Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heeft christelijk onderwijs toekomst?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heeft christelijk onderwijs toekomst?

‘Het reformatorisch onderwijs is mooi! Dat mogen we naar buiten brengen’

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

#Onderwijs2032. De vraag die achter deze hippe kreet schuilgaat, is: welke kennis en vaardigheden hebben leerlingen in de toekomst nodig? In gesprek met de voormannen van de dragende organisaties van DRS Magazine: Pieter Moens van VGS, Rens Rottier van Driestar educatief en Peter Schalk van RMU. Hoe zou volgens hen het onderwijs van 2032 eruit moeten zien? En hoe past het christelijk onderwijs daarin? Wij hebben een rijke traditie die we veel meer moeten benutten.

Wat vindt u van het initiatief van Sander Dekker om de dialoog over onderwijs op weg naar 2032 te starten?
Peter Schalk: ‘Het is nooit verkeerd om een dialoog aan te gaan. De bedoeling van Dekker is vermoedelijk dat hij het veld wil laten nadenken over het onderwijs aan degenen die nu geboren worden. Als zij in 2032 van school komen, hebben ze dan adequaat onderwijs genoten? Ik signaleer daarin twee lijnen. Enerzijds wil men steeds meer grip krijgen op het hele “onderwijsproduct”. Anderzijds heeft men een oprecht verlangen: er gebeurt zo veel in deze samenleving en daar wil men op anticiperen.’
Pieter Moens: ‘Dialogiseren is inderdaad altijd goed. Wel ben ook ik op zoek naar de achterliggende agenda. Aanvankelijk leek de focus te liggen op een herijking van de kerndoelen. Kijkend naar de veranderingen in de samenleving, vind ik dat er best wel wat argumenten voor die herijking te bedenken zijn. Maar van lieverlee werd duidelijk dat het ook gaat om een nationaal curriculum. Dan ga ik me afvragen: Is deze overheid er nu op uit om invloed te krijgen op de inhoud van het onderwijs? Die agenda maakt me huiverig. Maar tegelijkertijd moet die ons uitdagen om mee te denken.’
Rens Rottier: ‘In eerste instantie lijkt het een sympathiek idee van Dekker. Hij wil nadenken over belangrijke vragen, samen met het grondvlak. Maar ik als ik er dieper over nadenk, ben ik best wel negatief. De staatssecretaris is de man van de oneliners en heeft niet echt visie op het onderwijs. Dan is het wat verdacht als hij het grondvlak erbij betrekt: laat het publiek het maar zeggen en dan maken wij er chocola van.’

Willen we wel een overheid met visie?
Rens Rottier: ‘Ik vind dat de overheid zich tamelijk voorzichtig moet gedragen als het gaat om de inhoud van het onderwijs. Vrijheid van onderwijs is een groot goed. Toch zie ik dat er links- en rechtsom aan geknabbeld wordt. Dekker laat niet zien dat hij pedagogische of onderwijskundige visie heeft. Hij heeft vooral een economisch gedreven visie op onderwijs. Dat vind ik buitengewoon gevaarlijk.
Neem de 21st century skills. Natuurlijk vind ik die ook nodig, maar skills, vaardigheden, zitten wel onder aan de ladder. Daar zitten een heleboel andere, belangrijkere dingen boven. Dekker steekt erg in op dat vaardighedenniveau waar geen samenhangende visie achter zit. Waar willen we met onze maatschappij naartoe? Wat hebben kinderen nodig om die maatschappij leefbaar te houden? Daar spreekt hij zich niet over uit.’
Pieter Moens: ‘De kernvraag is eigenlijk: is dit alles nu echt bedoeld om deze discussie van de grond te krijgen of juist om vanuit de staat bepaalde dingen op te leggen? Artikel 23 begint met dat onderwijs ‘de aanhoudende zorg der regering’ is. Het lijkt erop dat de interpretatie van die aanhoudende zorg aan verandering onderhevig is. Je ziet dat de invloed vanuit de overheid toeneemt. Dan hebben we het niet alleen over het wat, maar ook over het hoe. Artikel 23 is een schuurpunt in deze discussie.’
Peter Schalk: ‘Ik dacht nog bij de voorbereiding op dit gesprek: misschien moet dat artikel wel als vak onderwezen worden in de scholen.’

Wat zouden onze scholen beter kunnen doen om de kinderen voor te bereiden op hun plaats in de maatschappij?
Pieter Moens: ‘Het is heel gezond om te anticiperen op de toename van pluriformiteit en multireligiositeit van de samenleving. Die discussie mag wel degelijk gevoerd worden. Het is natuurlijk niet zo dat het onderwijs van nu en het onderwijs van 2032 hetzelfde zal zijn. De ontwikkelingen in de maatschappij moeten vertaald worden naar het onderwijs. Daar moet het gesprek over gaan, en daar zijn voor de reformatorische scholen zeker lessen uit te trekken.’
Peter Schalk: ‘Er zijn genoeg aspecten waar wij onze kinderen op moeten voorbereiden. Ik noemde al artikel 23, maar ik bedoel natuurlijk de hele grondrechtendiscussie. Iedereen heeft het bijvoorbeeld over de vrijheid van meningsuiting, maar de meeste mensen weten nauwelijks waar die beschreven staat, laat staan wat er precies mee bedoeld wordt. Ik denk daarom dat het goed is wanneer grondrechten in het onderwijs een plek krijgen. Dat klinkt vrij abstract, maar dat kunnen onze docenten prima behapbaar maken.’
Rens Rottier: ‘Ik las onlangs een artikel over “de vloeibare samenleving”. Volgens de schrijver van dat artikel is de hele maatschappij in een constante reorganisatie verwikkeld; alles is vloeibaar geworden. Onderwijs moet ergens toch nog een stabiele factor zijn in deze samenleving. Het is een heel belangrijke, maatschappelijke institutie waar alle kinderen mee in aanraking komen en waarin we hen iets mee kunnen geven. En nu lijkt het wel of Sander Dekker het onderwijs ook vloeibaar wil laten maken.
Daarnaast moeten we ook aandacht schenken aan morele vorming. We zijn er als reformatorische scholen nog niet in geslaagd om morele vorming in ons hele onderwijs te laten doorsijpelen. Het is te veel opgesloten in het godsdienstonderwijs. We zouden “voorbeeldig” kunnen zijn, maar dat zijn we niet altijd. Ik vind het altijd opvallend dat buitenlandse christelijke scholen die niet of nauwelijks gesubsidieerd worden veel meer proberen om tot een totaalconcept van morele vorming te komen. Ik herinner me dat een buitenlandse student uit onze international class heel verbaasd was over een les van een biologiedocent in het voortgezet onderwijs op een van onze scholen. De docent maakte geen enkele verbinding met de Bijbel maar behandelde gewoon de stof uit het boek.’
Peter Schalk: ‘Het is pure armoede wanneer je geen innerlijke betrokkenheid hebt op je vak en je je niet realiseert dat het ook nog een diepere dimensie heeft. Leraren moeten intrinsiek gemotiveerd zijn om de verbinding naar boven te maken.’

Ligt daarin de sleutel tot de toekomst van het christelijk onderwijs?
Peter Schalk: ‘Een christen is iemand die vervuld is met Christus. Dat móét te voelen, te proeven, te ruiken en te merken zijn. Wat mij betreft heeft het christelijk onderwijs toekomst. Christus is toekomstbestendig. Daarmee zijn christenen toekomstbestendig en dus ook het christelijk onderwijs. Wellicht niet in de vorm, inhoud en instituten die we nu hebben, maar op een andere manier. We moeten laten zien dat we een boodschap hebben. Als morele vorming en morele ontwikkeling ons lief is, zullen we dat moeten tonen aan de buitenwereld.’
Pieter Moens: ‘Burgerschap moet daarom ook geen theoretisch vak worden. Op een van onze VO-scholen is een uitwisselingsprogramma met leerlingen van een openbare school. Ik denk dat er veel waarde ligt in die ontmoeting, in de kennismaking met de ander. Het bereid zijn om verantwoording af te leggen van de hoop die in ons is, zoals dat staat in 1 Petrus 3:15, is voor ons een groot leerpunt op weg naar 2032. We moeten niet in onszelf gekeerd zijn, maar uitdelen van wat we ontvangen hebben. Wel moeten we ons realiseren dat in deze dialoog een aantal schuurpunten zijn met deze samenleving en politiek. Er wordt geredeneerd vanuit het maakbaarheidsdenken. Daarnaast zijn er veel maatschappelijke problemen en men vindt het onderwijs een heel geëigende route om die problemen op te lossen. Voor ons is het de uitdaging om met elkaar na te denken over het antwoord dat we vanuit de Bijbel kunnen geven. Dat antwoord moet meer zichtbaar zijn dan tot nu toe.’
Rens Rottier: ‘Wij hebben een rijke traditie die we veel meer moeten benutten. De bronnen die we hebben moeten we explicieter toepassen op ons handelen, denken en onderwijsgeven. We moeten “christelijker” worden, maar minder vanuit de regels en meer van binnenuit. Dat kunnen we zelf niet, want daar is de zegen van het werk van de Heilige Geest voor nodig, maar we hebben wel onze verantwoordelijkheid. Dat morele kader moeten we veel meer vertalen naar het onderwijs. We leven niet in een platte wereld, maar er is een verticale lijn. Als we die verticale lijn kwijtraken, dan gaat het niet goed.’

Dus putten uit de traditie maakt toekomstbestendig?
Peter Schalk: ‘Onze traditie is nog rijker geworden door de bijzondere mogelijkheden die het reformatorisch onderwijs in ons land heeft. We hebben bijvoorbeeld schitterende methoden en lesmateriaal. Het reformatorisch onderwijs is mooi! Dat mogen we naar buiten brengen. We moeten present zijn in de samenleving.
Rens Rottier: Een mooi voorbeeld van putten uit de traditie vind ik het theoretisch model van onze lector Nieuwe media Steef de Bruijn. Daarin heeft hij de 21st century skills opgenomen, maar hij grijpt ook terug op oude waarden, zoals vreemdelingschap en matigheid. Als we zulke dingen niet meegeven aan onze leerlingen, dan verdrinken ze totaal. We moeten hopen, bidden en er hard voor werken dat onze kinderen zich wortelen in de traditie. Ze moeten richtingsbesef meekrijgen, zoals de pedagoog professor Ter Horst dat zo mooi zegt. Pas dan kunnen ze in deze maatschappij overeind blijven.’
Pieter Moens: ‘Dit is een prachtige insteek, maar die stelt mij wel voor een vraag. Neem bijvoorbeeld de kerndoelen seksuele diversiteit. Daar waren we niet gelukkig mee, maar we hebben er wel een goede manier op gevonden om daar zelf inhoud en vorm aan te geven, onder andere door de methode Wonderlijk gemaakt. De vraag is: Hoe gaat zich dat verhouden tot de gangbare waarden en normen in de maatschappij? Op die botsing met de pluriforme samenleving moeten we ons voorbereiden.’
Rens Rottier: ‘Daarom moeten we opvattingen hebben over wat een goede samenleving is en wat goed burgerschap is. Alleen vaardigheden geven geen richting aan. Een crimineel is ook in staat om samen te werken. Leerlingen moeten wel leren hoe ze moeten samenwerken en problemen op moeten lossen, maar ze moeten ook leren hoe ze dat góéd moeten doen, op een moreel verantwoorde wijze. We weten dat de visie van #Onderwijs2032 geen christelijke zal worden, maar er zijn genoeg algemeen menselijke, deugdelijke waarden en normen waar we het best wel met elkaar over eens zijn dat die goed zijn voor alle kinderen.’
Peter Schalk: ‘Alles wat goed is voor mensen is terug te voeren op de Bijbel. Gods Woord is zo compleet en heilzaam. Belangrijk vind ik dat we anticiperen op toekomstige thema’s. Ons antwoord moeten we al klaar hebben liggen. Dat is wellicht vrij utopisch, maar het is nuttig gebleken. Nu moest onlangs Kamerbreed erkend worden dat er veel gebeurd op reformatorische scholen, bijvoorbeeld rondom seksuele diversiteit. Als Driestar educatief niet een aantal jaar geleden met Wonderlijk gemaakt was gekomen, dan had de reactie in de Kamer heel anders geweest. We moeten niet bang zijn voor nieuwe thema’s, maar we moeten ze aanpakken en daarin onze eigen route kiezen vanuit onze eigen traditie en kracht. Dat is een opdracht.’

Wat zou er concreet moeten gebeuren?
Rens Rottier: ‘Ik ervaar dat er op onze scholen langzamerhand een besef aan het doordringen is: Als we doorgaan met hoe we het tot nu toe deden, zijn we niet toekomstbestendig. Ik ken een jonge leraar die in zijn werk aan de grens was gekomen van zijn inspiratie. Hij vertelde dat hij het boek Een venster op de hemel van Ewald Mackay had gelezen en had geprobeerd toe te passen. In dertig lessen wilde hij een venster op de hemel te openen. En hij zei: “Dat lukte nog ook! En ik merkte dat de kinderen als ze ‘s ochtends op school kwamen en iets mochten vertellen, ze veel vaker over God praatten.” Volgens mij gaat het hierom, en moeten we het niet te groot maken.’
Peter Schalk: ‘Dan kom je bij de kern. Je moet christen zijn in hart en nieren. Je moet je bewust zijn van de opdracht die op jouw leven ligt, en dat precies diezelfde opdracht op het leven van de kinderen en jongeren ligt. Dan zie je dat wat Sander Dekker wil in een ander perspectief.’
Pieter Moens: ‘Dan mag je naast het kind gaan staan. Wat jij nodig hebt, heeft dat kind net zo goed nodig. We hebben een kompas, en dat moeten we meer laten doorklinken in onze scholen. Reken maar dat het wat doet met kinderen als ze zien dat de leraar in afhankelijkheid van Boven z’n koers mag gaan.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Heeft christelijk onderwijs toekomst?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's