Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar komt taal vandaan?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar komt taal vandaan?

David Peeters: ‘Immigranten spreken twee talen en hebben daarmee een taalvoorsprong’

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

David Peeters werkt in het Donders Instituut in Nijmegen. In dit universitaire onderzoekscentrum wordt onderzoek gedaan naar hersenen, cognitie en gedrag. Peeters analyseert daar de relatie tussen taal, communicatie en de hersenen. Een interessant gebied, want hoe werkt taal nu precies? De taalgebieden liggen zelfs binnen één persoon verspreid door de hersenen.

Het gebouw ademt de sfeer van een ziekenhuis: lange gangen en een heuse wachtkamer.
Hier werkt PhD-student David Peeters (1987). Tijdens zijn bachelor Communicatie- en Informatiewetenschappen werd hij geïnteresseerd in de relatie tussen taal en hersenen. Hij volgde de master Cognitieve Neurowetenschappen en deed in Frankrijk onderzoek naar meertaligheid. Op dit moment promoveert hij op de relatie tussen taal, communicatie en de hersenen.

Het begint al tijdens de zwangerschap
Jonge kinderen leren schijnbaar moeiteloos een taal, hoe komt dat? Peeters: ‘Het leren van een taal is een langdurig proces dat tijdens het leven eigenlijk nooit ophoudt. Het begint al voordat een kind geboren wordt. Omdat het gehoor tijdens de zwangerschap wordt ontwikkeld, kan het kind in de buik bepaalde klanken opvangen. Zo raakt hij of zij vóór de geboorte al gewend aan de moedertaal. Als het kind geboren is, begint het daadwerkelijke taalproces. Het is natuurlijk een interessante vraag hoe dit gebeurt, maar een eenduidig antwoord hierop ontbreekt. Het leren van een taal heeft in ieder geval te maken met de input die een kind krijgt. In het begin zullen vooral de ouders tegen het kind praten, later worden dat leeftijdsgenoten en daarna bijvoorbeeld docenten. Er bestaan verschillende theorieën over de manier waarop het kind de taal leert. Bijvoorbeeld de gedachte dat hij of zij zich langzaam maar zeker gaat realiseren wat de grens is tussen verschillende woorden. Wijsbewegingen spelen ook een grote rol. Wanneer ouders in verschillende contexten het woordje ‘bal’ zeggen en naar een rond object wijzen, zal het kind automatisch een verband leggen en het woord gaan herkennen. Langzaam maar zeker wordt op die manier de woordenschat uitgebreid.’

Late prater?
Toch komt het voor dat er grote verschillen tussen kinderen ontstaan.
Peeters: ‘Het ene kind begint inderdaad rond de eerste verjaardag de eerste woorden te zeggen, terwijl het andere kind dit al na acht maanden of pas rond de tweede verjaardag doet. Deze verschillen zijn echter niet altijd terug te leiden tot bepaalde oorzaken. Wanneer een kind voldoende input krijgt, bijvoorbeeld door praten of voorlezen, leert het waarschijnlijk sneller. Maar dat neemt niet weg dat je ook gevallen hebt die met goede input en een normale intelligentie pas later beginnen te praten. Ook dan komt het vaak helemaal goed. Het gerucht gaat dat Einstein pas op zijn derde verjaardag zijn eerste woorden sprak. Het hoeft dus niet altijd iets te betekenen.’

Talenknobbel?!
Mensen met een talenknobbel hebben vaak een groot taalgevoel of spreken moeiteloos verschillende talen. Maar bestaat er werkelijk een talenknobbel en waar komt deze term vandaan? Peeters: ‘Dat is een vraag die vaak wordt gesteld. Het idee van een talenknobbel komt uit de frenologie, een wetenschappelijke stroming uit het einde van de achttiende eeuw. Wetenschappers waren van mening dat je aan de vorm van het hoofd kon zien waar iemand goed in was. Er werd verondersteld dat het verantwoordelijke hersengebied groter was dan de andere gebieden en naar buiten zou kunnen uitzetten, waardoor er een soort knobbel zichtbaar zou zijn. Men dacht bijvoorbeeld dat het taalgebied achter de ogen zat. De bedenker van deze theorie had blijkbaar een paar kennissen die goed waren in taal, maar die ook wat last hadden van uitpuilende ogen. In de frenologie bestonden een stuk of dertig van deze knobbels, allemaal op een andere plek. Sinds het begin van de negentiende eeuw is er echter veel veranderd. Men deed bijvoorbeeld onderzoek naar patiënten met afasie (een taalstoornis als gevolg van hersenletsel) door na het overlijden de schedel te lichten en de hersenen te bekijken. Vandaag de dag kan dat gelukkig door middel van een MRI-scanner. Tijdens deze onderzoeken verrichten de proefpersonen een bepaalde taak die met taal te maken heeft, zoals het lezen van woorden of het benoemen van plaatjes. Op die manier kun je zien waar in de hersenen op dat moment activiteit is en op basis daarvan is af te leiden welke gebieden belangrijk zijn voor taal.’

Taalgebieden in hersenen
De taalgebieden liggen niet bij iedereen op dezelfde plek. Peeters: ‘Door middel van onderzoek is gebleken dat de taalgebieden zelfs binnen één persoon erg verspreid door de hersenen liggen. Taal is een heel breed concept en bestaat bijvoorbeeld uit klanken, letters of betekenis. Verschillende gebieden in de hersenen hebben allen één of meerdere specialisaties. Er zijn echter wel bepaalde gebieden die bijna altijd oplichten als de hersenen worden gescand tijdens het doen van een taak die iets met taal te maken heeft. Een belangrijk deel is het gebied van Broca, dat zich aan de linker voorkant van de schedel bevindt. Broca was een negentiende-eeuwse arts en wetenschapper die in aanraking kwam met een patiënt die slechts één lettergreep produceerde: ‘tan’. Toen de patiënt overleed, onderzocht Broca waar in de hersenen het probleem zat en stuitte op een gat in het naar hem genoemde gebied. De hersenen van deze patiënt zijn nu nog te bezichtigen in een museum in Parijs. Het gebied van Broca blijkt inderdaad heel belangrijk bij het spreken van taal. Als iemand precies in dit deel een hersenbloeding krijgt, zal hij of zij in negen van de tien gevallen heel moeilijk kunnen spreken.’

Taalachterstand
Taalachterstand is een groot probleem dat door de overheid op verschillende manieren wordt aangepakt, bijvoorbeeld via voor- en vroegschoolse educatie. Peeters bekijkt het echter op een heel andere manier. ‘Taalachterstand is een brede definitie. Je kunt van een achterstand spreken als iemand achterloopt op een bepaald gemiddelde, maar er bestaan, zoals ik eerder aangaf, grote individuele verschillen. Het is dan ook de vraag hoe erg het is als kinderen op een bepaalde leeftijd iets niet doen. Er is een verschil tussen een taalachterstand en een taalstoornis. Als er een stoornis wordt geconstateerd, is het goed om er zo snel mogelijk bij te zijn, maar als iemand een lichte achterstand heeft, is er vaak niet zo veel aan de hand. In de politiek wordt taalachterstand vooral gekoppeld aan immigranten die in de thuissituatie hun moedertaal spreken. Ik bekijk het liever op een positieve manier: deze mensen hebben de mogelijkheid om tweetalig te leren spreken. Ze hebben misschien een achterstand in het Nederlands, maar ze spreken twee talen en hebben op die manier juist een taalvoorsprong. Hoewel het natuurlijk van belang is dat deze mensen goed Nederlands leren, beschouw ik hun meertaligheid liever als iets positiefs.’

Tweetalige opvoeding
Veel scholen zien het belang van tweetalig onderwijs en proberen dit uit te breiden en te ontwikkelen. Hoewel Peeters dit als een positieve ontwikkeling beschouwt, lijkt hij nog sterker te pleiten voor een tweetalige opvoeding. ‘Meertaligheid leidt tot een betere communicatie met verschillende mensen in de wereld. Wat dat betreft zie ik dat tweelig onderwijs grote voordelen biedt. Maar hoe vroeger je met een taal begint, hoe beter je erin kunt worden. Een interessante bijkomstigheid is dat wanneer je vaak moet switchen tussen twee talen, je beter wordt in het schakelen tussen niettalige handelingen. Ook het focussen op één ding gaat beter, omdat meertaligen zich in sommige situaties expliciet in één taal moeten uitdrukken en zich alleen op die taal moeten richten. Kinderen die tweetalig zijn opgevoed, zijn overigens wel iets langzamer in beide talen dan kinderen met een eentalige opvoeding. Het gaat echter om zulke milliseconden, dat dat eigenlijk in de praktijk vaak niet eens opvalt.’

Tweede taal aanleren
‘Bij het aanleren van taal wordt vaak de focus gelegd op het leren van woordenlijsten en grammaticaregels,’ vertelt Peeters. ‘Het blijkt echter dat veel van deze woorden nauwelijks terugkomen als je de taal in het buitenland gaat gebruiken. In deze tijd wordt, veel meer dan vroeger, de nadruk gelegd op interactie. Dat vind ik een goede ontwikkeling. Interactie met een native speaker lijkt mij vervolgens het beste, omdat je dan ook niet de kans krijgt in je moedertaal te communiceren. Als ik nu een taal zou moeten leren waar ik niets vanaf weet, bijvoorbeeld het Turks, zou ik mezelf de grammaticaregels in Nederland eigen maken en me dan onderdompelen in Turkije. In de cultuur zelf leer je een taal toch het beste.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Waar komt taal vandaan?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2013

De Reformatorische School | 52 Pagina's