Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Het vrije spel wordt veronachtzaamd’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Het vrije spel wordt veronachtzaamd’

Niet te snel met leesonderwijs beginnen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een themanummer over lezen mag een artikel over de taalontwikkeling van kinderen niet ontbreken. De Minister van Onderwijs is erg geïnteresseerd in taalachterstand bij jonge kinderen. Inspecties willen scores zien en scholen toetsen wat af. Vanaf groep 1 krijgen kleuters al een taaltoets voorgelegd. Prof. dr. S.M. Goorhuis, Bijzonder Hoogleraar Spraak- en taalstoornissen aan de Rijksuniversiteit Groningen verzet zich tegen deze verschoolsing van het kleuterleven en pleit voor meer spel bij jonge kinderen.

Professor Goorhuis maakt zich zorgen over de manier waarop er gekeken wordt naar de ontwikkeling van kinderen. ‘Het gaat niet alleen om de taalontwikkeling of de cognitieve prestaties. Het gaat om het hele kind. Kijk of een kind in balans is en neem alle ontwikkelingsaspecten mee. De huidige tendens om vooral te focussen op die cognitieve vaardigheden is gewoon niet goed. Een kind ontwikkelt zich, zeker in de eerste jaren, met een enorme spreiding in ontwikkeling.‘

‘Kijk, ik zal het laten zien.’ Mevrouw Goorhuis slaat een boek open met daarin een grafiek over de ontwikkeling van het jonge kind en zegt: ‘Je ziet het hier uitgewerkt. Een kind is heel snel, gemiddeld of langzaam, maar het volgt zijn eigen ontwikkeling. Er wordt te weinig rekening gehouden met het feit dat de eerste taalontwikkeling onderdeel is van, zoals ik dat noem, de “hardware”. Lezen en schrijven is het software-pakket, wat je later moet implementeren. En dat idee is weg.’

Taalontwikkeling

‘In het huidige schoolbeleid wordt taalontwikkeling gelijkgesteld aan leren lezen. Dat zijn echter twee onafhankelijke processen. Eerst moet het hele spraakvermogen zich activeren, dat gebeurt in de eerste zes levensjaren. Pas in groep 2 kunnen kinderen alle klanken in de taal goed uitspreken en kunnen ze een verhaaltje logisch opbouwen. En daar moet je op wachten.

De taalontwikkeling moet je stimuleren door voor te lezen, te rijmen, door zingen. Maar niet door met letters bezig te zijn. Dat is een heel ander proces. Kinderen herkennen dat ook niet als letters. Let maar eens op. Kleuters zeggen dan: ‘Dat is mijn letter, of dat is oma’s letter.’ Maar ze kunnen nog niet bedenken dat die letter ook los van die persoon kan bestaan. Die letters zijn voor kinderen tekeningetjes die ze natekenen, het heeft dus niks met lezen te maken.’

Volgens prof. Goorhuis zijn we zo in de war dat wij niet snappen dat het moet gaan over de brede taalontwikkeling. ‘Eerst moeten kinderen zich leren uitdrukken in zinnen, ze moeten belevenissen kunnen vertellen. Dit pakket moeten ze beheersen voordat ze aan lezen kunnen beginnen.

Aan het einde van groep 2 kun je kinderen dan toetsen of alle basisvaardigheden aanwezig zijn.’

Leren lezen

Vanaf groep 3 zijn kinderen ‘rijp’ om te leren lezen. Professor Goorhuis legt uit waarom dán. ‘De kleuterperiode is de periode waarin kinderen langzamerhand loskomen van dat hele egocentrische denken en naar een meer objectieve wereld groeien. Zowel de taalontwikkeling als de cognitie moet tot een bepaalde hoogte gegroeid zijn. Daarom zijn kinderen in groep 3 aan leren lezen toe.’

Hoe leren ze lezen? ‘Door leeskilometers te maken,’aldus Goorhuis. ‘Ze willen graag, ze vinden het enorm interessant. In deze periode kunnen ze hun aandacht ergens bij houden. Ze ontwikkelen die cognitie. Ze hebben alsmaar verhalen gehoord in de voorgaande periode, ze hebben verbeeldingskracht en ze willen nu zelf leren lezen. Daar moet je gebruik van maken.’

Goede methode

Professor Goorhuis heeft niet een bepaalde voorkeur voor een methode. ‘Ik denk dat de globaalmethode op zichzelf een goede methode is. Veel methodes zijn goed. Het maakt volgens mij niet zoveel uit. Maar wel dat je als leerkracht de tegenwoordigheid van geest hebt om, als een methode niet werkt bij een kind, niet meteen te roepen: ‘Die is dyslectisch,’ maar eerst een andere methode te gaan proberen. Zorg voor meerdere methodes in de kast.

Vastgelopen kinderen

In de kliniek voor spraak-taalontwikkeling, waar prof. Goorhuis werkzaam is, komen steeds meer kinderen die vastgelopen zijn in het VVE-beleid (Voor- en Vroegschoolse Educatiebeleid). Mevrouw Goorhuis geeft het volgende voorbeeld. ‘Jonathan, vier jaar oud, kent zijn letters niet. Volgens de juf is er iets mis met hem. Jonathan wordt onzeker van de juf en gaat z’n mond houden. Dan komt Jonathan naar onze kliniek omdat hij selectief mutisme zou hebben. Dat heeft hij niet. Jonathan is heel verstandig, hij houdt zijn mond tegen een juf die veel te moeilijk voor hem is. En als wij dan uitleggen aan de juf dat Jonathan nog niet aan die letters toe is en zij dat niet toegeeft, adviseren wij de ouders een andere school te zoeken.’

‘Het stemt me treurig. De minister vindt dat de lat hoger moet. Dan vraag ik me af: Welke lat? Je moet kinderen hun kindertijd gunnen. In die kindertijd gebeurt er zo veel. En dat wordt niet gezien. Wij zijn in de periode van 0 tot 6 jaar meer biologie dan educatie. Dat zie je. Alle baby’s bewegen op dezelfde manier, maar je ziet tussen kinderen van zes maanden al enorme verschillen in bewegingspatronen. Dat herkennen we allemaal wel. En op het moment dat de kinderopvang begint en de kinderen naar peuter- en kleutergroepen gaan, moet het opeens een eenheidsworst worden. Tot zes jaar moeten ze de tijd hebben om hun motoriek te ontwikkelen, hun taal, hun aandacht en - héél belangrijk- , sociaal-emotioneel stevig op hun benen te staan.’

Taalachterstand

‘Een kind heeft een taalachterstand als hij minder doet dan 90 % van zijn leeftijdsgenootjes. Dat is de E-CITO score. De CITO echter legt bij vijftig procent de norm. Bij CITO is B en C al niet meer goed.

Orthopedagogiekstudenten van de RUG hebben een kleine pilot uitgevoerd op basisscholen hoe scholen omgaan met de CITO -score. De studenten vroegen leerkrachten naar de kennis van die score. Onthutst vernamen wij dat kleuters met een A score extra aandacht kregen omdat ze excellent waren. De kinderen met een B score kregen extra aandacht omdat ze geen A score hadden. De kinderen met een C score kregen extra aandacht om er toch een B van te maken. Om over de D en E score maar te zwijgen. Die extra aandacht die vooral op letters is gericht, gaat ten koste van het vrije spel, verhalen vertellen en voorlezen.‘

Prof. Goorhuis geeft aan dat er minimum spreeknormen zijn ontwikkeld. ‘Als een kind daar niet aan voldoet heeft het vermoedelijk een taalprobleem. Een taalachterstand kun je niet met een CITO toets meten. De logopedist kan dit wel meten met behulp van onder meer de Schlichtingtest voor taalbegrip en taalproductie. Daarnaast moet ook onderzocht worden of er iets is waarom het kind niet goed spreekt. Een kind dat niet voldoet aan die minimum spreeknormen heeft recht om een keer onderzocht te worden door een multidisciplinair onderzoeksteam. Waarbij niet alleen de arts kijkt, maar ook de psycholoog, de logopedist en de gehoordeskundige.’

Tweetaligheid

Hoe zit het eigenlijk met kinderen die tweetalig worden opgevoed? Prof. Goorhuis: ‘Geen enkel probleem. Daar hebben we onderzoek naar gedaan in Groningen en Rotterdam en dan blijkt dat 44% van de allochtone kinderen met onvoldoende kennis van het Nederlands groep 1 binnen komt. Na een jaar hebben zij dat ingehaald. Als je ze maar onderdompelt in het Nederlands. Of je nu één- of tweetalig wordt opgevoed maakt voor de neurobiologische ontwikkeling niet uit. Het enige waaraan tweetaligheid gebonden moet zijn is dat voor het kind duidelijk moet zijn welke persoon welke taal spreekt en op welk moment van de dag. Dus plaats, tijd en situatie. Dat geldt ook voor kinderen die dialect spreken.’

Advies aan leerkrachten

Professor Goorhuis benadrukt nog een keer de waarde van het vrije spel. ’Ik vind het zo jammer dat we het vrije spel bij jonge kinderen zo veronachtzamen. Kinderen leren het meeste in hun eigen vrije spel. Het intrinsieke spel, dat uit henzelf voortkomt. Leerkrachten moeten het verschil kennen tussen de wijze van leren van kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 en na die 6 jaar. Hou oog voor de eigen ontwikkeling van peuters en kleuters. In de kleuterperiode wordt het fundament gelegd voor de hele persoonlijkheidsontwikkeling. Daarom pleit ik ook voor een differentiatie op de PA BO. De specialisatie voor het jonge kind is ongelooflijk belangrijk.’


Biografie

Prof. dr. Sieneke M. Goorhuis-Brouwer (1946) studeerde orthopedagogiek aan de Rijksuniversiteit van Groningen en volgde tegelijkertijd de opleiding logopedieakoepedie. In 1988 promoveerde zij op diagnostische dilemma’s bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen en onderzocht ze de pedagogische implicaties van dit probleem.

1991 - Hoofddocent bij de Faculteit de Medische Wetenschappen.

1999 - Bijzonder hoogleraar Spraak-en Taalstoornissen bij kinderen (RUG). In 2003 ontving zij een hoge koninklijke onderscheiding, Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, voor haar meer dan gewone inzet voor de belangen voor kinderen met spraak-taalstoornissen.

website: www. sienekegoorhuis.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2011

De Reformatorische School | 40 Pagina's

‘Het vrije spel wordt veronachtzaamd’

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2011

De Reformatorische School | 40 Pagina's