Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gym is leuk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gym is leuk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer ik in een gesprek met een groepsleerkracFit vertel dat bewegingsonderwijs het leukste vak is om te geven, kijken ze me altijd een beetje meewarig aan.In mijn enthousiasme probeer ik ze te overtuigen, maar ik zie ze tegelijkertijd denken: 'Dat gekrioel door elkaar en dat lawaai is niet aan mij besteed!' Ze zijn altijd blij als ze de klas bij mij achter kunnen laten.Maar wat is er leuker dan een leerling te zien die triomfantelijk zwaaiend boven in het touw (acht meter hoog) hangt en daarvandaan blij roept dat hij het gehaald heeft. Of dat gezette meisje, dat telkens maar weer probeert achterover te duikelen en het uiteindelijk onder de knie krijgt en daar ontzettend trots op is.

Ook studenten van de PABO die bij ons op school stage lopen, staan niet te trappelen om een les bewegingsonderwijs te geven. Als ik studenten soms wanhopig in mijn richting zie kijken, moet ik nog al eens terug denken aan de 'gym'lessen die ik op de PA moest geven. Ik zag huizenhoog op tegen het geven van zo'n les onder het kritische oog van leraar en klasgenoten. De PA bezat een eigen leerschool, dat wil zeggen: een lagere school waar wij onze stage-uren deden. De eerste keer dat ik de drukke kinderen van die school - ze waren gewend aan die continue stroom van stagiaires en dus extra druk - een korfballes moest geven op het plein van de school, was ik hypernerveus. Ik had een schema van de les gemaakt en wist precies hoe ik de les zou laten verlopen, van tactische bespreking tot en met de techniek van de worp. Van alles kwam weinig terecht. Ik sprak te zacht en te gehaast. Ik verhief mijn stem om boven het lawaai van de kinderen uit te komen, verloor alle greep, keek in wanhoop stiekem de kant van de leraar uit die mij, tot mijn verbazing, bemoedigend toeknikte. Hij had dus alle hoop in mij nog niet verloren. Na afloop van de les

begon hij na te bespreken en accentueerde wat er goed aan was. Ik kreeg een klopje op mijn schouder. 'Het komt goed, ' zei hij. 'Geen twijfel aan.' Zo'n schouderklopje, hoe jong of oud we ook zijn, kunnen we altijd gebruiken. Daar doe je het voor. Sindsdien geef ik al twintig jaar bewegingsonderwijs en vind het nog steeds leuk.

Bevoegdheid

Door de veranderde bevoegdheidsregeling zullen op termijn een aantal leerkrachten geen bewegingsonderwijs meer mogen geven en die ver-

andering heeft negatieve en positieve kanten. Eerst maar een paar nadelen: • De lessen bewegingsonderwijs zijn bij uitstek gelegenheden om kinderen te observeren. Hoe gaat een kind om met zijn emoties bij winst en verlies? Hoe is de werkhouding van het kind vergeleken bij de klassensituatie? Hoe gaat hij of zij om met medeleerlingen?

• Bepaalde processen die spelen in een groep, kunnen juist in het bewegen met elkaar in een goede richting gestuurd worden. In 'moeilijke' en drukke groepen is het vaak leuk om bewegingsonderwijs te geven, want daar kunnen ze hun energie kwijt. Als leerkracht kan je dan bijvoorbeeld het accent leggen op het sociale gedrag en daarin zowel de kinderen individueel als de groep sturen en opvoeden.

• De leerling die moeilijk leert, kan misschien wel goed gymmen. Als hij dit aan zijn eigen juf of meester kan laten zien, is dat voor dit kind heel leuk. De leerkracht kan op een andere manier een relatie opbouwen met een kind of met de groep.

Voordelen

Op termijn zal de behoefte aan vakleraren bewegingsonderwijs toenemen. Dit kan een kwaliteitsimpuls op het gebied voor bewegingsonderwijs tot gevolg hebben. Deze vakleraar geeft niet alleen gymles, maar kan ook andere taken hebben. Te denken valt aan het ontwikkelen van het werkplan bewegingsonderwijs met les-, periodeen jaarplanning. Op de scholen waar ik werk, hebben we de afspraak dat ik de toestellessen geef en de groepsleerkracht de spellessen. Voor de spellessen heb ik een jaarplan gemaakt met daarbij een beperkt aantal lessuggesties. Omdat de kerndoelen heel algemeen zijn, heb ik voor iedere groep ook een aantal subdoelen opgesteld (bijvoorbeeld een aantal werptechnieken). Elk jaar evalueren we met elkaar dit plan en gaandeweg proberen we het te verbeteren. Dit kan tot gevolg hebben dat het rooster veranderd moet worden of dat een aantal lessen inhoudelijk bijgesteld moet worden. We spreken ook regelmatig over het omgaan met conflictsituaties en hoe die te voorkomen. En ook bijvoor­ beeld hoe kinderen zelfstandig een spel op gang kunnen houden. Om een leerling goed te kunnen volgen in zijn ontwikkeling en tijdig achterstanden te signaleren, ben ik van mening dat er ook voor bewegingsonderwijs een leerlingvolgsysteem moet zijn. Omdat er op dit gebied nog niet zoveel op de markt is, ben ik zelf bezig een systeem op te zetten. Het vervolg daarop zal wellicht aparte lessen motorische remedial teaching kunnen zijn.

Zorgverbreding

Zorgverbreding en motorische remedial teaching neemt een steeds belangrijkere plaats in. Steeds meer kinderen met een handicap blijven op de basisschool. Kinderen in een rolstoel, kinderen met het syndroom van Down, ADHD, autisme en noem ze maar op. Ondanks begeleiding van externe deskundigen moet de leerkracht dit wel kunnen inpassen en organiseren. Om deze kinderen goed te kunnen begeleiden, is het noodzakelijk dat de les zodanig georganiseerd is dat iedereen voldoende arbeid verricht en dat de

vakleerkracht veel aandacht kan schenken aan de 'zwakke' leerlingen. Dat betekent dat er veel bewegingssituaties in de zaal opgesteld moeten staan. Deze moeten uitdagend zijn. Maar alle leerlingen moeten iets leren. De (vak)leerkracht moet op de hoogte zijn van de differentiatiemogelijkheden om iedereen aan zijn of haar trekken te laten komen. Studenten noemen mijn inrichting van de zaal nogal eens oneerbiedig 'speeltuin', omdat velen op hun eigen niveau werken en veel zelfstandig moeten werken.

Met veel plezier denk ik terug aan de eerste gehandicapte leerling die ik in mijn lessen kreeg. Henk (gefingeerde naam) had vanaf zijn geboorte geen beentjes en was zodoende heel sterk in zijn armen. In een van de eerste lessen liep hij al op zijn handen door de zaal. Samen hebben we van alles gedaan; het varieerde van een handstand op de brug tot trampoline springen met een zweefsprong van een meter. Vol bewondering keken zijn medeleedingen wat Henk presteerde. Het vereist wel veel creatief denken, maar het was en is bijzonder leuk om deze kinderen tot niet verwachte prestaties te brengen.

Sportdag

De vakleerkracht organiseert natuurlijk ook een sportdag. In Nieuw-LekkeHand hebben we een sportdag waarbij niet het winnen centraal staat, maar het sportief en sociaal met elkaar bezig zijn. Daar worden de kinderen op beoordeeld. Sinds dit ingevoerd is, is de sfeer voor de kinderen en de begeleiders bijzonder aangenaam.

Advisering

Wanneer de collega-groepsleraren nog zelf lesgeven, kan de vakleraar ze adviseren. Op een van de scholen waar ik werk hebben collega's een paar keer een les bijgewoond en aan de hand van een kijkwijzer de lessen beoordeeld. Niet om te kijken hoe 'goed' de vakleerkracht het deed, maar om te vergelijken hoe ze zelf iets doen en hoe de vakleerkracht het aanpakte. Dit had tot gevolg dat er leerzame gesprekken volgden. Beginnende leerkrachten blijven een aantal lessen bij hun groep wanneer deze van mij les krijgt. Met elkaar bespreken we de opzet van de lessen, de knelpunten en ook de omgang met de groep.

Uiteraard geldt voor de vakleraar bewegingsonderwijs, dat die niet noodzakelijkerwijs alleen in de onderbouw aan het werk is. De vakleraar kan in alle groepen

worden ingezet. Om optimaal gebruik te maken van een vakleerkracht, zijn er organisatorisch ook mogelijkheden. U kunt denken aan de volgende mogelijkheden:

• De vakleraar neemt twee halve groepen; twee groepsleraren werken ieder met een halve groep. De achterblijvende kinderen krijgen extra begeleiding van hun eigen leraar.

• De vakleraar neemt een hele groep. De leerkracht die dan geen klas heeft, kan een collega ondersteunen om bepaalde aandachtsgebieden beter aan bod te laten komen of om met groepjes leerlingen te werken.

• Wanneer de klassenverkleining doorgevoerd is, kunnen groepen gecombineerd worden. Dan komt anderhalve klas naar de gymles en blijft een halve groep bij de groepsleerkracht.

Morgenochtend ga ik weer naar de gymzaal. Een leerling die, voordat hij zich omkleedt, eerst de zaal inloopt om te kijken welke toestellen er staan en wat we nu weer gaan doen, is voor mij nog steeds dat schouderklopje. Want gym is leuk.

Jaap den Besten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Gym is leuk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

De Reformatorische School | 40 Pagina's