DE ONDERWIJSPLANNEN VAN HET KABINET ONDER DE LOEP

1. We trekken 170 miljoen euro uit voor versterking van de vroeg- en voorschoolse educatie. Daarmee realiseren we een aanbod van zestien uur per week voor achterstandsleerlingen.

Gerdien Lassche: Het is zeker goed om achterstandsleerlingen te ondersteunen en te versterken. Daar is het hele vve gebeuren ook voor opgezet. Een aanbod van 16 uur per week lijkt ons wel erg veel! Dat begint dan al aardig op een korte schoolweek te lijken, terwijl deze kinderen nog maar 2,5 of 3 jaar zijn. Er kan hierbij ons inziens ook meer ingezet worden op vve-ondersteuning dat op de ouders gericht is. Wanneer ouders hier gericht materiaal voor krijgen, wordt het voor hen makkelijker om dit met hun kind thuis spelenderwijs op te pakken.

2. Binnen het leerlingvolgsysteem zullen er gedurende de kleuterperiode geen toetsen worden afgenomen.

Gerdien Lassche: Daar zijn we het helemaal mee eens. Kleuters ontwikkelen zich spelenderwijs. Vaak verloopt hun ontwikkeling ook niet volgens een vast patroon. Dat maakt het toetsen ook moeilijk. Het kan lijken dat een kind nog geen rekenvaardigheden heeft ontwikkeld, terwijl hij of zij het misschien oppakt als er twee weken later in de klas een winkel met een kassa staat.

3. Om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan onze samenleving wordt de mogelijkheid van een maatschappelijke diensttijd ingevoerd (van maximaal zes maanden). Deze dienst kan tegen bescheiden vergoeding vrijwillig worden ingevuld door jongeren. Samen met maatschappelijke organisaties, gemeenten en provincies wordt deze maatschappelijke diensttijd opgezet. Maatschappelijke organisaties kunnen ieder jaar bij medeoverheden projecten voorstellen die voor deze diensttijd in aanmerking kamen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is het zoveel mogelijk ontzorgen van deelnemende organisaties. Voor de maatschappelijke diensttijd is budget beschikbaar dat oploopt tot honderd miljoen euro per jaar.

Gerdien Lassche: Dit is op zich een mooi initiatief, dat waarschijnlijk in de uitvoering nog wel heel veel haken en ogen zal hebben! Het is een mooie vorm om individualisering van de maatschappij tegen te gaan. Tevens is het voor de jongeren goed ervaring op te doen en maatschappelijk betrokken te raken in deze tijd van vergrijzing en er moeilijk vrijwilligers te krijgen zijn.

4. Sommige kinderen zijn gebaat bij een meer geleidelijke overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. De 10-14-scholen, een samenwerkingsvorm tussen basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs, voorzien in zo’n behoefte. Voor dergelijke vormen van samenwerking komt meer experimentele ruimte.

Gerdien Lassche: Het is zeker zo dat er veel kinderen moeite hebben met de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. We kunnen dan gaan kiezen voor een speciale onderwijsvorm maar we kunnen ook kiezen voor het meer naar elkaar toegroeien van beide onderwijsvormen (basisschool en voortgezet onderwijs). We moeten oppassen dat er dan weer een nieuwe vorm van speciaal onderwijs komt. Het zou misschien wel kunnen dat het voortgezet onderwijs in de eerste twee basisjaren minder op niveau en prestatie gericht zijn.

5. Het vervullen van de maatschappelijke dienst geeft een diplomasupplement als getuigschrift van maatschappelijke betrokkenheid. Bij een sollicitatie naar een functie bij de overheid geldt het diplomasupplement als een pré. Met het bedrijfsleven worden afspraken gemaakt om hetzelfde te doen.

Gerdien Lassche: Dat lijkt ons een mooie voorwaarde om het voorgaande te laten slagen!

6. Scholen, kinderen en jongeren floreren bij ouderbetrokkenheid. Daarom willen we de samenwerking tussen school en ouders versterken.

Gerdien Lassche: Wanneer het contact tussen school en ouders optimaal is, voelen kinderen zich veilig en gesterkt. Dit heeft weer een positieve invloed op hun leerproces. Het is belangrijk dat er voldoende informatie wordt uitgewisseld. Het is voor ouders goed om te weten hoe hun kind functioneert in de klas ten opzichte van de leerkracht, de leerstof en de sociale omgang met klasgenoten. Een welkomstgesprek aan het begin van het jaar geeft al een goede basis mee. Verder is het belangrijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt hoe er communicatie tussen school en ouders plaatsvindt. Het is voor ouders ook belangrijk om met elkaar in gesprek te gaan. Het delen van opvoedingsvraagstukken en het krijgen van tips tijdens zo’n gesprek zijn zeer waardevol. De ROV organiseert graag een startgesprek hiervoor.

1. De vrijheid van onderwijs biedt ouders en leerlingen de mogelijkheid om een school te kiezen die past bij hun overtuiging. Dit kabinet vergroot de vrijheid van onderwijs; het stichten van scholen op basis van de belangstelling van ouders en leerlingen wordt vergemakkelijkt, ook als zij niet behoren tot een bestaande richting. Deze modernisering beoogt de vrijheid van onderwijs te vergroten, niet de vrijheid van richting te beperken. Daarbij worden de plannen van nieuwe scholen voortaan vooraf getoetst op wettelijke deugdelijkheidseisen (onder andere ten aanzien van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, de afstemming van het onderwijs op het niveau van de leerling en de bestuurlijke inrichting) en de wettelijke burgerschapsopdracht (zoals het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie). De deugdelijkheidseisen worden beschreven in objectieve en proportionele eisen.

Pieter Moens: Ik ben geen tegenstander van meer ruimte voor het stichten van eigen scholen. Wel ben ik sceptisch over de gevolgen, ook in reformatorische kring. Worden er niet de verkeerde afscheidingsbewegingen mee gestimuleerd, ouders die zich net niet kunnen vinden in de bestaande reformatorische school en daarom een eigen school willen beginnen?

2. Met de kleinescholentoeslag blijft het kabinet inzetten op een pluriform scholenaanbod en thuisnabij onderwijs. Hiervoor komt twintig miljoen euro per jaar extra beschikbaar.

Pieter Moens: Vooral in kleine dorpen waar nog een kleine school staat, is het enorm belangrijk dat deze blijft. Voor de leefbaarheid in kleine dorpen is deze toeslag dan ook erg belangrijk. Ook behoorlijk wat scholen in de VGS-achterban maken hier gebruik van.

3. Uit de pilot regelluwe scholen blijkt dat sommige landelijke regels probleemloos geschrapt kunnen worden. Dat gaat het kabinet doen. In het verlengde hiervan stimuleert het kabinet de sector om de eigen administratieve regeldruk terug te dringen.

Pieter Moens: We hebben de SGP input gegeven voor haar plan om regels voor kleine scholen terug te dringen. Dit is een belangrijk speerpunt in onze lobbyactiviteiten.

4. Samen met onderwijzers, leerlingen, ouders, het vervolgonderwijs en het beroepenveld wordt de afgesproken herziening van het onderwijscurriculum doorgezet. Deze wordt in 2019 wettelijk verankerd. Hiermee wordt het funderend onderwijs voor vakken als Nederlands, rekenen en wiskunde meer toekomstbestendig gemaakt en komt er meer aandacht voor digitale geletterdheid en praktische vaardigheden. Ook worden de kerndoelen aangescherpt voor techniek, burgerschap en seksuele diversiteit.

Pieter Moens: Ik begrijp dat het curriculum af en toe herziening behoeft, maar zoals het nu wordt aangepakt, begint het trekjes van een staatscurriculum te krijgen. De inrichtingsvrijheid van onze scholen zoals vastgelegd in artikel 23 moet recht overeind blijven. Dat is zeker belangrijk bij de kerndoelen. De VGS volgt de aanscherping met belangstelling en zorg, omdat vrijheid, als het gaat om burgerschap en seksuele diversiteit, erg belangrijk zijn voor reformatorische scholen.

5. Thuisonderwijs dient te voldoen aan daarop toegesneden eisen voor kwaliteit, bekwaamheid, burgerschap en veiligheid. Dit wordt wettelijk geregeld. Hierop wordt toegezien door een gespecialiseerd onderdeel van de Onderwijsinspectie.

Pieter Moens: Voor een deel is dit at zo. Zolang het toezicht is gebaseerd op de deugdelijkheidseisen vind ik dit geen probleem. Zoals bij alle thema’s volgen wij scherp of de overheid voldoende vrijheid aan reformatorische scholen laat om de vakken naar eigen inzicht in te vullen.

6. Er is een zorg dat het voor scholen mogelijk is om de burgerschapsopdracht niet uit te voeren zoals die bedoeld is. De burgerschapsopdracht in de wet wordt daartoe verduidelijkt, zodat de inspectie daar scherper op kan toetsen en handhaven. Het doel is en blijft dat een school in al haar uitingen handelt in lijn met de democratische rechtstaat.

Pieter Moens: Zoals gezegd, vind ik dit echt een punt om scherp te volgen. De overheid moet niet gaan definiëren wat een goede burger is.

7. Het toelatingsbeleid van scholen en het leerlingenvervoer op basis van denominatie blijven ongewijzigd.

Pieter Moens: Ik ben heel blij dat dankzij CDA en CU deze punten zijn binnengehaald.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen