examendossier. Nieuwe toetsvormen die deel uitmaken van het examen zijn de praktische opdrachten, de handelingsopdrachten en het sectorwerkstuk. Vooral in de eerste twee worden vaardigheden getoetst. Het zou te ver voeren om daar dieper op in te gaan.

Wat doen we er mee? De invoering

Vooral voor de lezers buiten het (voortgezet) onderwijs moet het zo langzamerhand gaan duizelen. Het behoeft dan ook - denk ik- geen betoog dat de invoering van dat alles een enorm karwei betekent.

Het is een project waar we al enige jaren mee bezig zijn en waarbij vooral in het begin heel weinig voortgang werd geboekt omdat er zo veel onduidelijkheden waren in de regelgeving. Heel veel zaken komen in de vorm van adviezen binnen en daarbij is de school vaak min of meer vrij in het maken van keuzes. Het aanbieden van leerwegen, het samenstellen van het PTA, de invulling van de lessentabellen, allemaal zaken die de school zelf bepaalt. Eerlijk gezegd. maakt dat het er niet eenvoudiger op.

Omdat onze reformatorische scholen vrijwel allemaal breed zijn en ook het vbo binnen de muren hebben, liggen er tal van mogelijkheden om de ruimte die geboden wordt uit te buiten. Het Driestar College biedt dan ook alle leerwegen in alle sectoren (behalve landbouw) aan en blijft beschikken over de afdelingen die er al waren. Intrasectoraal wordt met uitzonde-

ring van installektro ook alles aangeboden en dan wel in de gemengde leerweg. De keuzemogelijkheden van de afdelingen liggen bij ons in de basis- en de kaderberoepsgerichte leerwegen.

Werkgroepen houden zich bezig met het ontwikkelen van allerlei onderdelen. Het determinatieproces, om te komen tot een sector- en een leerwegkeuze, is in gang gezet in de vorm van praktische sectororiëntatie en keuzebegeleiding. Aan de lessentabellen wordt al weken gesleuteld en het blijkt niet mee te vallen het ieder naar de zin te maken.

Docenten hebben te maken met nieuwe examenprogramma's en weten niet exact hoeveel tijd ze nodig hebben om hun leedingen daar door heen te loodsen. Voor het maken van de PTA's is een format ontwikkeld om te zorgen voor eenduidigheid en er voor te waken dat niets vergeten wordt. De bestudering van de genoemde examenprogramma' s kan leiden tot het moeten kiezen van een nieuwe methode. Kortom de hele school komt in beweging.

Het meest ingrijpend zijn echter niet de organisatorische zaken. Die zijn met het nemen van een aantal beslissingen en de daaropvolgende uitvoering wel rond te krijgen. Waar menig leerkracht mee worstelt, is veel meer dat er ook didactische vernieuwingen nodig zijn. Het gehele lesgebeuren moet op een andere leest geschoeid worden. En dat valt niet mee. Als je al jaren lang een bepaalde strategie volgt, je daar gelukkig mee voelt en waarmee de resultaten die je leerlingen behalen voldoende hoog zijn, dan valt het niet mee om om te schakelen. U weet wel. Van leerkracht naar leerling gestuurd. Van klassikaal naar individueel. Van leerstofgericht naar kindgericht. En dan de eisen op het gebied van informatie en communicatie technologie. Er is al menige zucht geslaakt. En het leerwerkhuis? Zijn onze havo/vwo-collega's zo gelukkig met het studiehuis?

Wat moeten we er mee? Waar doen we het voor?

Van de noodzaak dat er onderwijsinhoudelijk een en ander gaat veranderen, moet iedereen overtuigd zijn. Om een plaats in de maatschappij te veroveren zijn andere hoedanigheden, andere kwaliteiten vereist dan voorheen. Daar gaat het immers ook om in ons onderwijs, naast andere en hogere onderwijsdoelen?

Een breed opgeleide leerling heeft meer mogelijkheden dan één die te vroeg gespecialiseerd is. Een leerling die zelfstandig werken kan, die geleerd is om flexibel te kunnen reageren op omstandigheden waarin hij terecht kan komen in zijn werk of waar dan ook, is een bruikbare medewerker. Personeel dat verworven kennis adequaat weet in te zetten, is waardevol. Leerlingen die over voldoende basiskennis en - vaardigheden beschikken, maken goede kansen in het vervolgonderwijs.

Als onderwijs inderdaad goed is afgestemd op datgene dat na het onderwijs volgt, dan is dat alleen maar gunstig en het invoeren waard. Als een diploma echt inhoud heeft en terecht toegang verschaft waartoe het is verworven, dan is dat alleen maar in het voordeel. Als het vmbo kan waar maken wat het pretendeert te zijn, dan denk ik dat er zo veel mooie kanten aan zitten dat leraar en leerling er plezier aan kunnen beleven.

Er is echter wel een maar. Het ideaalbeeld van de leerling waar men vanuit gaat en het ideaalbeeld van de volwassene die hij worden gaat, is gespeend van de werkelijkheid. Strookt ook niet met het kind- en mensbeeld dat Gods Woord ons tekent. Met dat in ons achterhoofd aan het werk in de nieuwe situatie bewaart ons voor teleurstellingen en doet ons met de beide benen op de grond staan. Dat onze toekomstige volwassenen op een waardige wijze kunnen functioneren in de maatschappij is ons doel. Alles wat kan motiveren nemen we mee. Ook uit het nieuwe vmbo.

En ik heb nog een maar. De eisen, die gesteld worden aan de leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg zijn te hoog. De kans dat deze leerlingen gediplomeerd de school verlaten is te klein. Dat ze daarom met deelcertificaten verder kunnen, biedt mij te weinig zekerheden. Hoe ver is het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) gekomen met de voorbereiding om deze kinderen op te vangen?

D. Peters

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Voorbereidend Middelbaar BeroepsOnderwijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001

De Reformatorische School | 48 Pagina's