Ouderschapsverlof

Al geruime tijd is er een wettelijk recht op onbetaald ouderschapsverlof, in CAO's en/of rechtspositieregelingen zijn nadere afspraken vastgelegd voor onbetaald maar ook voor 6etóa/c/ouderschapsvedof in het onderwijs.

In dit artikel wordt uitgegaan van de regeling zoals die is opgenomen in de Rechtspositieregeling voor het Reformatorisch Voortgezet Onderwijs (RRVO). Per 1 januari 2003 is er een voor werkgevers aantrekkelijke fiscale tegemoetkoming voor ouderschapsverlof vervallen. De verlofregelingen zelf blijven echter bestaan.

Onbetaald verlof

De belangrijkste voorwaarden voor onbetaald ouderschapsverlof zijn: • Het kind waarvoor verlof wordt opgenomen, is jonger dan 8 jaar.

• Als er tijdens de verlofperiode meerdere kinderen tegelijk jonger zijn dan 8 jaar, wordt het verlof slechts één keer toegekend.

• Het op te nemen verlof is ten hoogste gelijk aan de arbeidsduur over een periode van 13 weken.

• Het verlof kan worden opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van 6 maanden. In deze periode werkt betrokkene dan 50%. Het is echter ook mogelijk om het vedof in een kortere periode op te nemen of het verlof over een langere periode te spreiden.

• Over de periode/omvang van het opgenomen veHof wordt geen salaris, vakantietoeslag en vergoeding voor ziektekosten betaald. De opbouw van pensioenrechten e.d. wordt echter niet onderbroken.

Betaald verlof

De belangrijkste voorwaarden voor betaald ouderschapsverlof zijn:

• Over de periode/omvang van het verlof wordt 75 % salaris doorbetaald. Datzelfde geldt voor vakantietoeslag en de vergoeding voor ziektekosten. De opbouw van pensioenrechten e.d. blijft gebaseerd op 100%.

• Het recht op verlof geldt voor elk kind dat op 1 augustus 2002 niet ouder was dan 4 jaar. Tenzij anders wordt overeengekomen, gaat het verlof in, uiterlijk in het jaar dat het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt. Een werknemer kan verzoeken om het verlof later te mogen opnemen. Het verlof kan niet later ingaan dan de datum waarop het kind de leeftijd van 8 jaar heeft bereikt. Deze genoemde leeftijdsgrens van 4 jaar zal in de komende jaren waarschijnlijk geleidelijk worden verhoogd naar 8 jaar.

• De omvang van het vedof is 415 uur bij een normbetrekking. Dit komt neer op 25 % van de jaartaak, direct voorafgaand aan het verlof. Als de taakomvang in de periode van 12 maanden voorafgaand aan het vedof is uitgebreid, wordt de verlofomvang berekend op basis van de eerdere taakomvang. Voor parttimers vindt de berekening plaats naar evenredigheid.

• Als binnen een jaar na de verlofperiode de betrekkingsomvang wordt beëindigd of verkleind tot de helft of minder van de omvang bij de aanvang van het verlof, kan de werknemer worden verplicht tot terugbetaling van het genoten salaris over de periode/omvang van de verlofperiode. Bij een verkleining van de betrekkingsomvang wordt die verplichting naar evenredigheid berekend. Deze bepaling is met name van belang voor vrouwelijke werknemers, die na afloop van bevallingsverlof en aansluitend ouderschapsvedof korter willen gaan werken.

• Als een vervanger wordt benoemd die kan worden aangemerkt als uitkeringsgerechtigde of herintreder, kan degene die vedof opneemt een tegemoetkoming aanvragen op grond van de Wet financiering loop-

baanonderbreking. Deze uitkering wordt dan in mindering gebracht op het salaris van 75 %. Als de verlofganger niet meewerkt aan deze aanvraag, heeft de werkgever het recht om het salaris toch dienovereenkomstig te verminderen.

Voor beide regelingen geldt dat: • Het dienstverband heeft op de ingangsdatum van het verlof tenminste een jaar geduurd.

• De werknemer vraagt het verlof aan tenminste 2 maanden voor de gewenste ingangsdatum.

• De werkgever kan zich om gewichtige redenen tegen een verzoek om opname van ouderschapsverlof verzetten of tot vier weken voor de ingang van het verlof de periode en de voorgenomen spreiding wijzigen. Veel gelijktijdige aanvragen en problemen in de vervanging, kunnen bijv. reden zijn om betrokkene te vragen het verlof (gedeeltelijk) op te schorten tot een later tijdstip. Uiteraard mag verwacht worden dat dit in goed overleg plaatsvindt.

Beide mogelijkheden van ouderschapsverlof bestaan naast elkaar. Het zou dus kunnen voorkomen dat er eerst een periode is van betaald en daarna een periode van onbetaald ouderschapsverlof, in de RRVO is echter bepaald dat de totale omvang van het verlof niet groter kan zijn dan de omvang van het recht op onbetaald verlof. Dit leidt er toe dat er na opname van het volledige recht op betaald verlof, geen recht meer bestaat op onbetaald verlof.

Als beide ouders in het onderwijs werken, hebben beiden ook recht op ouderschapsverlof.

Het verlof kan worden opgenomen in de vorm van een aantal dagdelen of dagen per week.

Het aardige van deze regeling is nu dat een werkende ouder gedurende een bepaalde periode een aantal dagdelen of dagen per week de zorg voor de kinderen op zich kan nemen, terwijl het salaris voor 75 % wordt doorbetaald. De andere ouder kan in die periode een parttime betrekking aanvaarden. Op deze manier kan extra gezinsinkomen verkregen worden. Uitgaande van een salaris van € 2.300 per maand voor een volledige betrekking is er dan gedurende een jaar een extra inkomen van zo'n € 430 bruto per maand mogelijk.

Deze vorm van taakverdeling hoeft niet ten koste te gaan van de zorg en aandacht voor de kinderen.

Uiteraard kan de verlofperiode ook op een andere wijze worden ingevuld, bijv. aansluitend aan bevallingsverlof om daarna weer meer uitgerust aan het werk te kunnen gaan.

A. Leune

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen