Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De decaan brengt heel wat ter sprake

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De decaan brengt heel wat ter sprake

Talenten, competenties, dienen of verdienen en het doorzien van de grote boze buitenwereld

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij (m/v) staat ergens op de grens. De oude Romeinen zouden zeggen: het is Janus, de god van de deur. Met het ene gezicht kijkt hij terug, de middelbare school in. Met het andere gezicht kijkt hij vooruit, in de richting van het vervolgonderwijs. De decaan – want die is het - heeft dus een belangrijke positie, zowel voor de school als voor de leerling. Wat dat allemaal met zich meebrengt, besprak DRS Magazine met drie decanen van het Calvijn College in Goes. Aan tafel de heren H .W. van Eenennaam, decaan onderbouw en vmbo, F. Quist, decaan havo, en drs. L . van Zweden, decaan vwo. Een gesprek over factoren die de keuze bepalen, maar ook over de vraag of de reformatorische school nu het beeld van een boze buitenwereld schept of niet.

Voor de leerlingen is het einde van de middelbare school en de overgang naar werk of vervolgopleiding een echt scharniermoment. Een belangrijk punt dus in hun leven. Welke rol speelt de decaan bij dat scharniermoment?

Van Eenennaam: ‘Een decaan heeft niet alleen een taak in dat scharniermoment. Weliswaar werk je naar dat moment toe, maar er gaat een periode aan vooraf. Je krijgt als decaan allerlei informatie van vakdocenten, leerlingen en vervolgopleidingen. Dan ga je proberen om al die informatie bij de leerling een plekje te geven en hem of haar te begeleiden naar dat scharniermoment toe. Wat past het best bij jou? Zo help je ze een goede keuze te maken, maar uiteindelijk beslist de leerling zelf.’

Van Zweden: ‘Bij havo en vwo-leerlingen zijn we vooral kader scheppend bezig. We proberen een kader aan te geven waarbinnen de leerling tot een verantwoorde keuze komt. Dat begint al in klas 3 bij de lessen profielkeuze. De leerlingen voeren opdrachten uit. Er zijn voorlichtingsbijeenkomsten. Als decaan ben je dan vooral vraagbaak en spiegel voor de leerling, zonder dat je sturend bezig bent.’

Quist: ‘Je zou het ook zo kunnen zeggen: als decaan reiken we de leerlingen een toolbox aan, en waar dingen vastlopen proberen we samen met de leerling een weg te zoeken. Primair heeft die weg te maken met de vraag of een leerling in een goede studierichting of op een goede school terecht komt, maar secundair komen er ook allerlei identiteitsaspecten aan de orde. Je wilt de leerlingen bijvoorbeeld ook iets meegeven rond het op kamers gaan wonen.’

Van Eenennaam: ‘In het vmbo zijn de leerlingen minder zelfstandig, zodat je ze ook minder zelfstandig uit die toolbox kunt laten grijpen.’

Identiteitsaspecten

Hoe komen die identiteitsaspecten in het begeleidingsproces aan de orde?

Van Eenennaam: ‘Om aan te sluiten bij het eerder genoemde voorbeeld: vmbo-leerlingen blijven meestal thuis wonen als ze naar het MBO gaan. Veel van onze leerlingen gaan naar het Hoornbeeck College en kunnen dan heen en weer reizen. Een onderwerp als op kamers wonen komt in de lessen keuzebegeleiding wel aan de orde, maar minder dan op havo en vwo.’

Van Zweden: ‘Bij onze leerlingen komt het zelden voor dat iemand in Rotterdam studeert en nog thuis bij de ouders woont.’

Quist: ‘Het identiteitsaspect is natuurlijk breder dan het op kamers gaan. Het gaat bijvoorbeeld ook over dienen en verdienen. Wat is het doel van arbeid? Hoe ga je om met zondagsarbeid? Kun je in elke sector werk zoeken? Dat soort dingen.’ ‘Er was een leerling die het hotelonderwijs in wilde. Ik noem dan het aspect van zondagsarbeid en zeg: ga gerust kijken bij die opleiding. Meestal komen leerlingen dan terug met de boodschap: het klopt wat jullie zeiden. Dan heb je als decaan een taak om daar met een leerling over te praten en hem of haar duidelijk te maken dat je er geen spijt van zult krijgen als je een offer brengt vanwege je identiteit. Dat vind ik een mooie taak voor een decaan.’

Van Zweden: ‘Je ziet dat ook bij jongens die graag piloot willen worden. Ze denken allemaal dat ze wel bij de MAF terecht zullen komen, maar dat is natuurlijk geen reële gedachte.’

Hoe reageren leerlingen wanneer je als decaan allerlei identiteitsaspecten aan de orde stelt?

Van Zweden: ‘Dat vinden ze heel normaal. Ze zouden het niet logisch vinden als het niet gebeurde.’

Ouders

De collega’s bevestigen dat: deze kant van het decanaat is op een natuurlijke manier ingebed in het geheel van het werk. Vervolgens blijkt in het gesprek dat er ook andere spelers bij het proces betrokken zijn.

Quist: ‘Het moeilijkst was voor mij een leerling die naar de toneelacademie wilde. Vanuit de ouders gaf die keuze geen enkel probleem.’

Hoe verhoudt zich de rol van de decaan tot die van leerling en ouders?

Van Eenennaam: ‘In het verleden haalden de leerlingen een folder met informatie bij de decaan en daarmee gingen ze naar huis. Op die manier kregen de ouders ook hun informatie. Nu gaat een leerling samen met pa achter de pc zitten. De rol van de ouders is daarmee breder en intenser geworden, omdat ze over alle informatie beschikken.’

Quist: ‘Uit onderzoek blijkt dat de rol van een decaan maar een factor van 25 procent is in het keuzeproces…’

Van Eenennaam: ‘Nou, máár 25 procent…’

Quist: ‘Als je alle lijntjes bij elkaar brengt, is je rol als decaan wel cruciaal!’

Van Eenennaam: ‘Een leerling heeft meestal een wat smallere blik op het vervolgonderwijs dan de decaan. Je kunt z’n blik dus verbreden – en ook die van de ouders. Daarvoor zijn er voorlichtingsavonden, nieuwsbrieven, enzovoort.’

Wat willen de ouders weten van de decaan?

Quist, lachend: ‘Wat de studie gaat kosten en hoeveel geld de leerlingen aan studiefinanciering krijgen…’

Van Zweden: ‘Dat valt gelukkig nogal mee, hoewel het wel een aspect is dat op de voorlichtingsbijeenkomsten aan de orde komt.’

Quist: ‘We organiseren in het examenjaar een avond waarvoor alle leerlingen en ouders van de examenklassen uitgenodigd worden. Driekwart komt ook inderdaad. We bespreken de zakelijke dingen van het keuzeproces, maar ook vragen als: op kamers gaan of niet? Wat betekent een studentenvereniging voor studenten en welke keuzes zijn er? Ouders stellen dan ook vragen aan de orde als: heeft het een meerwaarde als mijn kind voor de studie HBO-V naar Ede gaat, of kan Vlissingen ook wel?’

Van Eenennaam: ‘Dat zijn dezelfde vragen die ouders van vmbo-leerlingen stellen. En een deel van de ouders zegt dan: het is beter dat mijn kind die opleiding verpleegkunde op het ROC Zeeland volgt. Daar kun je als decaan geen algemene reactie op geven, want je moet vooral letten op het kind. Ik draag het Hoornbeeck College een warm hart toe, maar je moet allereerst het beste voor het kind zoeken.’

Quist: ‘Waarbij we ons realiseren dat er opleidingen zijn waar het identiteitsaspect wel heel diep verworteld zit: spw, of pabo… Maar bij een studie Management, economie en recht geldt dat minder.’

En door welke aspecten laten de leerlingen zich leiden bij de keuze van een vervolgtraject?

Van Eenennaam: ‘We moeten de invloed van medeleerlingen en vrienden niet onderschatten. Wat wordt er hier op het plein over een opleiding gezegd? Dat is van groot belang.’

Dienen of verdienen?

Kijken ze ook naar een toekomstig inkomen, of naar de kans op een baan na het afronden van de studie?

Van Zweden: ‘Wij horen dat niet zo. Een leerling die vanwege de financiën in de economische sector aan de slag wil, zegt meestal heel algemeen dat hij interesse heeft voor die sector.’

Van Eenennaam: ‘Er zijn overigens wel leerlingen die informeren naar de werkgelegenheid in een bepaalde sector. Dat vind ik heel normaal.’

Quist: ‘Toch vind ik het wel een vraag om over na te denken. Krijgen wij echt te horen wat de diepste beweegredenen zijn? Er zitten heus wel studenten bij bepaalde economische studies die die keuze voor het geld gemaakt hebben. Ik praat in de les over talenten en competenties. Ik stel de vraag aan de orde: gaat het je om dienen of verdienen? Op grond van de reacties durf ik wel te zeggen dat het maar een kleine groep leerlingen is die zich primair door het geld laat leiden.’

Hebben jullie het ook met de leerlingen over roepingsbesef? In het verleden is er wel vanaf de kansel opgeroepen om een pabo-studie te gaan doen, vanwege het docententekort op de christelijke scholen. Veelal werd dat gerelateerd aan het roepingsbesef.

Van Eenennaam: ‘Dan zou je op dit moment de oproep moeten doen voor meer mannen op de pabo…’

Quist: ‘Als het daarover gaat, zitten wij als decanen veel meer op de lijn van de talenten. Als een leerling twijfelt tussen een economische studie of de pabo zeg ik tegen hem: ‘Ga naar beide opleidingen en vergelijk ze goed.’ Als zo iemand dan blijft aarzelen, durf ik wel te zeggen: ‘Het onderwijs kan mensen zoals jij wel gebruiken’, maar ik ga niet op emoties inspelen.’

Oud-leerlingen

Krijgen jullie als decanen wel eens reacties van oud-leerlingen?

Quist: ‘We krijgen ze niet alleen, we vragen er steevast naar!’

Van Zweden: ‘Na een jaar informeren we bij onze oud-leerlingen hoe het ermee staat. Studeer je nog hetzelfde als een jaar geleden? Zo nee, wat dan en waarom ben je gestopt of geswitcht? In dat geval vragen we ook: hadden we daar als Calvijn College een positieve invloed op kunnen hebben? Die vragen komen op de reünie aan het begin van het derde jaar opnieuw aan de orde.’

En wat is de conclusie?

Quist: ‘Bij het veranderen van opleiding spelen vaak externe persoonlijke factoren mee, waar je als school geen grip op hebt. Maar er lijkt ook een verband tussen het switchen en de intensiteit en gemotiveerdheid waarmee een leerling het traject van loopbaanoriëntatie gedaan heeft. Dus een leerling die de kantjes eraf loopt, nauwelijks open dagen bezoekt, enzovoort, loopt een risico.’

Van Eenennaam: ‘Vanuit het MBO krijg ik alle resultaten van onze oudleerlingen op m’n bureau. Er blijken nogal wat leerlingen te switchen, maar de oorzaken daarvan zijn nog niet duidelijk.’

Van Zweden: ‘Daarom stimuleren we enorm dat leerlingen gaan proef studeren. Dan maken ze intensief kennis met een opleiding.’

Van Eenennaam: ‘In het vmbo heeft de stage daarin een enorme meerwaarde. Ook als een leerling concludeert dat een bepaalde richting niets voor hem is, heeft hij een goede stage gehad.’

Boze buitenwereld

Zijn er nog andere reacties van oudleerlingen?

Quist: ‘Ik verbaas me al tien jaar over wat we op reünies horen. Je maakt een praatje over de overstap van het Calvijn College naar een vervolgstudie en er zijn altijd leerlingen die dan zeggen: ‘Jullie hebben ons voorbereid op die grote boze buitenwereld, maar die is er helemaal niet. Iedereen is zo tolerant als wat!’ Wij praten echt niet over ‘die grote boze buitenwereld’, maar bij de lessen toerusting en vorming probeer je de leerlingen wel bij te praten. Hoe leggen we dat uit? De laatste tijd denk ik wel eens: krijgen we hier niet het perspectief van de leerling terug, die opziet tegen de overstap naar een andere ‘wereld’?

Heb je de leerlingen als reformatorische school dan wel scherp genoeg gemaakt?

Van Zweden: ‘De vraag is natuurlijk of ze in de examenklas oud en wijs genoeg zijn om de dingen die ze tegen zullen komen goed in te schatten. Twee jaar later zeggen ze: jullie hebben het wel verteld, maar we waren er niet aan toe.’

Quist: ‘En we moeten beseffen dat een leerling die dat teruggeeft zelf nog een student in beweging is. Een oud-leerling vertelde me: ‘Ik vond het wel prettig dat er niet meer over het rokje gepraat werd. Een paar jaar later kwam ik er achter dat de mensen om me heen niets vragen, omdat ik zelf het gesprek niet aanga. Ik had niet door dat juist die tolerantie van de wereld gevaarlijk is. De omgeving is namelijk helemaal niet tolerant als je zegt: er is maar één Weg. Het is wel degelijk een boze buitenwereld, maar we doorzien dat niet altijd!’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2010

De Reformatorische School | 40 Pagina's

De decaan brengt heel wat ter sprake

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2010

De Reformatorische School | 40 Pagina's