Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vernieuwen als probleem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vernieuwen als probleem

GEZOND CONSERVATISME ALS TEGENHANGER BIJ EXPERIMENTEERDRIFT

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze cultuur wordt beheerst door vernieuwing en verjonging. We kunnen niet meer niet denken in termen van vernieuwing. Dat is bijvoorbeeld mooi te zien in de politiek. Veel politieke partijen werken van tijd tot tijd ervaren politici weg: te oud, te vastgeroest. Het gevolg is wel dat het de gevestigde politiek met name de laatste jaren ontbreekt aan doordachte visies. Politieke partijen zijn speelballen geworden voor populisme en avonturisme. Jong en nieuw, dat is het ideaal.

Richard Toes is directeur van de Guido de Brès in Rotterdam. Daarvoor was hij docent geschiedenis en Nederlands in het voortgezet onderwijs en docent en studieleider van de lerarenopleiding geschiedenis van de Driestar hogeschool in Gouda. Hij is gepromoveerd op een proefschrift over de wijze waarop in het reformatorisch voortgezet onderwijs is omgegaan met onderwijsvernieuwingen.

Die verjonging en vernieuwing heeft rechtstreeks te maken met het vooruitgangsgeloof van de Verlichting. Voor onze hooggeïndustrialiseerde samenleving is die mythe misschien zelfs onmisbaar. De reclame bijvoorbeeld, een vast onderdeel van onze cultuur, berust volledig op die mythe. Als er niets nieuws meer zou zijn, stopt de handel. Zo wordt gevreesd. Vandaar die overspannen reacties op een gezonde correctie van paar procentpunten minder economische groei. Door deze oriëntatie op vernieuwing zien we dat de wijsheid van verleden, de wijsheid van Gods Woord ook, niet zelden wegvalt. De diepere dimensie gaat ontbreken. Het wordt eendimensionaal. Onze kinderen komen mede daardoor in een volkomen efficiënte wereld terecht, waar de dingen gewoon zichzelf betekenen.

SUBSIDIE-INFUUS

Ook voor het onderwijs geldt die constante vernieuwingsdrang. De wijsheid van de geschiedenis, van bewezen goed onderwijs, wordt met een grote regelmaat bediscussieerd. Steevast is de motivatie dat we nu immers in andere tijden leven. Er wordt schamper gedaan over scholen met bankjes in busopstelling: dat is negentiendeeeuws. We moeten vóóruit … Ieder jaar zijn er wel denkers over het onderwijs die het beste met het onderwijs voor hebben en zaken willen veranderen. Of er is een staatssecretaris die weer eens een proefballonnetje oplaat. Vernieuwingen houden het onderwijs bezig en dat zal wel zo blijven. Onderwijs is nu eenmaal een te vitaal onderdeel van ons maatschappelijk bestaan om met rust gelaten te worden. Overheden en pressiegroepen hebben niet zelden de neiging om maatschappelijke problemen af te wentelen op het onderwijs. Het onderwijs ligt immers aan het subsidie-infuus en … voor wat hoort wat. Vernieuwingen zullen daarom het onderwijs blijven bestoken. De plannen rond Onderwijs 2032 geven al aan dat er veel nieuws op komst is. En wat te denken van de oprukkende digitalisering, de ontwikkelingen ten aanzien van maatwerk en individualisering en zo verder.

EXPERIMENTEERDRIFT

Vernieuwen hoeft overigens het probleem niet te zijn. Ook voor het onderwijs geldt dat stilstand achteruitgang kan betekenen. Maar het is wel noodzaak om kritisch te blijven. Het is zaak om wijs met vernieuwingen om te gaan. En om goed te bevroeden uit welke bron de vernieuwingen voortkomen. Dat vereist een duidelijke visie op onderwijs, zowel op de pedagogiek als op de didactiek. Het kan bijvoorbeeld ook wijs zijn om helemaal niet met een vernieuwing mee te gaan. Het is nu zo dat soms een hele generatie leerlingen slachtoffer is van de experimenteerdrift van onderwijskundigen, politici of onderwijskundige adviesbureaus. Hoeveel goeroes worden de school niet binnengehaald die het onderwijskundige Arcadië beloven? In werkelijkheid gaat het niet zelden om broodprofeten, die een tijdje aan het onderwijs sleutelen en weer vertrekken, wachtend op de volgende hype die gekapitaliseerd kan worden. Van schoolleiders mag verwacht worden dat zij met uiterste terughoudendheid op dergelijke goeroes reageren. Zij moeten het hitteschild zijn om dergelijke vernieuwers vooral buiten de deur te houden. Het besef moet ook meer ontstaan dat een gezond conservatisme noodzakelijk is: onderwijs heeft ook iets tijdloos in zich. Het moet aansluiten bij klassieke noties over goed onderwijs, ook klassiek christelijke noties.


Het is nu zo dat soms een hele generatie leerlingen slachtoffer is van de experimenteerdrift van onderwijskundigen, politici of onderwijskundige adviesbureaus


KRITIEK

Voor alle door mij in mijn proefschrift De toets der kritiek ondervraagde docenten en schoolleiders geldt dat het percentage dat kritiek heeft op de vernieuwing oploopt tijdens de jaren waarin die vernieuwing ingevoerd wordt. De implementatie heeft de aanvankelijke beoordeling gaandeweg bij alle groepen alleen maar in negatieve zin versterkt. Dit gegeven is belangrijk bij nieuwe vernieuwingen. Een kritische houding vooraf kan echter geen kwaad; sterker nog: is voorwaarde.

ANALYSEKADER

In mijn proefschrift heb ik vernieuwingen in het voortgezet onderwijs langs een analysekader gelegd. Hoewel ik dit kader vooral heb gebruikt in retrospectief, kan dit kader ook helpen bij overwegingen ten aanzien van vernieuwingen vooraf. In dit artikel kan ik slechts enkele grondlijnen schetsen hoe er met vernieuwingen omgegaan zou moeten worden. Het verdient mijns inziens aanbeveling om komende vernieuwingen te ijken aan de volgende punten:

I. Bestudeer eerst de relatie tussen de reformatorische, christelijke identiteit en het gedachtegoed achter de onderwijsvernieuwing.

Confronteer de vernieuwing dus met een (te formuleren) eigen pedagogisch en didactisch paradigma. Voorkom dat quasiwetenschappelijke inzichten het onderwijs gaan bepalen. De pedagogische omgang kan namelijk een sluipend gif zijn of juist een gestadige genade (Langeveld).

De identiteit van het reformatorisch onderwijs is verankerd in de Bijbel en drie belijdenisgeschriften uit de zestiende en zeventiende eeuw die het interpretatiekader vormen voor de Bijbel, te weten de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Bij de oprichting van reformatorische scholen werd dat bijvoorbeeld als volgt gelegitimeerd: de identiteit komt onder meer hierin tot uitdrukking, dat: a) onvoorwaardelijk wordt vastgehouden aan de woordelijke inspiratie door de Heilige Geest van de Heilige Schrift, op welke grond al hetgeen daarin beschreven staat zonder enige twijfel wordt geloofd en elke vorm van kritiek daarop in het onderwijs strijdig wordt geacht met deze beschouwing; b) zij het als een Bijbelse opdracht ziet, dat de leerkrachten zich in het door hen te geven onderwijs op het standpunt stellen, dat zij en de kinderen dood zijn door misdaden en zonden, tenzij zij door de Geest van God wedergeboren worden; c) zij verlangt krachtens de belofte, afgelegd bij het sacrament van de Heilige Doop van hun kinderen, dat de leerlingen dat onderwijs ontvangen, hetwelk aan de normen gesteld onder a en b, voldoet (…); dat de behoefte van het geven van onderwijs aan de kinderen overeenkomstig de godsdienstige overtuiging van de ouders, behorend tot de reformatorische bevolkingsgroep, geen frase is (…).

Deze levensbeschouwelijke dimensie is een onbeweeglijk, statisch niveau en vormt de basis waarop het pedagogische bouwwerk steunt. Het verdient wel aanbeveling om deze visie te actualiseren in enkele duidelijke grondlijnen. De confrontatie met het eigen mens- en kindbeeld verdient herijking. Het schrijven van een eigen reformatorische pedagogiek én didactiek is nog altijd niet gerealiseerd. Driestar educatief zou hierin een rol kunnen vervullen. Er zijn voldoende bouwstenen en bronnen om hiermee aan de slag te gaan.

Hierbij is het van belang voor ogen te houden waartoe onderwijs ooit is opgericht, namelijk voor de overdracht van kennis en vaardigheden, waarbij de oudere generatie ervoor zorgt dat de jongere generatie in staat gesteld wordt om de intellectuele, morele, religieuze en ambachtelijke erfenis op haar beurt door te geven aan de volgende generatie. De drang van de overheid om daar voortdurend maatschappelijk wenselijke zaken door middel van allerlei vernieuwingen aan toe te voegen moet kritisch tegemoet getreden worden. Evenwicht in de drie functies van onderwijs, namelijk kwalificatie, waarin het gaat om het verwerven van kennis, vaardigheden en waarden, socialisatie, waarbij het belang van het deel worden van bestaande tradities en praktijken centraal staat, en subjectificatie, waarbij het draait om de persoonlijke vorming, helpen om in eenzijdigheden te vervallen.


Het besef moet meer ontstaan dat een gezond conservatisme noodzakelijk is: onderwijs heeft ook iets tijdloos


2. Welke veranderingen vinden er plaats in het curriculum en didactische aanpak?

In de tweede plaats zou moeten worden overwogen welke specifieke veranderingen er door de vernieuwing plaatsvinden in het curriculum en de didactiek. Verliezen we inhouden? Over de effecten van de vernieuwing op het totale curriculum moet goed nagedacht worden. En wat betekent het voor de praktijk in de klas? Didactiek is niet neutraal. De keuze om de leervraag bijvoorbeeld consequent uit de leerling te laten opkomen heeft de basis in een onderwijsfilosofie. Aansluiten bij de belevingswereld van het kind is noodzakelijk om het onderwijs goed te laten landen. Maar aansluiten betekent niet volledig aan de wensen van de leerling voldoen. Het doel van onderwijs is niet om alles uit het kind te halen, maar het ontwikkelen van de juiste talenten, waarbij ook het dienstbaar zijn aan medemens en samenleving benadrukt mag worden. In een tijd van toenemend individualisme is de waarde van deze dienstbaarheid moeilijk te overschatten.

Onderwijs vereist discipline en concentratie. De positie van de docent is hierin cruciaal. Dat maakt onderwijs in zekere zin tijdloos: de overdracht zal grotendeels een menselijke aangelegenheid blijven, ondanks de kansen van de digitalisering. Deze notie heeft consequenties voor inhouden en didactiek. Confronteer de didactiek en het curriculum dan ook met klassieke noties over goed onderwijs. Het instructivistische model lijkt hierbij betere papieren te hebben dan het constructivistische model. Het klassieke onderwijs, waarbij de rol van de gepassioneerde docent van wezenlijk belang is, heeft zich tot op dit moment beter bewezen dan alle andere vormen van onderwijs. De rol van de eloquentie moet gestimuleerd worden: de docent die kennis van zaken heeft en dat op een eloquente manier kan vertolken. Dat is hét goud voor het onderwijs.

3. Invoeringsstrategie

In het algemeen is het noodzakelijk dat reformatorische scholen bij de invoering van vernieuwingen de grenzen van de loyaliteit ten opzichte van de overheid meer in acht moeten nemen. Een intensieve dialoog met docenten is noodzaak om een vernieuwing kans van slagen te bieden. Zij zijn meer dan stoorzenders op de weg naar een nieuw onderwijsideaal. Er moet tijd genomen worden voor de identiteitsdiscussie, voor de positie van de docent en de didactische invulling. In het algemeen viel in het verleden de rol van onderwijsgoeroes bijzonder slecht. Zij vertelden dat het helemaal anders moest en dat onderwijs 2.0 of 3.0 moest worden gepropageerd. Enerzijds zijn hun ideeën vaak niet gestoeld op wetenschappelijke evidentie, anderzijds roepen ze bij docenten verzet op omdat ze suggereren dat wat docenten nu doen niet deugt.

Uit mijn onderzoek blijkt dat als een schoolleider niet voor een top-downstrategie koos, maar via de secties ingang zocht voor de vernieuwingen, de invoering als minder problematisch ervaren werd. Het vakmanschap van de docenten werd hiermee immers gehonoreerd. Het inzetten van coaches om de gewenste vernieuwing in de praktijk af te dwingen werkte niet zelden contraproductief. Een andere opmerkelijke ontwikkeling die effecten gehad heeft op de invoeringsstrategie betreft de organisatie van het reformatorisch onderwijs, namelijk het langzaam maar zeker verdwijnen van de eilandenstructuur. Dat verdient blijvend aandacht. Ook nu is er de neiging om veel zelf uit te vinden, ondanks overkoepelende organen.

4. De praktische uitvoering

Bij de praktische uitvoering is goede monitoring van de vernieuwing van groot belang. Een onderwijscommissie op iedere school(locatie) bestaande uit docenten zou hierin een belangrijke rol kunnen vervullen. De megascholen die we gebouwd hebben, ook in het reformatorisch onderwijs, doen de slagkracht van besturen sterk verminderen.

De (pedagogische) effecten van de grootte van de scholen verdienen in het algemeen, maar ook ten aanzien van het reformatorisch onderwijs, nader onderzoek. In het kielzog van de vernieuwing van met name de basisvorming zijn er (zeer) grote reformatorische scholen ontstaan. Ook in basisonderwijs is dat proces tegenwoordig in sterke mate bezig. Inmiddels worden de negatieve effecten daarvan op landelijk politiek niveau onderkend. De verplichte fusietoets zegt in dit opzicht voldoende. In het reformatorisch onderwijs is over dit punt echter nooit grondig nagedacht, integendeel, er is groei van scholen gestimuleerd. Het feit dat kleinschaligheid binnen die grote instituten wordt vormgegeven, kan meestal als een lapmiddel worden gekwalificeerd. Het gaat op scholen uiteindelijk om het primaire proces en dat kan makkelijk vergeten worden als er van die mammoetinstituten met een bedrijfsmatige instelling worden vormgegeven.

Achter de deur van het klaslokaal kunnen docenten vaak gewoon hun eigen gang gaan. Het pocketveto is niet zelden de houding: zeggen dat vernieuwing uitgevoerd wordt en inmiddels de eigen gang gaan. Nu is het onmogelijk om iedereen altijd mee te krijgen. Maar de basis moet geaccepteerd zijn. Schoolleiders en docenten mogen nooit vervallen in de situatie dat ze vergeleken kunnen worden met twee schepen die elkaar passeren in de nacht.

5. Evaluatie

In het proces van vernieuwen moet ten slotte altijd een evaluatiemoment zijn. Heeft de vernieuwing gebracht wat ervan verwacht werd? Moeten delen worden bijgesteld of afgeschaft? Welke zaken moeten versterkt worden? Ook hier is intensief overleg met docenten van groot belang.


BESPREKEN

Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.

- Kunt u een recente vernieuwing op uw school benoemen? Leg deze eens langs deze punten van het analysekader. Welke conclusies kunt u hieraan verbinden?

- Vernieuwingen zullen blijven komen. Sterk in de belangstelling is bijvoorbeeld de flexibilisering, zoals maatwerkdiploma’s en het laten bloeien van alle individuele talenten van iedere leerling. Hoe denkt u daarover als u die confronteert met het analysekader?

- Het gebruik van de professionals in uw eigen school kan meer benut worden en is vaak ook effectiever dan adviseurs van ‘buiten’. Welke kwaliteiten heeft u zelf in huis op uw school en hoe kan u die inzetten bij vernieuwingen?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Vernieuwen als probleem

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

De Reformatorische School | 52 Pagina's