Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Het alternatief van pluriformiteit is zo geestdodend’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Het alternatief van pluriformiteit is zo geestdodend’

In gesprek met prof. mr. drs. Ben Vermeulen over de maatschappelijke opdracht van de school

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er komen steeds meer maatschappelijke taken op het bordje van de school. Buitenschoolse opvang, het bijbrengen van waarden en normen, het mede oplossen van de integratieproblematiek, het bevorderen van de sociale cohesie in de wijk en het vormen van jongeren tot goede burgers zijn slechts enkele van de vele thema’s die we kunnen scharen onder de maatschappelijke opdracht van de school. DRS Magazine sprak met professor Vermeulen, katholiek, lid van de Onderwijsraad, over de invulling van deze opdracht, de grenzen aan de opdracht en de positie van het bijzonder onderwijs. Wat is de opvatting van deze hoogleraar, die naar eigen zeggen ‘plezier beleeft aan het bestaand van religieuze minderheden’, hen waardeert en van mening is dat hij hen kan volgen?

Het Sociaal Cultureel Planbureau (CPB) definieert de maatschappelijke opdracht van de school als volgt: ‘Onder de maatschappelijke opdracht van de school worden al die maatschappelijke vragen en problemen verstaan die op de school afkomen en waarop de school – uit eigen ambitie en missie of door externe druk – kan reageren door naast reguliere onderwijstaken allerlei vormen van extra ondersteuning en zorg te bieden’. Professor Vermeulen kan er niets mee. ‘Een tautologie. De definitie is bovendien te beperkt en gaat te veel in op datgene wat buiten het schoolcurriculum plaats vindt’. Vermeulen omschrijft de maatschappelijke opdracht van de school liever op een andere manier en ziet zowel een persoonlijkheidscomponent als een omgevingsgerichte component. Vermeulen: ‘Bij de individuele of persoonlijkheidscomponent denk ik aan het bijbrengen van een bepaalde houding bij jongeren die nodig is om kennis en vaardigheden eigen te maken. Daarnaast is er de omgevingsgerichte component: proberen een bijdrage te leveren aan het creëren van een zekere mate van sociale samenhang, mede met behulp van buitenschoolse faciliteiten en activiteiten’.

Geen alternatief
De maatschappelijke druk op het onderwijs neemt toe. Professor Vermeulen is van mening dat deze druk voortkomt ‘uit een gebrek aan alternatieven. Er is een terechte zorg over desintegratie en segregatie. Ook zien we de uitwassen van extreme vormen van individualisering, lacunes die zijn gevallen door het verdwijnen van sociale netwerken en een gebrek aan morele opvoeding. Het maatschappelijk middenveld is niet of nauwelijks in staat dit soort excessen te kanaliseren. De enige sector die dit mogelijk nog kan is het onderwijs. We hebben geen alternatief. Ik zie de problemen en ben van mening dat de overheid niet anders kan dan het betrekken van een gesubsidieerde sector bij het indammen van een groot maatschappelijk probleem. Tegelijkertijd ben ik wel bang voor overbelasting van de scholen en een al te ideologische invulling die ten koste van bepaalde groepen en denominaties kan gaan’.

Schoolburgerschap
‘De primaire taak van het onderwijs is het bijbrengen van kennis en kunde, van intellect en vaardigheden’, zo meent Vermeulen. ‘Tegelijkertijd moeten we niet de indruk wekken dat we om het vormende aspect heen kunnen. Ik ben ervan overtuigd dat je pas aan de primaire taak toekomt als aan de secundaire is voldaan. Je hebt een bepaalde setting nodig om les te kunnen geven. Leerlingen moeten op tijd in de les zijn, er moet orde heersen, de leerlingen moeten kunnen plannen en ga zo maar door. Het een kan niet zonder het ander. Ik spreek dan ook over schoolburgerschap. Dit is niet iets wat er boven op komt, zoals wel eens verzucht wordt, maar is de voorwaarde om aan de primaire taak toe te kunnen komen. De jas hoort niet rond te slingeren, de leerlingen moeten na verloop van enige tijd stil zijn en pesten moet worden tegengegaan. Dat is voor mij de eerste maatschappelijke opdracht aan het adres van het onderwijs. Heel basaal. Het gaat om de basisregels die nodig zijn om tot overdracht van kennis en kunde te komen. Natuurlijk mag een school meer doen. Maar op het moment dat dit van overheidswege te scherp inhoudelijk wordt ingevuld, raak je mijns inziens in conflict met de grondwettelijke vrijheid van richting en inrichting’.

Consistentie
De maatschappelijke opdracht van de school is veelomvattend. Actuele thema’s als buitenschoolse opvang, integratie, waarden en normen, sociale cohesie, burgerschapskunde en veiligheid zijn niet los te zien van de maatschappelijke opdracht. Met name het onderwerp integratie en de rol die het onderwijs hierbij kan spelen, wordt door Vermeulen als complex ervaren. Dit geldt wel in het bijzonder voor het bijzonder onderwijs. Met enige stemverheffing uit hij zijn onvrede over die personen die het bijzonder onderwijs identificeren als de bron van alle kwaad. ‘Er kan soms wat meer worden gedaan, maar om nu de indruk te wekken dat de bijzondere scholen de samenleving uiteen laten vallen, vind ik onzin’.
De hoogleraar benadrukt het grote belang van consistentie in het beleid van de school. ‘Als een school geen allochtone leerlingen toelaat maar wel de richting van de school in de praktijk waar maakt, kan dit. Als dit niet het geval is, is de school van zijn vrijblijvendheid ontdaan en kan een geschillencommissie een verregaande uitspraak doen. Wel is het de vraag hoe we die consistentie moeten duiden. Ben je als christelijke/reformatorische school slechts consistent als je geen enkele moslimleerling toelaat of zijn er ook marges, bijvoorbeeld een 30%/70% verhouding? Ik zou me namelijk voor kunnen stellen dat er scholen zijn die zich twee maatschappelijke taken tegelijkertijd tot doel stellen: enerzijds het bedienen van de orthodoxe achterban, anderzijds het nemen van een stukje maatschappelijke verantwoordelijkheid door het toelaten van een vooraf vastgesteld percentage andersgelovige allochtone leerlingen’. In zijn rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar staats- en bestuursrecht in 2000, gaf Vermeulen aan dat dit wellicht juridisch mogelijk zou moeten kunnen zijn als het schoolbestuur in zekere mate aannemelijk kan maken dat het ‘de christelijke grondslag serieus neemt, hetgeen tot uitdrukking komt in een aannamebeleid dat in principe van de ouders een uitdrukkelijk onderschrijven van de grondslag vraagt. Anderzijds – en mede gezien die grondslag – een maatschappelijke verantwoordelijkheid erkent voor het onderwijs aan en de integratie van allochtone minderheden, ook als deze niet de grondslag onderschrijven maar slechts respecteren en dat het dienovereenkomstig leden van deze minderheden toelaat, maar slechts tot een bepaalde grens, enerzijds vanwege de handhaving van de grondslag, anderzijds om de onderwijskansen en integratie juist van deze minderheden optimaal tot hun recht te laten komen’ (Bron: Witte en zwarte scholen; over spreidingsbeleid, onderwijsvrijheid en sociale cohesie).

Burgerschap
Vermeulen onderstreept het grote belang om scholen zelf invulling te laten geven aan het begrip burgerschapskunde. ‘Het is goed dat de kerndoelen open en vrijblijvend zijn geformuleerd. Ga het als overheid niet zelf invullen. Ik heb grote twijfels bij een overheid die meent de morele kaders aan te kunnen geven. Die bindende uitspraken doet over de scheiding van kerk en staat, de positie van de vrouw, de positie van homo’s, de inhoud van het godsdienstonderwijs, enzovoorts’.
In de optiek van Vermeulen gaat de overheid over een grens als de financiering van het onderwijs afhankelijk wordt gemaakt van het wel of niet uitvoeren van zwaar aangezette vormen van burgerschap. ‘Dit strijdt met de vrijheid van onderwijs. Ik sta voor een pluriformiteitsbepaling: geef ruimte voor verschillende denkbeelden, laat duizend bloemen bloeien. Overigens lijken wezenlijke aanpassingen in de wet me volstrekt uitgesloten. Zo is het wetsvoorstel van mevrouw Hamer inzake de acceptatieplicht niet meer aan de orde, gezien de uitspraak die het regeerakkoord doet over het niet hanteren van de acceptatieplicht. Ik acht het uitgesloten dat het CDA en de ChristenUnie wezenlijke concessies zullen doen op dit terrein. Het alternatief van pluriformiteit is zo geestdodend. Dan vervallen we in een centralistische opvoedingspedagogiek. Op grond van welke moraal? Een volstrekt kansloze missie! We hebben minderheden nodig om te zorgen voor het contrast en om te voorkomen dat we volledig op gaan in de dominante individualistische cultuur.’

Eindproduct
Professor Vermeulen heeft geen moeite met scholen die hun maatschappelijke opdracht minimaal invullen. ‘Er zijn scholen die aangeven er alleen te zijn voor een selecte groep leerlingen en ouders, bijvoorbeeld vanuit een bepaalde denominatie. Nemen deze scholen hun maatschappelijke opdracht serieus? We weten het in empirische zin niet. Het gaat om het eindproduct. Levert de school goede burgers af? Zijn ze betrouwbaar? Zetten ze zich in? Houden ze zich aan de wet? Zijn de leerlingen capabel en klaar voor hun werk? Als scholen dit weten te bereiken, voldoen ze in mijn optiek aan de maatschappelijke opdracht. En ik ben ervan overtuigd dat orthodoxe scholen heel goed scoren. Wie maakt zich er dan druk om dat ze maatschappelijk mogelijk wat op zichzelf zijn?’

Personalia prof. mr. drs. B.P. Vermeulen
Prof. mr. drs. B. (Ben) P. Vermeulen is geboren op Willemstad, Curacao (1957). Hij studeerde rechten en wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In 1989 promoveerde hij cum laude op het proefschrift De vrijheid van geweten.
Sinds 1993 is hij vanwege de Stichting ‘De Katholieke School’ (SKS) hoogleraar onderwijsrecht aan de Katholieke Universiteit Brabant en de Kantholieke Universiteit Nijmegen. Sinds 1999 is hij tevens hoogleraar staats- en bestuursrecht (waaronder onderwijsrecht vanwege de Stichting Bijzondere Leerstoelen Onderwijsrecht (SBLO) aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Vermeulen is lid van de Onderwijsraad en bestuurslid in het bijzonder onderwijs.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2007

De Reformatorische School | 1 Pagina's

‘Het alternatief van pluriformiteit is zo geestdodend’

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2007

De Reformatorische School | 1 Pagina's