Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Personeelsbeleid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Personeelsbeleid

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1970 vervulde ik al meer dan een jaar één van de belangrijkste functies binnen de Nederlandse krijgsmacht. Op mijn baret prijkte het embleem van de Verbindingstroepen en op mijn mouw was een gouden weerhaakje genaaid. Dat betekende niet zo veel: er waren drie rangen onder me en misschien wel tien boven me. Meestal was ik verantwoordelijk voor de wapenkamer, de bar, de kleding en de vuile was.

Het grootste deel van de tijd bracht ik ondergronds door in de kelders onder de kazernegebouwen. Dat was aan het personeel daar te zien: bleek en lichtschuw schuifelden ze door de donkere gangen en fluisterend deden ze hun werk. Maar twee keer per jaar kwamen wij bovengronds. Dan gingen we op oefening naar Duitsland. Daar werden de wapens niet ingenomen, daar zocht je maar een Stube als je iets wilde drinken en vooral: daar werden vieze kleren niet gewassen. De foerier had daar een heel andere functie: hoofd van de keukengroep. Iedere dag moest er voor 120 man gekookt worden in primitieve veldkeukens en om het moreel hoog te houden moest dat ook nog een beetje lekker zijn. Als de koks erg hun best deden, bestond er een kans dat de foerier enkele dagen prestatieverlof kreeg. En dat kreeg ik ook na iedere oefening.

Hoe wist hare majesteit - want die diende ik - dat ik zo uitermate geschikt was voor deze functie? Ik was in 1968 opgeroepen voor de keuring. De keuringsarts riep zijn collega’s erbij om te laten zien dat mijn borstbeen scheef was gegroeid en dat ik mijn huig miste. Aanleiding om mij af te keuren was dat in geen geval. Daarna moest ik allerhande vragen beantwoorden en formulieren invullen. Ondertussen verlieten steeds meer stoere aanstaande soldaten de vertrekken. Achteraf denk ik dat de watjes overbleven. Ik hoorde daarbij. Als laatste moest ik een morsetoets doen. Bij dit onderdeel was ik de eerste die kon vertrekken: het tempo lag al snel veel te hoog.
Twee maanden later moest ik mij - met kort haar - melden bij de kaderschool. Ik kreeg een indrukwekkende opleiding om 120 manschappen te voorzien van versnaperingen, gevechtskleding en het nodige oorlogsgerei. Ik leerde natostockcodes - een veertiencijferig nummer met streepjes tussen groepjes cijfers - voor een onderbroek-groen-lange-pijp en een even lang nummer voor het goudkleurig rondje van de sergeant-majoor. Ik was twee maanden lid van de soldatenvakbond, maar was te vriendelijk voor hoger geplaatsten en moest mijn functie neerleggen. Na zes maanden kreeg ik mijn diploma en een echte werkplek in het zuidoosten van het land.

Bijna een jaar lang vervulde ik consciëntieus mijn werk: alle soldaten zaten goed in de kleren; iedere week schoon ondergoed en voor ’s avonds zelfs een vrijetijdstenue.  De wapens werden, ondanks dat er niet geschoten werd, zorgvuldig schoongemaakt en veilig achter dikke deuren bewaard. ’s Avonds dronken en aten ze wat en bijna iedereen ging op tijd naar bed. De gevolgen waren geweldig: de dreiging van de koude oorlog verdween; de vredesbeweging groeide met de dag; flower-power floreerde en de eerste gesprekken over afschaffing van de dienstplicht kwamen op gang.

Ruim voor ik zou afzwaaien belde het hoofd van mijn oude stageschool en deelde mee dat de onderwijzer van groep zeven hoofd der school in Den Bommel zou gaan worden. Ik solliciteerde. Enkele dagen daarna kreeg ik een brief: het bestuur had mij benoemd en hare majesteit verzocht mij vervroegd af te laten zwaaien. Een week later kreeg ik het bericht dat hare majesteit goedgunstig had bewilligd.

Ik ben best een goede onderwijzer en leraar en docent geworden. Maar nog steeds vind ik het personeelsbeleid van hare majesteit onbegrijpelijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

De Reformatorische School | 1 Pagina's

Personeelsbeleid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

De Reformatorische School | 1 Pagina's