Waarom veel jongens school saai en stom vinden
GEDRAGSDESKUNDIGE LAUK WOLTRING OVER HET LEREN VAN JONGENS
In de Utrechtse binnenstad, vlak bij de woning van Lauk Woltring, loopt een meisje met een roze T-shirt. Babes do it better staat erop. Een pretentieuze tekst, maar wel correct. Woltring: ‘Meisjes doen het over het algemeen beter, omdat het Nederlandse onderwijssysteem veel beter bij hen past. Om jongens meer tot hun recht te laten komen, moeten we hen anders benaderen.’
Al veertig jaar doet gedragsdeskundige Lauk Woltring onderzoek naar de manier waarop jongens leren. En al even lang pleit hij voor een andere benadering van jongens in het onderwijs. ‘Het is gek, maar we verwachten van jongens precies hetzelfde als van meisjes. We willen dat ze net zo stilzitten, net zo netjes werken en net zo trouw hun huiswerk maken. Dat doet hen geen recht’, betoogt Woltring. ‘Het ontwikkeltempo van jongens is name-lijk heel anders. Bij meisjes verloopt de ontwikkeling doorgaans gelijkmatig. De ontwikkeling van bijvoorbeeld motoriek, taalvaardigheden, sociaal vermogen, empathie en vooruitzien, gaat gelijk op en al rijpend raken die functies meer geïntegreerd. Bij jongens verloopt dit vaak veel grilliger. Sommige dingen zijn bij hen al ver ontwikkeld, andere dingen zijn juist onderontwikkeld. Taal komt langzamer en de frontale cortex, het deel van de hersenen waarmee je de gevolgen van je daden overziet en daarop anticipeert, rijpt bij jongens zo’n twee jaar later. Meisjes zijn zich al veel eerder bewust van de gevolgen van hun daden en passen daardoor beter in ons onderwijssysteem. Als bij jongens de frontale cortex nog niet voldoende ontwikkeld is, ben jij als volwassene als het ware tijdelijk hun frontale cortex, zegt neuropsycholoog Jelle Jolles. Langzamerhand draag je die verantwoordelijkheden aan hen over.’
Gevaar
Woltring noemt een voorbeeld. ‘Als meisjes voor het eerst huiswerk krijgen, vinden ze dat spannend en leuk. Ze maken het op tijd en zo mooi mogelijk. Dat doen ze ook omdat ze bang zijn om onvoldoendes te halen of om op hun kop te krijgen. Jongens vinden huiswerk ook wel belangrijk, maar als er een vriendje langskomt, vinden ze dat net zo belangrijk en natuurlijk nog veel leuker. Dat gaat dan voor; de planning van hun énergie en anticipatie op wat er moet gebeuren, is er gewoonweg nog veel minder.’
De nodige verbindingen in de hersenen maken de jongens door iets mee te maken, door avonturen te beleven. Woltring: ‘Ze leren door trial-and-error en kunnen gerust tien keer dezelfde fout maken. Kijk maar eens hoe ze eindeloos oefenen met een basketbal. Gevaar vinden ze boeiend. Als er een brandweerauto met loeiende sirenes langs de school rijdt, rennen jongens juichend naar het raam: “Yes, fik!” Meisjes maken zich zorgen en zeggen of denken misschien wel: “O help, zou het mijn huis zijn?” Of ze denken aan de bewoners en de gevolgen. Dat laatste komt bij jongens ook wel, maar later én je moet het als ze daaraan toe zijn wel stimuleren.
Latente schoolhekel
School boeit jongens vaak niet zo. Het is niet leuk, het is saai, maar het moet. ‘Latente schoolhekel’, noemt Woltring dat. ‘Ze voelen zich ongemakkelijk, omdat ze dingen moeten doen die te vroeg te veel van hen vragen. Bijvoorbeeld: niet storen en stilzitten. Dat kost sommige jongens zo veel inspanning, dat ze niet meer goed op kunnen letten. Voor meisjes is de school een meer natuurlijke omgeving. Zij blijven na schooltijd nog even hangen, helpen de juf of kletsen nog wat. Jongens stuiven weg: ze zijn eindelijk vrij! Die schoolhekel kan doorzetten in het middelbaar onderwijs en wordt dan meer manifest.’
Is dat de reden dat veel jongens op een lager niveau uitstromen op de middelbare school dan ze instromen? Woltring: ‘Veel jongens maken zich langzaam los van school. Als het slimme kerels zijn, komen ze tot de derde van de havo of vwo wel weg zonder al te veel aan hun huiswerk te doen. Daarna redden ze het niet meer met nog even het huiswerk door te kijken, en dus zakken ze af naar havo of vmbo. Daar worden ze ondergestimuleerd, dus school blijft stom. Natuurlijk moet je eisen, liefst hoge, aan jongens stellen, maar hen tegelijk oefenen - stap voor stap met veel feedback - om te doen wat daarvoor nodig is.’
Letters op de rug
Een groot probleem vindt Woltring de taligheid van het Nederlandse onderwijs. ‘Meisjes zijn veel taliger en daarom doen zij het beter. Zelfs rekenen is taliger geworden, met steeds meer verhaaltjessommen. Dat past niet bij jongens. Ze willen puzzelen, abstraheren en systematiseren. Natuurlijk moeten zij op den duur ook die verhaaltjessommen kunnen oplossen, maar dat komt nog wel. En taligheid kun je ook bij jongens stimuleren, maar door een andere didactische aanpak. Breng actie in je les, bijvoorbeeld door letters op de rug van kinderen te plakken en ze zo woorden te laten vormen. Dat vinden jongens prachtig.’
Man worden
Woltring benadrukt dat de rol van mannen in het leven van jongens heel belangrijk is. ‘Te veel jongens hebben tot hun twaalfde weinig contact met volwassen mannen. Hun vader zien ze vaak minder dan hun moeder en ook op school zien ze bijna alleen maar vrouwen. Van vrouwen kun je heel veel leren, maar niet hoe je een man moet worden. Hoe jongens hun beeld van mannelijkheid dan voeden? Als ze op gaan zoek naar voorbeelden komen ze uit bij mannen die zich verre houden van opvoeding en zorg en bij niet waar te maken beelden van mannelijk-heid in reclame en media. Deze bieden hen eerder karikaturen van mannelijkheid, dan werkelijk houvast. Je ziet dan vaak dat jongens zich óf terugtrekken (verlegenheid, naar binnen gekeerd) of gaan bluffen en stoer gedrag vertonen om te compenseren.’
Blik met meesters
Is het probleem dan opgelost als er meer mannen voor de klas komen? Woltring: ‘Uit Vlaams onderzoek blijkt dat jongens veel meer op hun kop krijgen voor praten tijdens de les dan meisjes, ook al praten ze evenveel of zelfs minder. Dat gebeurt niet alleen door juffen, maar ook door de meesters. Je bent dus niet klaar als je een blik met meesters opentrekt. Sowieso zijn de lerarenopleidingen erg vervrouwelijkt. Er is veel aandacht voor taal, reflectie en fijne motoriek. Sportieve, masculiene jongens die grote motoriek leuk vinden, vallen daardoor uit.’
Het vak moet dus aantrekkelijker gemaakt worden, maar hoe? ‘Jongens krijgen door internalisatie en socialisatie mee dat onderwijs een vrouwenvak is, want ze zien bijna alleen maar dames voor de klas. En omdat jongens school toch al stom vinden, omdat ze stil moeten zitten en netjes moeten werken, trekt het leraarsvak al hele-maal niet. Om het voor mannen aantrekkelijker te maken, moeten de lonen omhoog, moet de broodnodige autonomie van de leerkracht worden hersteld en moeten de eisen in de opleiding omhoog. De pabo lijkt soms wel hbo-min geworden.’
Ergernis
Wat kunnen de leraren die nu al voor klas staan doen om hun onderwijs meer aan te laten sluiten op de ontwikkeling van jongens? Woltring: ‘Leraren, zowel vrouwen als mannen, kunnen meer plezier krijgen in jongens. Beschouw ze niet als lastig, maar zie hun gretige, fysieke en beweeglijke nieuwsgierigheid, en sluit daarbij aan. Dan krijg je ook krediet bij ze. Ik geef leraren vaak tijdens trainingen de opdracht een jongen in gedachten te nemen waar ze echt last van hebben. Ze moeten hem echt helder voor de geest hebben: hoe staat of hangt hij, wat doet hij, wat zegt hij, wat heeft hij aan, hoe kijkt hij? Vervolgens wil ik dat ze hun pet mentaal 180 graden draaien en een kwaliteit van de jongen bedenken. Ik schrik er elke keer weer van als ze geen enkele kwaliteit kunnen noemen, omdat de ergernis de overhand heeft.’
Woltring vindt ook dat leraren zich in dit onderwerp moeten verdiepen. ‘Zorg ervoor dat je begrijpt hoe jongens en meisjes zich ontwikkelen. Lees bijvoorbeeld Het tienerbrein van Jelle Jolles. Iedereen loopt tegenwoordig weg met Dick Swaab en Mark Mieras, maar Jolles is veel beter. Hij begrijpt hoe die rijping werkt. Hij is een neuropsycholoog, maar eigenlijk ook een pedagoog. Ook Michael Gurians Boys amp; Girls. Strategieën voor onderwijs aan jongens amp; meisjes is heel helpend. Er zijn twee versies van dat boek, een voor het basis-onderwijs en een voor het voortgezet onderwijs.’ Lachend: ‘En niet te vergeten: op mijn website staan ook 33 waardevolle tips.’
TIPS VOOR HET OMGAAN MET JONGENS
1
Jongens praten vaak gemakkelijker over emoties terwijl ze bewegen. (bijvoorbeeld lopen) of als ze tegelijk iets kunnen doen, dat stabiliseert hen (desnoods samen iets schoonmaken; je hoeft dan elkaar niet aan te kijken, maar bent wel samen met iets bezig). Tijdens activiteiten die ze leuk vinden, kunnen ze zich veel gemakkelijker openen voor hun gevoelens en zo nodig over hun problemen vertellen. En dan zijn zij ook meer ontvankelijk bij hulp om een en ander zo veel mogelijk zelf aan te pakken.
2
Jongens houden wel van fysiek contact, mits ‘écht’. Geef ze af en toe een hand als ze iets goed gedaan hebben, of een klap op hun rug of schouder, mits gemeend, vooral niet overdone.
3
Als jongens verantwoordelijkheid krijgen, dan groeien ze. Als ze die verantwoordelijkheid later weer kwijtraken, kan dat tot grote problemen leiden. Werk – zoals praktisch steeds – stapsgewijs. Zorg dat de graad van eigen verantwoordelijkheid langzaamaan toeneemt.
4
Gebruik vaker een quiz om kennis te toetsen. Een toets is top-down, leerkracht- leerling. Een quiz is leerling-leerling en daardoor competitiever. Jongens willen juist vaak erg graag weten of ze iets beheersen, kennen of kunnen. Geef eerst niet te zware kleine toetsen (die kun je ook gemakkelijker inhalen) en dan langzaam oplopend tot zwaardere integrale toetsen met meer tussenpozen.
Uit: ‘33 tips voor het beter omgaan met jongens in de school, thuis of elders’ (zie www.laukwoltring.nl)
Lauk Woltring (1947) is gedragsdeskundige en specialiseert zich al sinds de jaren zeventig in de ontwikkeling en het gedrag van jongens. Vanuit zijn onderzoeks- en adviesbureau ‘Werken met jongens’ geeft hij lezingen, trainingen en coaching.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2017
De Reformatorische School | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2017
De Reformatorische School | 48 Pagina's