Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het opvoedingsdoel van Monica

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het opvoedingsdoel van Monica

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Monica, de moeder van Augustinus, voor haar zoon aan het bidden was, kon zij niet bevroeden wat er van hem terecht zou komen. Weliswaar zou een bisschop tegen haar zeggen dat een kind van zo veel gebed niet verloren kon gaan, voor Monica zelf was dat niet de garantie voor Augustinus toekomstige geloof. Haar enige houvast om te bidden was de Heere Ze had geen opvoedingsdoel, ze had vertrouwen. Het vertrouwen van Monica staat haaks op de gedachte dat opvoeding maakbaar is. In deze bijdrage wil ik laten zien dat het steeds duidelijker wordt dat christenopvoeders terughoudend moeten zijn om te spreken over opvoedingsdoelen. Kon Waterink nog een goede en respectabele poging doen om een christelijk opvoedingsdoel te formuleren en in zijn voetspoor ook ds. Golverdingen, die hierop een bevindelijke variant maakte, wij kunnen niet meer met diezelfde onbevangenheid spreken over opvoedingsdoelen.

Ik zal uitleggen waarom niet. In de 21e eeuw zijn we in een jargon gaan denken waarbij doelen niet meer los te denken zijn van maakbaarheid. Je kunt dat zien in hoe het woord ‘doelen’ gebruikt wordt. Instructieboeken leren ons dat er bepaalde eisen aan doelen gesteld moeten worden. Doelen moeten voor alles SMART zijn. Dit acroniem staat voor Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Resultaatgericht en Tijdgebonden. Een doel moet precies te omschrijven zijn, je moet precies kunnen controleren of je het gehaald hebt, je moet het binnen een bepaalde tijd kunnen bereiken en je moet ook precies kunnen zeggen wanneer. De cyclus van werken is dan eenvoudig. Je gaat eerst na waar je staat, laten we zeggen bij punt A; je formuleert een ideale eindsituatie, laten we die B noemen, en vervolgens zoek je een bepaalde manier om het gat tussen A en B te overbruggen. Als je de interventie goed toepast, zul je het doel bereiken. Bijna iedereen die met zorgleerlingen werkt is er vertrouwd mee. Je vindt dit type denken ook in het populaire oplossingsgerichte werken. Ook hier is de gedachte helder: je stelt je een haalbaar doel en je bedenkt een werkzame manier om er te komen.

ALERT OP MOGELIJKHEDEN

Er zit onmiskenbaar iets moois in het werken met doelen. In de eerste plaats omdat het je hoopvol maakt. Je kunt systematisch ergens naartoe werken, en tegelijk is er is een wenkend perspectief. Je hoeft niet aan tekorten te denken, maar je wordt alert op mogelijkheden. Je keert niet terug naar het verleden (wat is de oorzaak van mijn probleem?), maar je werkt toe naar de toekomst (welk ideaal kunnen we bereiken?). In de tweede plaats omdat deze benadering daadwerkelijk helpend is. Als je een haalbaar doel stelt voor een kind, zal het meer gemotiveerd zijn om dit te bereiken. Hetzelfde geldt voor de klas en voor de school als geheel: maak de doelen zo SMART als maar mogelijk is en je zult zien dat je creatief wordt en de opbrengst vergroot. In de derde plaats kun je het ook nog eens verbinden met een Bijbelse norm, namelijk dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Als je een kind, een leraar of een team zelf doelen laat formuleren, geef je eigen verantwoordelijk voor het bereiken ervan. Eigenaarschap noemen we dat. En om nog een vierde punt te noemen: het zoeken naar haalbare doelen verscherpt je pedagogische blik. Je moet immers een leerling heel goed observeren om te weten wat haalbaar is. Werken met doelen gaat dus niet per se samen op met instrumenteel denken. Als je uit moet zoeken wat een leerling nodig heeft, krijg je meer oog voor het unieke van het kind.

HET WRINGT

En toch wringt er iets. Wat me niet lekker zit is de sfeer waarin het doelgerichte denken gekomen is. Denken in haalbare, meetbare doelen is uiteindelijk niet het domein van het vertrouwen, maar het domein van de beheersing. Wanneer we al het pedagogisch handelen in een doel-middel-schema vangen, komen we ongemerkt in de productiesfeer in plaats van de sfeer van de opvoeding. Deze verschuiving gaat samen op met het ontstaan van concurrentie. Als je immers gaat meten op haalbare doelen, kun je ook vergelijken. Je kunt de prestaties niet alleen weergeven in termen van groei van A naar B, maar ook in termen van ‘ik ben beter dan jij’ en ‘jij bent minder goed dan ik’. Binnen de klas is er het groepje begaafden en het groepje dat altijd hulp nodig heeft. De groepen 4 zijn niet gelijk: 4A is in rekenen beter dan 4B. Maar ook op schoolniveau ligt de concurrentie voor de hand: de Rehobothschool is een effectievere school dan de Eben-Haëzerschool.

CHRISTELIJKE CONCURRENTIE

Christelijk onderwijs ligt op zijn eigen manier bloot voor concurrentiestreven. Ik licht dit toe aan de hand van de drie doeldomeinen voor onderwijs (Gert Biesta): kwalificatie, socialisatie en persoonswording. Wat betreft de kwalificatie, die vooral betrekking heeft op basisvaardigheden, hoor ik soms zeggen: christelijke scholen moeten de beste scholen van Nederland zijn. Wij hebben toch als eerste de plicht om hard te werken en een voorbeeld te zijn in goede prestaties? Vervolgens de socialisatie, waarin het gaat om fatsoenlijk burgerschap. We horen soms dat bedrijven graag orthodoxe christenjongeren in dienst nemen vanwege hun voorbeeldige gedrag. Christelijk onderwijs kan op dat gebied de concurrentie aardig aan. Bij het laatste, de persoonsvorming, is er een ander type concurrentiestreven. Steeds meer is er in het orthodox-christelijke onderwijs de roep om ‘character education’. Christenjongeren moeten stevig in hun schoenen staan, dragers van christelijke waarden zijn op zo'n manier dat ze present durven zijn in de samenleving. Op ieder van de drie doeldomeinen zijn SMART-doelen te stellen. Leerprestaties zijn te toetsen (kwalificatie), gedrag kun je observeren en je kunt er vragenlijsten over afnemen (socialisatie) en voor de persoonsvorming kun je een persoonlijkheidsprofiel meetbaar maken.


Denken in haalbare, meetbare doelen is uiteindelijk niet het domein van het vertrouwen, maar het domein van de beheersing


VERPLATTING

Wat zijn hiervan nu de bezwaren? Om te beginnen kun je je op de prestaties laten voorstaan. Het goede gevolg is dan niet meer een zegen waar je dankbaar voor bent, maar een succes van jouw goede plangedrag. Vervolgens leidt de gewoonte om de gehele opvoeding in doelen te vatten tot verplatting. Er is een neiging om alles over één kam te scheren. Op alle gebieden moeten doelen gesteld worden, zonder acht te slaan op verschillende typen leerprocessen. Niet alleen doelen dus voor Cito-scores en schoolverzuim maar ook doelen voor het aantal leerlingen dat het geloof der vaderen overneemt. Die verplatting is inmiddels diep doorgedrongen in het onderwijs, ook in het christelijk onderwijs. Die manier van denken communiceren we onbewust naar onze leerlingen: alles van waarde is om te zetten in doelen. En wat ernstiger is: een verkeerd beeld van opvoeding en onderwijs vervult onze pedagogisch denken. Gert Biesta heeft dat scherp voor het voetlicht gehaald. Het lijkt in onderwijs inmiddels te gaan om trainen, conditioneren of reproductie. Maar daar mag het niet om gaan. Dat mag niet bij rekenen en taal, maar zo mag zeker niet gedacht worden voor de godsdienstige opvoeding. In Bijbelse taal: het gaat in opvoeding niet om slaafse navolging maar om de dienen van God ‘met geheel uw hart, met geheel uw verstand en met alle krachten’.

STREVEN

Is al het spreken in termen van ‘doelen’ verkeerd? Nee, zeker niet. Onderwijs is doelbewust handelen waarin, volgens de omschrijving van de Amerikaanse pedagoog Van Brummelen, ‘opzettelijk leren wordt nagestreefd’. En gelijk heeft hij. Want onderwijs is geen onderwijs als er niet nadrukkelijk iets wordt nagestreefd. Maar we moeten onderscheiden spreken. Er is kennelijk een dimensie waarbij je aan de ene kant dingen nastreeft die heel precies te controleren zijn (zoals optellen en aftrekken en het beheersen van een leesniveau) en aan de andere kant dingen die je niet moet willen controleren (zoals de geestelijke ontwikkeling van een kind). Ergens op die dimensie is er een omslagpunt, waarbij je moet stoppen met het stellen van controleerbare doelen. Als je voorbij dit omslagpunt bent, werkt het denken in SMART-doelen contraproductief. De afgelopen jaren is dit omslagpunt steeds verder naar de kant van de controleerbaarheid opgeschoven. Ik stel voor om in het christelijk onderwijs precies de andere kant op te werken. Op de juiste momenten en voor de juiste zaken SMART-doelen stellen, waarbij je elkaar veel succes wenst, kan heilzaam zijn. In dat kader ben ik voor een verstandig gebruik van opbrengstgericht werken. Maar laten we over de grote doelstelling van christelijk onderwijs liever spreken in termen van ‘bedoelingen’ in plaats van ‘doelen’. En dan gaat het niet eens om onze bedoelingen. We verlangen immers dat kinderen Gods bedoeling in hun leven leren ontdekken en daarnaar zullen leven?

CULTUUR

Onderscheid tussen doelen en bedoelingen is nodig in de cultuur van de 21e eeuw die zwaar leunt op de maakbaarheidsbenadering. De grote christelijke pedagogen uit de eerste helft van de 20e eeuw (Kohnstamm, Bavinck, Waterink) hebben allen het gevaar gesignaleerd dat de maakbaarheid de overhand zou krijgen in het onderwijs. En toch ontkwamen ze er ook zelf niet aan. Als Waterink zijn opvoedingsdoel formuleert, is dat een poging om wetenschappelijk grip te krijgen op het verschijnsel opvoeding. Dat paste in de toenmalige cultuur, waarin de menswetenschappen zich aan het ontwikkelen waren. Een handelingswetenschap als opvoedkunde kent een helder grondpatroon: als je een ordentelijk doel hebt geformuleerd kun je dit ook met interventies nastreven. Waterink formuleert het doel als volgt: ‘De vorming van de mens tot zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid al de gaven, die hij van God ontving, te besteden tot Gods eer en tot heil van het schepsel, in alle levensverbanden, waarin God hem plaatst’ (Theorie der Opvoeding, Kampen, p. 121). Ds. Golverdingen heeft daaraan ‘in afhankelijkheid van de zegen des Heeren’ toegevoegd (Inspirerend onderwijs, p. 22). Aan de formuleringen is duidelijk te zien dat hier geen doelen geformuleerd zijn, maar bedoelingen. Woorden als ‘naar Zijn Woord dienen’ en ‘gaven besteden tot Gods eer’ gaan ver voorbij het zichtbare. Zij liggen bovendien te ver in de toekomst om hier SMART-doelen op te formuleren. Hetzelfde geldt voor de idealen over de grondhouding van de leerlingen: ‘geschikt en bereid.’ Ook houdingen en vaardigheden liggen ver af van wat leraren controleerbaar kunnen beïnvloeden. En dat geldt zeker als we daarbij betrekken: ‘in alle levensverbanden.’ Hou zouden we in staat zijn om na te gaan of de gaven in alle levensverbanden tot uiting komen?


Laten we over de grote doelstelling van christelijk onderwijs liever spreken in termen van ‘bedoelingen’ in plaats van ‘doelen’


LIEFDESGEBOD

Als wij niet moeten spreken over opvoedingsdoelen, waar is dan ons houvast bij de opvoeding? Ik denk dat dit houvast bepaald niet vervalt. De Heere Jezus geeft ons een heel eenvoudige handreiking als hij de geboden samenvat: ‘En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven’ (MarKus 12:30- 31). Het gebod waar volwassenen zich naar moeten richten is gelijk aan wat we mogen nastreven bij leerlingen. Dicht blijven bij het liefdesgebod is de beste garantie dat we niet vervallen in een opvoedingsjargon van maakbaarheid. Natuurlijk zullen we doelen blijven stellen, en we zullen ze van tijd tot tijd SMART maken. De grondlijn is anders. Het hele onderwijs moet doortrokken zijn van het verlangen dat leerlingen God en de naaste lief zullen hebben. Wat een school tot een christelijke school maakt is niet in de eerste plaats het doel dat men stelt, maar wat men doet. De christelijke liturgie en de christelijke ethiek moeten het schoolleven tekenen. Het gebed, het gezang, het luisteren naar de woorden van God en de ordentelijke omgang met elkaar. Daar mag je geen doelen bij stellen. Door alles heen worden, om met Augustinus te spreken, de verlangens gewekt die God behagen.


Dicht blijven bij het liefdesgebod is de beste garantie dat we niet vervallen in een opvoedingsjargon van maakbaarheid


BESPREKEN

Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.

Wat is volgens u het verschil tussen een doel en een bedoeling?

Tendeert het spreken over onderwijs in uw school in de richting van ‘verlangen om zegen’ of in de richting van ‘streven naar succes’?

Als u een schoolplan moet schrijven, welke bedoelingen wilt u dan opnemen en welke doelen?

Hoe kan de bedoeling van het liefdesgebod de schoolcultuur doortrekken?


In deze rubriek iedere maand een opiniërende bijdrage van een kritische denker die betrokken is bij het onderwijs. Het artikel is bruikbaar voor bespreking in docenten- of managementteam.

Deze maand:
dr. A. de Muynck


Dr. Bram de Muynck is lector Christelijk leraarschap aan Driestar hogeschool te Gouda. Over leraarschap in de 21e eeuw publiceert hij onder andere over de maakbaarheid in het onderwijs. Samen met dr. Jacquelien Bulterman schreef hij het boekje Is alles van waarde meetbaar?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Het opvoedingsdoel van Monica

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's