Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderwijzen of opvoeden: blijvend actueel!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderwijzen of opvoeden: blijvend actueel!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de taak van de leerkracht is veel geschreven en gesproken. Is hier nog niet genoeg over gezegd? Waarom keert dit thema telkens terug? Ik denk dat dit te maken heeft met ontwikkelingen in de samenleving, in het gezin en in het onderwijs. De discussie over vernieuwing van het onderwijs en de taak van de leerkracht daarbij lijkt een discussie zonder einde. Dit komt ook omdat wij vaak denken en praten in ongenuanceerde en oneigenlijke tegenstellingen, zoals ook in de titel van dit artikel. Is de school een onderwijsinstelling of opvoedingsinstituut?

Waterink
De onder ons bekende Waterink noemt in zijn ‘Grondslagen der didactiek’ verschillende opvattingen over deze vraag. Het ene uiterste is de mening dat de school zonder meer een onderwijsinstituut is. De ouders moeten thuis hun kinderen opvoeden. Leerkrachten geven in de school alleen onderwijs. Het andere uiterste is de opvatting dat de school een opvoedingsinstituut moet worden omdat ouders thuis hun kinderen niet meer opvoeden. Beide visies met tussenliggende varianten verwerpt Waterink. Zijn visie over de verhouding van onderwijs en opvoeding in de school berust op een aantal “psychologische wetten”. Ze zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat in het boven vermelde citaat is verwoord. ‘De zin van het bestaan der school is het bijbrengen van zekere kennis aan de kinderen, kennis, die zij bij de huiselijke opvoeding niet kunnen krijgen’. Op grond van dit schoolconcept beschrijft Waterink verschillende punten die betrekking hebben op geven van onderwijs, het leren bij de leerlingen, het uitoefenen van gezag, het stimuleren van de belangstelling en opmerkzaamheid van de leerling, de levensovertuiging van de leerkracht en leerling. Telkens geeft hij daarbij aan hoe nauw het verband is tussen onderwijs geven en opvoeden (1).

Onderwijs geven en opvoeden zijn niet te scheiden. De leerkracht die lesgeeft, voedt tegelijkertijd op. Wij zijn als leerkracht niet bezig om een klein vaatje te vullen. De leerkracht is niet alleen met het verstand van de leerling bezig. Bij het onderwijs geven is de hele persoon van de leerkracht en leerling betrokken, zijn hart, zijn verstand, zijn wil, zijn overtuigingen, zijn gevoel. Maar de opvoeding binnen de school staat bij Waterink in het kader van de onderwijstaak van de school in die tijd.

Na 45 jaar
Waterinks ‘Grondslagen der didactiek’ zag in 1961 het licht. Inmiddels zijn wij 45 jaar verder. Sinds de jaren ‘60 van de vorige eeuw is onze samenleving drastisch veranderd, evenals het gezin en het onderwijs. Onze maatschappij wordt gekenmerkt door secularisatie, democratisering, emancipatie en economisering, om niet meer te noemen. Het moderne gezin is nauwelijks meer te vergelijken met het gezin van ruim 40 jaar geleden. Deze ontwikkelingen laten het onderwijs niet ongemoeid. Ook het huidige basis- en voortgezet onderwijs is niet meer te vergelijken met dat van 40 jaar geleden. Wat betekent dit voor onze visie op de functie van de school? Hoe statisch of dynamisch is ons schoolconcept? En in verband daarmee: hoe statisch of dynamisch is onze visie op de taak van de leerkracht in het reformatorisch onderwijs?

Essenties
Ruim 5 jaar geleden heeft de werkgroep Identiteit (toen nog BGS) zich over deze vragen gebogen. In ‘De school als leer- en leefgemeenschap’ wordt een schoolconcept voor het christelijk-reformatorisch onderwijs gepresenteerd. Uit dit schoolconcept wordt duidelijk welke overtuigingen leven over goed onderwijs en een goede leerkracht. Aan de hand van het pedagogisch kwintet van Ter Horst worden 5 typeringen van de pedagogische taak gegeven. Ieder kernwoord verwijst naar een specifieke pedagogische verantwoordelijkheid (2). Over de taak van de leraar worden de volgende “essenties” geformuleerd.

  • In het reformatorisch onderwijs vervult de leraar een voorbeeldfunctie; hij vertegenwoordigt een geheel van bijbelse normen en waarden, waarmee de leerling zich kan identificeren (de leraar als identificatiefiguur);
  • Binnen het reformatorisch onderwijs wordt de leerkracht opgevat als gezagsdrager; hij blijft initiator en richtinggever van de opvoeding en het leerproces
  • De reformatorische school ziet de leraar als degene die de leerlingen zorg biedt (de leraar als tuinier) en ook bescherming biedt (de leraar als schatbewaarder);
  • Het reformatorisch onderwijs ziet de leraar als degene die de leerlingen inleidt in de betekenis van de dingen om hen heen (de leraar als gids);
  • Het reformatorisch onderwijs ziet de leraar als degene die door middel van overdracht en vorming een bijdrage levert aan de persoonlijkheidsontwikkeling van de leerlingen (de leraar als herder). Daarnaast wordt eveneens gehecht aan handelingsruimte voor de leerlingen om aan de beoogde zelfstandigheid vorm te kunnen geven;
  • Binnen het reformatorisch onderwijs is de leraar degene die een bijdrage levert aan het inwijden van leerlingen in geloofsgeheimen (de leraar als priester).

Het pedagogisch kwintet van Ter Horst heeft ook betrekking op de gezinsopvoeding. Het is daardoor niet duidelijk waar de verantwoordelijkheid van de ouders eindigt en waar de verantwoordelijkheid van de leerkracht begint. In verschillende typen onderwijs krijgen de pedagogische taken van de leerkracht andere accenten. Het maakt veel uit of de leraar werkzaam is in de onder- of bovenbouw van de basisschool, het speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs. Het accent kan dan meer liggen op de leraar als tuinier en schatbewaarder of herder en gids. De leraar als identificatiefiguur en gezagsdrager zijn als overkoepelde taken van belang in alle vormen van het reformatorisch onderwijs.

In het basisonderwijs is meer aandacht gekomen voor pedagogische thema’s, als gevolg van de integratie sinds 1985 en de Wet op het basisonderwijs (3). We kunnen bijvoorbeeld denken aan sociale redzaamheid en gezond gedrag, maar vooral ook aan ontwikkelingen rondom WSNS. Daardoor wordt er veel structurele aandacht geschonken aan leerlingenzorg en begeleiding en heeft het ontwikkelen van sociale vaardigheden een vaste plaats gekregen in het aanbod. Dergelijke vernieuwingen vragen van de leerkracht nieuwe taken en vaardigheden. Deze vernieuwingen passen binnen de functie en de doestelling van de reformatorische school.

Maar ondanks alle veranderingen in de samenleving en ondanks vernieuwingen in het onderwijs, blijven ouders primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. De christelijke school als verlengstuk van het gezin heeft een beperkte pedagogische taak. Deze beperkte pedagogisch taak wordt ingekleurd en ingekaderd door de functie en het doel van de school.

Nee zeggen
Soms moet de school ook “nee” kunnen zeggen, wil de school een onderwijsinstelling blijven. Ik denk aan de motie van de politici Van Aartsen en Bos over de voor- en naschoolse opvang van kinderen. Zowel vader als moeder moeten buitenshuis ongestoord kunnen werken. Het dagelijkse “gesleep” met kinderen naar de kinderopvang en de school moet maar eens afgelopen zijn. Deze ontwikkeling staat haaks op de taak van de christelijke ouders en de christelijke school. Ouders en leerkrachten zijn beide betrokken op het onderwijs en de opvoeding van kinderen. Beide voeden op en geven onderwijs. Ieder met een eigen opdracht en een eigen verantwoordelijkheid. De taak van de leerkracht is al opvoedend onderwijs geven in het kader van de missie van de school.

Noten

  1. J. Waterink, Grondslagen der didactiek, 1961.
  2. A. Visser, De school als leer- en leefgemeenschap. Een schoolconcept voor christelijk /reformatorisch onderwijs, 2000, BGS, Ridderkerk.
  3. B. Stam, Identiteit en vernieuwing; een bezinning op ontwikkelingen in de theorie en de praktijk van het reformatorisch primair en voortgezet onderwijs, 1996, BGS, Ridderkerk.
Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2006

De Reformatorische School | 1 Pagina's

Onderwijzen of opvoeden: blijvend actueel!

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2006

De Reformatorische School | 1 Pagina's