Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Adoptiealertheid van leerkracht helpt enorm

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Adoptiealertheid van leerkracht helpt enorm

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Adoptiekinderen hebben in de basisschoolperiode vaker leer- en gedragsproblemen dan leeftijdsgenootjes. Ze vertonen relatief vaak druk of overactief gedrag en kunnen zich op school soms moeilijk concentreren (Juffer, 2010). Dit kan een gevolg zijn van vroegere ondervoeding, trauma en verwaarlozing. De kunst voor de leerkracht, intern begeleider, remedial teacher of gedragspecialist is te herkennen of een probleem met de adoptie te maken heeft. Want zo ja, met de juiste aanpak kunnen adoptiekinderen wel goed functioneren op school. Juist deze, soms kwetsbare leerlingen zijn erg geholpen met adoptiealertheid van de leerkracht en zijn collegas.

Van de kinderen die in Nederland worden geadopteerd, is meer dan de helft tussen de twee en de zes jaar oud. Dat betekent dat het kind na aankomst vrij snel naar school gaat. Scholen merken dat en kloppen dan ook steeds vaker met consultatievragen aan bij Stichting Adoptievoorzieningen, de organisatie die voorlichting en nazorg bij adoptie biedt. Verreweg de meeste vragen gaan over de relatie tussen (leer/gedrags)problemen op school en de voorgeschiedenis van de leerling.

Voorgeschiedenis

Meerdere factoren in de voorgeschiedenis kunnen een rol spelen. De leeftijd waarop een kind geadopteerd wordt, blijkt niet van doorslaggevende betekenis te zijn. Een baby die een aantal keren gescheiden is van zijn verzorgers en in een kindertehuis geen persoonlijke zorg en aandacht kreeg, kan op latere leeftijd meer last hebben van de gevolgen van zijn voorgeschiedenis dan een kind van vier jaar dat direct na geboorte afgestaan is en voor de periode voor adoptie in een veilig pleeggezin woonde. Belangrijk is dat de voorgeschiedenis zich uitstrekt tot de prenatale periode. De ontwikkeling van een foetus kan verstoord zijn doordat de moeder alcohol dronk en/of aan forse stress bloot stond tijdens de zwangerschap. Om emoties en gedrag van een kind te kunnen begrijpen, is het belangrijk om op hoofdlijnen te weten met wie en onder welke omstandigheden het heeft geleefd. Een kind dat in groepsverband op straat leefde en daar leerde overleven, kan moeite hebben met het aangaan van een intieme band met volwassenen. Voor een kind dat altijd voor zichzelf moest opkomen zal het lastig zijn om scharen en plakselpotjes te delen met anderen. Een hand opsteken als je het antwoord weet, de plasketting pakken, kleuren; het zijn gedragingen die voor kinderen die op latere leeftijd geadopteerd worden niet vanzelfsprekend zijn. Van sommige kinderen zijn grote delen van de voorgeschiedenis bekend, van andere kinderen bijna niets.

Geen gewoon gezin

Een adoptiegezin is geen gewoon gezin. Voorafgaand aan de adoptie hebben zowel de ouders als het kind verlieservaringen meegemaakt. De meeste adoptieouders zijn ongewenst kinderloos. De kinderen zijn gescheiden van hun biologische familie. Ze hebben in een tehuis en/of pleeggezin geleefd. Kinderen in tehuizen bijvoorbeeld ontwikkelen door gebrek aan voldoende steun en bescherming vaak onveilige gehechtheidsrelaties. De overgang naar een andere cultuur, een nieuwe omgeving en een gezinssituatie heeft grote impact. Kind, ouders en eventuele broertjes en zusjes moeten in de eerste jaren aan elkaar wennen en een hechtingsband met elkaar opbouwen.

Gehechtheid

Gehechtheid is een duurzame, emotionele en wederzijdse band tussen opvoeder en kind. Het opbouwen van zo’n band is een intensief proces en er is geen tijdspad voor te geven. Uit wetenschappelijk onderzoek (Juffer, 1993, 1995 e.a., Thoomes-Vreugdenhill, 2006) is gebleken dat onveilig gehechte kinderen toch veilige gehechtheidsrelaties kunnen opbouwen als hun adoptieouders zorgen voor positieve gehechtheidservaringen. Daarom werken adoptieouders eerst aan het opbouwen van een hechte band. Ze houden in de eerste fase hun kind dichtbij zichzelf en maken de leefwereld klein. Het kind kan gaan voelen dat hij echt bij zijn nieuwe ouders thuis hoort. Door het herstel van vertrouwen ontwikkelt het kind zelfvertrouwen. Veilige gehechtheid is een stevige basis voor de sociaal-emotionele, cognitieve en fysieke ontwikkeling. Het is van belang voor groei en de ontwikkeling en van de hersenen.

Overlevingsgedrag

Adoptiekinderen hebben in hun geboorteland weinig persoonlijke zorg en aandacht gekregen. Hierdoor hebben ze gedrag ontwikkeld om te kunnen overleven. Bijvoorbeeld clownesk gedrag om aandacht te krijgen. Of zich overal mee bemoeien. Met dit gedrag heeft het kind zijn tehuisperiode overleefd. Na de adoptie verdwijnt dit gedrag niet vanzelf. Soms hebben ouders en leerkrachten adoptiespecifieke hulp en psycho-educatie nodig om het gedrag van het kind te begrijpen en het kind te helpen om anders te gaan reageren.

Herstellen en inhalen

Veel kinderen komen in het adoptiegezin met een ontwikkelingsachterstand. Vaak is het mogelijk deze in te halen, maar dat gaat niet vanzelf. (Stams, Juffer & van IJzendoorn, 2003). Herstellen en inhalen kan in principe met opvoeders die gevoelig zijn voor de hechtingssignalen van het kind en hier passend op reageren. Als het kind zich veilig(er) voelt, zal het gaan herstellen en zijn ontwikkelingsachterstand gaan inhalen. Het kind kan in dat proces gedrag gaan vertonen dat niet (meer) bij zijn leeftijd past. Een kind van vier jaar wil dan bijvoorbeeld weer gedragen worden. Of een kind van zeven wil spelen dat hij onder de trui van zijn adoptiemoeder opnieuw geboren wordt. Dat vraagt begrip en adoptiespecifiek opvoeden van de ouders. Het vraagt van de leerkracht om nauwkeurig aan te sluiten bij de hulpvraag en de onderwijsbehoefte van de leerling, zodat de leerling zich veilig(er) voelt en een inhaalslag kan gaan maken. De uitgangspunten van het handelingsgericht werken (HGW) zijn juist voor adoptiekinderen van grote betekenis. Voor meer informatie over de uitgangspunten van HGW zie JSW 7, maart 2010.

Druk, stil of bang

Hechtingsproblemen zijn vaak lastig te herkennen. Zij uiten zich op verschillende manieren. Faalangst, klampend, teruggetrokken of te vrij gedrag van adoptiekinderen houdt vaak verband met een (nog)onveilige gehechtheid. De kinderen missen een stevig gevoel van eigenwaarde, een gevoel van ‘ik ben goed zoals ik ben’. Adoptie-onderzoek (Juffer, 1993) toont aan dat er bij 70 procent van de Nederlandse gezinnen sprake is van een veilige gehechtheidsrelatie. In ‘gewone’ gezinnen is er dus ook sprake van onveilige gehechtheid, bijvoorbeeld door prematuriteit of een langdurige ziekenhuisopname. Bij pleegkinderen kan vergelijkbare problematiek spelen.

Signaalgedrag

Voor adoptiekinderen is het belangrijk dat de basisschool net als thuis een veilige plek wordt waar ze mogen zijn zoals ze zijn. Het is belangrijk dat een leerkracht adoptiealert is, dat wil zeggen dat hij observeert en signaleert als de leerling:

• zich aan de leerkracht vastklampt of deze juist vermijdt

• snel uit balans is, prikkelbaar is of faalangst heeft

• vaak de clown uithangt of zich ongeremd gedraagt

• steeds met onbekenden nadrukkelijk of ongepast contact maakt

• wantrouwen naar volwassenen toont en/of het gezag van de leerkracht niet accepteert

• vaak zelf de controle of de regie wil houden

• geen echte vriendjes heeft

Als iedere leerkracht tenminste over deze kennis beschikt, draagt dit bij aan de vroegtijdige signalering van hechtingsproblematiek. Een onveilige gehechtheidsrelatie heeft effect op de gehele sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals de basisstemming, het zelfbeeld, de gewetensontwikkeling, contact met andere kinderen en de leerkracht. Daarnaast is er vaak sprake van een matige werkhouding. Het signaal dat het kind afgeeft is: ik voel me onveilig en onzeker. Het is belangrijk dat een leerkracht signaalgedrag herkent en in zijn handelen nauwkeurig probeert af te stemmen op onderwijsbehoefte van de leerling. Soms is de adoptiespecifieke kennis en vaardigheden ontoereikend en is het nodig dat de school zich laat ondersteunen door een adoptiedeskundige. Zo kunnen ernstiger problemen worden voorkomen. Juist in de eerste jaren na adoptie kan er nog heel veel hersteld worden.

Starten op school

Het plaatsen van een adoptiekind vraagt maatwerk en overleg tussen school en ouders. Een leerplichtambtenaar wordt betrokken indien het kind ouder is dan 5 jaar en vrijstellingsuren nodig heeft. Desgewenst kan er ook preventief adoptienazorg worden ingeschakeld. Een start met bijvoorbeeld halve schooldagen en een rustig, opbouwend wenschema is bijna altijd gewenst. Bij het intakegesprek op school is het zinvol om adoptiealerte onderwerpen op hoofdlijnen te bespreken om een reële inschatting te maken van de onderwijsbehoefte van het kind.

Adoptiekinderen kunnen herstellen

wanneer ze weer (of voor het eerst) gaan ervaren dat betrouwbare volwassenen hun spanning, emoties en vraagstukken kunnen helpen oplossen. In de klas is het belangrijk dat de leerkracht niet probeert problemen of emoties te voorkomen of te laten oplopen, maar de leerling expliciet laat merken dat hij wordt gezien en geholpen. Dit kan de leerkracht doen door in relationeel opzicht het kind te steunen, mee te leven, duidelijk te zijn en perspectief te bieden.


Aanpak en tips:

1. Ontvang en benoem gevoelens en gedrag. Als de leerling hoort dat boos, blij, bang of verdrietig zijn mag, voelt het zich begrepen.

• “Je wilt het graag goed doen en dan lukt het toch net niet. Ik begrijp dat je daar boos van wordt.”

• “Yin je straalt helemaal, dat vind ik fijn om te zien.”

• “Ama, je denkt dat de sommen te moeilijk zijn. Misschien is dat ook wel zo. Leren doen we door het te proberen. Je mag hier fouten maken.”

2. Maak positief contact

• Zorg voor oogcontact en een vriendelijke, positieve grondhouding

• Help het kind met het herstellen wat niet goed ging

3. Klasse-management overdenkingen

• zorg voor een heldere structuur en een dagprogramma

• persoonlijke begroeting bij binnenkomst en vertrek

• check of instructie begrepen is en biedt hulp bij opstarten indien nodig

• duidelijke aanwezigheid van de leerkracht

• indien nodig: time-out in de klas

• binnen de structuur (beperkte) keuzemogelijkheden geven

• visuele ondersteuning (pictogrammen, klok, dagplanning)

• overgangsmomenten van te voren aankondigen

Adoptiealerte onderwerpen

• Hoofdlijnen in de voorgeschiedenis van het kind? Feit of vermoeden?

• Heeft het kind een ontwikkelingsachterstand en/of een medisch probleem?

• Is het kind eerder op een school of dagverblijf in het land van herkomst geweest?

• Hoe verloopt het hechtingsproces? Kan het kind zijn emoties reguleren?

• Hoe beleeft het kind zijn of haar adoptie? Heeft het kind gevoelens van verdriet en gemis die samenhangen met de adoptie?

• Is er contact met de biologische familie of anderen in het land van herkomst?


Marion van Olst,
Pedagoog en leidinggevende bij Stichting Adoptievoorzieningen.


Dit artikel van de hand van Marion van Olst is eerder gepubliceerd in JSW en is met toestemming van de uitgever en de auteur opgenomen in dit themakatern over adoptie.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Adoptiealertheid van leerkracht helpt enorm

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

De Reformatorische School | 40 Pagina's