Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opleiden in de school

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opleiden in de school

In gesprek met locatiedirecteuren en een veldopleider

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 18 februari 2010 wordt het bekrachtigd met de uitreiking van het bewijsstuk. De ds. Fraanjeschool mag zich dan gecertificeerde opleidingsschool noemen. Met nog enkele collega’s behoort de school tot de eerste lichting opleidingsscholen van Driestar Hogeschool. Wat houdt dat in? Waarom koos de school hiervoor? Wat verwacht ze ervan? We spraken erover met locatiedirecteuren Gert van Roekel en Gijs Nieuwenhuis en veldopleider Anton de Jong.

‘Wij vinden het belangrijk dat de samenwerking tussen de lerarenopleiding en de onderwijspraktijk wordt verbeterd,’ reageert Van Roekel op de vraag naar zijn motivatie voor opleiden in de school. ‘Daarom hebben we van harte “ja” gezegd, toen Driestar Hogeschool ons twee jaar geleden vroeg om mee te werken aan een kwaliteitskader voor opleiden in de school.’
De ds. Fraanjeschool heeft zich voor de certificering zelf ook moeten spiegelen aan de eisen in het kwaliteitskader. Dat was een extra stimulans om wat ze al ontwikkeld had nog eens opnieuw te doordenken. De school voldoet in voldoende mate aan de minimumeisen, en heeft een inmiddels goedgekeurd plan geschreven voor haar verdere ontwikkeling.

Veldopleider
De samenwerking tussen hogeschool en basisscholen kent verschillende fases, vertelt Nieuwenhuis. ‘Van oudsher bieden basisscholen stageplekken waarin studenten leerwerkervaringen kunnen opdoen. Je begint pas te spreken van een opleidingsschool wanneer er op de basisschool een veldopleider is. Deze neemt de stagebegeleiding over die voorheen door de hogeschool werd ingevuld. En ten slotte heb je opleidingsscholen die delen van het curriculum van de hogeschool verzorgen.’

De ds. Fraanjeschool zit in de middenfase, aldus de locatiedirecteur. Op zijn locatie De Vesting hopen dit jaar twee collega’s de opleiding tot veldopleider af te ronden. Op de locatie De Burcht heeft Anton de Jong inmiddels dit tweejarige traject afgerond. De Jong: ‘Ik begeleid nu zelf de studenten die bij ons stage lopen, als studieloopbaanbegeleider namens Driestar Hogeschool. Dit gebeurt dus niet meer door een docent van de hogeschool. Zelf begeleid ik alle stagiairs uit leerjaar 3 en 4 binnen de beide locaties van onze school, een collega doet de stagiairs uit leerjaar 1 en 2.’

Een meerwaarde van de nieuwe rol vindt De Jong dat de school “feeling” blijft houden met het opleiden van toekomstige collega’s. Daarnaast kunnen lio-stagiairs die aansluitend een baan krijgen op de ds. Fraanjeschool, goed worden voorbereid en ingewerkt.
Een voordeel voor de student is dat de veldopleider met beide benen in de praktijk staat. Hij kan daarom goed aansluiten bij de beroepspraktijk van de leraar in opleiding.

Leerdoelen
De veldopleiders hebben hun stagiairs ruim voor de start van de stage uitgenodigd om kennis te komen maken, wederzijdse verwachtingen uit te spreken en ze te informeren over de begeleiding die ze zullen ontvangen. Het stage- of begeleidingsprogramma wordt vastgelegd in een jaarplanning. Zo weten de studenten precies waar ze aan toe zijn.
‘Studenten moeten mij vooraf hun leerdoelen opsturen’ vertelt de veldopleider. Ik beoordeel dan aan de hand van de SMART-criteria. Vervolgens kom ik tijdens de stage op bezoek om naar een les te kijken en naar de uitwerking van de leerdoelen. Achteraf is er een portfoliogesprek, waarin de student de bewijslast moet leveren dat de leerdoelen behaald zijn. Daarna formuleren we leerdoelen voor de volgende stageperiode en is de cyclus afgerond’.

De Jong merkt dat studenten het in het begin best moeilijk vinden om hun leerdoelen te formuleren. Ze moeten even wennen aan de manier van werken rondom het portfolio. ‘Vaak zijn ze gerustgesteld als ze merken dat je doelen heel specifiek moet formuleren om ze meetbaar te hebben. Dat wil zeggen dat je de lat in leerdoelen niet té hoog moet leggen. Ook de vraag hoe je kunt beoordelen of een doel behaald is – dat kan een lesdoel zijn, maar ook een persoonlijk leerdoel – is een regelmatig terugkerend punt in mijn begeleiding.’

Succesfactor
Een belangrijke voorwaarde om de nieuwe rol in de stagebegeleiding goed te kunnen invullen, is volgens De Jong dat er vertrouwen is van de studenten in de veldopleider en andersom. De veldopleider moet deskundig zijn en vaardigheden bezitten om de student een spiegel voor te houden met betrekking tot zijn ontwikkeling.

Van Roekel noemt een constructieve samenwerking tussen pabo en opleidingsschool als een belangrijke succesfactor. De ds. Fraanjeschool heeft met Driestar Hogeschool heldere afspraken gemaakt over zaken als aantallen te begeleiden studenten, nascholing van de veldopleider, bijwonen van begeleidingsteamvergadering, vergoeding en planning. Daarnaast is er afstemming nodig over de wederzijdse onderwijsvisie en werkwijze.

De Jong merkt dat er hier en daar toch nog wel een discrepantie is tussen de theorie en de praktijk. ‘Veel basisscholen werken bijvoorbeeld met het model Directe Instructie. Een student die nu van pabo komt, klinkt dit bijna onbekend in de oren. Maar de kans is groot dat het wel het concept is waarmee hij op zijn school gaat werken.’ Het zou volgens hem niet verkeerd zijn als veldopleiders binnen de basisscholen meer kennis opdoen van de theorie binnen het curriculum van de pabo. Anderzijds staan pabodocenten naar zijn idee soms wat verder af van de huidige ‘basisschoolpraktijk’.

Planning
Een knelpunt waar de school soms tegenaan loopt in de begeleiding van studenten betreft de planning. Het regelen van vervanging van de veldopleiders op de momenten waarop zij stagiairs begeleiden, nascholing volgen of vergaderen is niet altijd eenvoudig. De school wil de planning dan ook liefst zo consequent mogelijk volgen, maar studenten geven nog wel eens aan dat ze op de geplande data niet aanwezig kunnen zijn. De veldopleider moet dan andere momenten zoeken, waarvoor geen vervanging geregeld is.

Verder dan de begeleiding van stagiairs gaat de rol van de ds. Fraanjeschool als opleidingsschool op dit moment nog niet. Het verzorgen van delen van het curriculum is nog niet aan de orde. Nieuwenhuis: ‘Wij zijn daar nog niet aan toe, maar Driestar Hogeschool moet zelf ook nog doordenken hoe dat in het vat gegoten moet worden. De bedoeling is aan te sluiten bij de sterke punten van de opleidingsscholen. Een opleidingsschool die bijvoorbeeld veel expertise heeft op het gebied van zelfstandig werken of coöperatief leren, zou eigen stagiairs, maar misschien ook stagiairs uit de omgeving op dat terrein kunnen opleiden.’

Gemotiveerd
Over het effect van de inzet van een veldopleider kunnen de heren nog geen uitspraken doen. Van Roekel: ‘Ongetwijfeld maakt het verschil als de begeleiding “in de keuken” wordt uitgevoerd, maar het is nog te vroeg om er echt iets over te zeggen. Wel merk ik dat Anton de begeleiding goed en gemotiveerd oppakt. Dit stimuleert studenten de stage ook zo op te pakken! Verder is Anton altijd bereikbaar in school voor onze eigen studenten. Dat werkt drempelverlagend. En door zijn bezoeken aan onze collega-school in Kootwijkerbroek kan hij over de eigen grenzen heen kijken.’

Denkend over de toekomst, verwacht Van Roekel dat de taak van veldopleider verbreed zal worden tot die van studiestagebegeleider. ‘De begeleider krijgt dan ook een grote rol in het volgen van de opleiding door de student op de hogeschool en de studieresultaten. Praktijk en theorie worden dan door één persoon “bewaakt” en hogeschool en stageschool kunnen hier goede afspraken over maken.’
De Jong lijkt het denkbaar dat de lerarenopleiding in de toekomst meer “vraaggestuurd’’ wordt als het gaat om het “afleveren” van studenten. ‘De basisscholen gaan wellicht vragen om een specifiek opgeleide leraar, zodat ze als het ware opleiding kopen van de lerarenopleiding. Dit betekent wel dat de scholen zich dan zelfbewust en assertief moeten opstellen in de richting van een pabo. Daarnaast is een verdere afstemming tussen theorie en praktijk dan nodig.’

Lerende cultuur
In een opleidingsschool draait het echter niet alleen om de opleiding en begeleiding van studenten. De ontwikkeling van de eigen personeelsleden is eveneens een belangrijk aandachtspunt. Een veldopleider beschikt over kwaliteiten en de expertise die ook waardevol kunnen zijn in de  begeleiding van beginnende docenten. ‘Het zou mooi zijn als we daar gebruik van kunnen maken. Maar de bouwcoördinator, de locatiedirecteur en de intern begeleider hebben ook al een taak richting startende collega’s. Je kunt hen natuurlijk niet overspoelen met begeleiders. Wij willen er nog eens goed over nadenken hoe we dit het beste kunnen vormgeven’, aldus de locatiedirecteuren.

Wie als opleidingsschool gecertificeerd wil worden, moet kunnen aantonen dat zijn school werkt aan een cultuur waarin mensen met en van elkaar leren. Nieuwenhuis meent dat zijn school op dit punt nog wel een slag te slaan heeft. ‘Wij waren al bezig met POP’s en er zijn zeker collega’s die enthousiast en planmatig aan hun ontwikkeling werken. Ik hoop dat het lukt om die animo binnen onze school te verbreden, want je krijgt pas echt een lerende cultuur als teamleden weten wie ze zijn en hoe ze zich willen ontwikkelen, en zich zelf eigenaar voelen van hun ontwikkelingplan. In leren omdat het moet heb ik niet veel vertrouwen.’

Het kwaliteitskader vraagt aandacht voor een sterke link tussen de schoolontwikkeling en de professionele ontwikkeling. Terecht, vindt Nieuwenhuis. Schoolontwikkeling heeft alleen kans van slagen als de ontwikkeling van het personeel daarmee in de pas loopt, zowel inhoudelijk als wat het tempo betreft. ‘We hebben wel eens de neiging om teveel te focussen op de schoolontwikkeling en van alles tegelijk te willen, maar de teamleden moeten het wel met elkaar waar kunnen maken. Via een integraal beleid hopen we daar stap voor stap aan te werken.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2010

De Reformatorische School | 1 Pagina's

Opleiden in de school

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2010

De Reformatorische School | 1 Pagina's