Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Identiteit in het héle curriculum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Identiteit in het héle curriculum

Dick Janse: ‘Niet alleen de leerkracht, maar ook de vakinhouden zijn belangrijk’

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Identiteit heeft alles te maken met vakinhoud. Daarvan is Dick Janse, docent biologie en schoolopleider op het Wartburg College, locatie Guido de Brès, overtuigd. Hij onderzoekt op welke manier de christelijke identiteit wordt verwoord en gepraktiseerd in het curriculum op zijn school. Wat houdt zijn onderzoek in en wat zijn de eerste resultaten?

Hoewel Janse het onderzoek naar identiteit in de vakken in opdracht van het lectoraat Christelijk leraarschap uitvoert, is hij zelf ook zeer betrokken op het onderwerp. ‘Vaak wordt de christelijke identiteit alleen verbonden met de persoon voor de klas. Ik denk dat die inderdaad een belangrijke rol speelt, maar daarnaast heeft identiteit ook alles te maken met het curriculum: datgene wat een school aan vakinhoud aanbiedt. Wat geef je de leerlingen mee en hoe leer je ze kijken? Welke keuzes maak je en in hoeverre kan de christelijke identiteit een meerwaarde bieden?’

Opzet
Voor het onderzoek houdt Janse een aantal interviews met sectieleiders en docenten op locatie Guido de Brès. ‘Om het behapbaar te houden, richt ik me alleen op de exacte vakken. Ik onderzoek vier aspecten: Wat staat er in de beleidsdocumenten over identiteit en welke verwachtingen worden er richting docenten neergelegd? Op welke wijze geven de secties zelf handen en voeten aan identiteit binnen hun vak? Welke koppeling maken secties tussen de beleidsdoelstellingen van de school en de lespraktijk? Welke wensen zijn er vanuit de secties zelf wat betreft het doorvoeren van identiteit in het curriculum?’

Eerste resultaten
Hoewel Janse op dit moment druk bezig is met het verwerken van de interviews, kan hij op basis van de gesprekken al wel het een en ander opmerken. ‘Het grappige is dat docenten wat betreft identiteit in hun lessen altijd beginnen met hun eigen persoon. Ze nemen dan de dagopening als voorbeeld of noemen “gouden momenten”, momenten waarop je een dieper contact met de leerlingen hebt. Maar als je verder vraagt, hoor je dat identiteit toch ook in de vakinhoud terugkomt. Als het gaat om complexe of mooie dingen binnen het vak, verwijzen docenten vaak naar de Schepper Die het gemaakt heeft. Ik merk ook dat er binnen de vakken wordt nagedacht over vakoverstijgende projecten, bijvoorbeeld rondom geloof en wetenschap. Docenten en leerlingen gaan dan in gesprek, bijvoorbeeld naar aanleiding van een uitspraak van Midas Dekkers, waarin het christelijk geloof stevig aangevallen wordt. Of leerlingen krijgen een extra stukje geschiedenis, waarin ze geconfronteerd worden met verschillende zienswijzen.’

Te weinig tijd
Toch ondervinden docenten ook problemen als ze extra aandacht willen besteden aan identiteit in de les. ‘Dat heeft onder andere te maken met tijd. Veel docenten vragen zich af waar ze de tijd vandaan moeten halen. Het schooljaar is een soort schip dat een jaar doorvaart en dat je moet bijhouden. Dat betekent: op tijd repetities geven en leerlingen helpen met hun overgang naar het volgende jaar. Die tijdsdruk gaat vaak ten koste van de extra diepgang binnen het vak. Aan het begin van dit schooljaar hebben de secties op de Guido een leerplan geschreven. Alle leerplannen beginnen netjes met een stuk over de identiteit, maar vervolgens komt dat in het verdere plan weinig aan de orde. De sectie biologie heeft geprobeerd dat op te lossen door iedere docent voor elke sectievergadering te laten opschrijven op welke momenten identiteit in zijn lessen heel bewust of heel toevallig aan de orde is gekomen. We leggen de uitkomsten tijdens de vergadering aan elkaar voor en dat werkt heel inspirerend.’

Verlegenheid
Het tweede probleem waar docenten tegenaan lopen noemt Janse ‘verlegenheid’. ‘Ik merk onder de docenten een bepaalde verlegenheid wat betreft geloof en hun vakgebied. Veel mensen in onze kringen vinden het moeilijk om een link te leggen tussen het geloof en de werkelijkheid, omdat het geloof zo hoog en heilig is. Docenten zijn bang dat, wanneer ze de Bijbel erbij betrekken, het geforceerd overkomt. Dat kan, maar dat hoeft niet. De Bijbel is net zo breed als het gewone leven. Neem bijvoorbeeld het begrip “tijd”. Stel dat de methode steeds zegt: tijd is geld. Wat krijgen de leerlingen daarvan mee? Een armoedige, economische kijk op tijd, want tijd is veel meer dan dat. Als wij binnen ons onderwijs iets extra’s doen met tijd, wordt de rijkdom van tijd veel breder. God kan aanwezig zijn zonder dat Zijn Naam genoemd wordt of een Bijbelvers geciteerd. Ook dan verbind je identiteit met je vak en dat is volgens mij niet geforceerd.’

Leven bij een open Bijbel
Op de vraag of er vanuit dit onderzoek een praktisch handboek voor docenten zal voortkomen, schudt Janse ontkennend zijn hoofd. ‘Het onderzoek wordt natuurlijk wel gepubliceerd, maar er komt geen praktijkboek voor docenten. Dat is denk ik ook niet de bedoeling. Docenten willen graag zelfstandig denken, dus het aanreiken van kant-en-klare tips werkt beperkt. Ik hoop dat docenten zich meer bewust worden van de verbinding tussen de christelijke identiteit en hun vak en ik denk dat het goed is als docenten getraind worden in een bepaalde manier van denken. De belangrijkste bodem daarbij is: leven met een open Bijbel.’

Middelpunt
‘Voor mij is het meest wezenlijke van het geloof dat God Zijn eer krijgt. Ik ben gevoelig gemaakt voor het feit dat ik heel snel mijn geloof, mijn voelen en mijn denken in het middelpunt zet. Maar ik denk dat als God in het middelpunt staat, het geloof vanzelf gaat doorwerken. Ik heb heel wat jaren aan mijn leerlingen geleerd dat gedrag er is om te overleven. Dat is een heel Darwinistisch ingevulde uitleg van gedrag, zij het met een aspect van waarheid. Maar als God de schepping heeft gemaakt, heeft Hij dat dan puur en alleen gericht op overleven? Dat is niet wat de schepping ons laat zien. Als een pauw zijn veren uitzet, zeggen we dat hij dat doet om indruk te maken. Maar een kalkoen, die zich niet zo mooi kan maken, krijgt ook jongen. Ik denk dus dat gedrag veel meer is dan alleen maar overleven. Het verwijst ook naar Gods eer en dat probeer ik mijn leerlingen mee te geven. In de afgelopen tijd heb ik een workshop gegeven onder de stelling: “Christenen denken/praten veel over hun identiteit en komen moeilijk tot een herkenbare praktijk ervan; niet-christenen praten weinig over hun identiteit en toch is deze overal voelbaar in hun leven.” Mijn wens is dat onze identiteit, die in Christus ligt, niet alleen overdacht en besproken wordt, maar in heel de dagelijkse praktijk veel meer handen en voeten krijgt. Dus leven bij een open Bijbel en starten bij het gewone. Ik hoop dat dat ook steeds meer in de vakken zichtbaar wordt.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Identiteit in het héle curriculum

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's