Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bethel, het huis van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bethel, het huis van God

Bepeinzen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Bijbelverklaring van Matthew Henry (1662-1714), predikant in Chester en Londen, citeren we beknopt de volgende verklaringen over Bethel.

Gen. 28:19: ‘En hij noemde de naam van die plaats Bethel; daar de naam tevoren was Luz.' Voorheen noemde men haar Luz, een amandelboom, maar Jakob wil dat zij voortaan Bethel, Huis Gods, zal genoemd worden. De verschijning van God aan hem, bracht grotere eer aan die plaats en maakte haar meer beroemd dan al de amandelbomen. Bij deze plaats deed Jakob een plechtige gelofte, toen hij in vrees en benauwdheid was. Door godsdienstige geloften geven wij eer aan God en erkennen wij onze afhankelijkheid van Hem. Het is nodig om in tijden van benauwdheid, of wanneer wij een bijzondere zegen wensen te verkrijgen, geloften te doen. Jakob had hier een genaderijk bezoek van de hemel. God had Zijn verbond met hem vernieuwd, en het verbond is wederzijds. Als God Zijn beloften aan ons bevestigt, dan betaamt het ons onze beloften aan Hem te herhalen. God had gezegd: ‘Ik ben met u en zal u behoeden.’ Hier zien we Jakobs geloof: 'Daar God met mij zal zijn en mij zal behoeden, gelijk Hij gezegd heeft, en mij van het nodige zal voorzien’. Gods beloften moeten de gids en de maatstaf van onze begeerten en verwachtingen zijn.

Gen. 31:13: 'Ik ben de God van Bethel, alwaar gij het opgerichte teken gezalfd hebt, waar gij Mij een belofte beloofd hebt. Nu, maak u op, vertrek uit dit land, en keer weder.’ Dat was de plaats, waar het verbond met hem vernieuwd werd. Wereldlijke voorspoed en welvaren zijn dubbel aangenaam, als wij ze zien voortvloeien niet uit de gewone voorzienigheid, maar uit de verbondsliefde om de beloofde zegen te geven; als wij ze ontvangen van God als de God van Bethel, van de belofte des tegenwoordige levens, die tot de Godzaligheid behoort. Maar wij bemerken dat Jakob, zelfs toen hij het veelbelovend vooruitzicht had om bij Laban rijk te worden, aan terugkeren moet denken.
Als de wereld ons begint toe te lachen, dan moeten wij ons herinneren dat zij ons tehuis niet is. Nu gij rijk begint te worden, is het tijd om weder aan een altaar en offeranden te denken.
De erfgenamen van Kanaän moeten zich nooit achten thuis te zijn, voordat zij er gekomen zijn, al schijnen zij hier nog zo vaste voet te hebben verkregen. Jakob nam het besluit van terugkeer met de voorkennis en de toestemming van zijn vrouwen. Hij zond henen en riep Rachel en Lea op het veld. Mannen, die hun vrouwen liefhebben, zullen haar met hun plannen en voornemens bekendmaken.

Gen. 35:1-3: 'Daarna zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Bethel, en woon aldaar; en maak aldaar een altaar dien God, Die u verscheen toen gij vluchtte voor het aangezicht van uw broeder Ezau. Toen zeide Jakob tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: ‘Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen. En laat ons opmaken, en optrekken naar Bethel; en ik zal aldaar een altaar maken dien God, Die mij antwoordt ten dage mijner benauwdheid, en met mij geweest is op de weg, dien ik gewandeld heb.’
Hier herinnert God Jakob aan zijne gelofte te Bethel en zendt hem er heen om haar te vervullen. Hij had aan Jakob meer gegeven dan brood om te eten en klederen om aan te trekken.
Het gebeurt maar al te vaak, dat het besef van zegeningen en indrukken mettertijd uitslijten. Het moest zo niet wezen, maar het is zo. Daarom komt God nu Zelf.
Zo wie God liefheeft zal Hij op de een of andere wijze verzuimde plichten doen gedenken, hetzij door hun geweten, of door de leidingen van Zijn voorzienigheid. Als wij God een gelofte gedaan hebben, dan is het ‘t best om de betaling ervan niet uit te stellen; maar toch, het is beter laat dan nooit.
God gebood hem naar Bethel te gaan en daar te wonen, dat is: hij moet er niet slechts zelf gaan, maar zijn gezin meenemen, opdat zij zich met hem in zijn gebeden en oefeningen der Godsvrucht zouden verenigen. In Bethel, het Huis Gods, moeten wij begeren te wonen. Dat moet ons tehuis zijn en niet onze herberg. Psalm 66:13: ‘Ik zal U mijn geloften betalen.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

De Reformatorische School | 1 Pagina's

Bethel, het huis van God

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

De Reformatorische School | 1 Pagina's