Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe worden leerlingen gevormd tot goede burgers?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe worden leerlingen gevormd tot goede burgers?

EEN GESPREK TUSSEN REFORMATORISCH EN OPENBAAR ONDERWIJS OVER VORMING VAN LEERLINGEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het onderwijs worden leerlingen gevormd. Daar zal iedere onderwijzer mee instemmen. Maar hoe vindt die vorming plaats en waartoe worden leerlingen gevormd? Wat is het doel dat opvoeders voor ogen hebben? Eline Bakker, juf en beleidsadviseur identiteit bij de koepel van het openbaar onderwijs VOS/ABB, en dr. Elsbeth Visser, docent en onderzoeker bij Driestar educatief gaan in gesprek. Bakker: ‘Ik ben heel blij dat er in mijn klas in Amsterdam een joods kind, islamitische, een paar christelijke en allerlei andere kinderen zitten.’

Bakker schreef haar masterscriptie over burgerschap in het openbaar onderwijs. Ze raadpleegde daarvoor wetenschappers en bronnen die ook Visser in haar onderzoeken gebruikt. Het gesprek komt daardoor makkelijk op gang. Visser: ‘Ik doe veel onderzoek naar identiteitsvorming bij jongeren en de vraag hoe je daar als school een bijdrage aan levert. In het reformatorisch onderwijs zie je dat men zich richt op identiteitsontwikkeling van leerlingen en in het verlengde hiervan burgerschapsvorming. Een andere benadering is de focus op godsdienstige vorming, waarbij men vaak vooral richt op kennisoverdracht en socialisatie. Je ziet nu dat scholen vaak vanuit een verdedigende houding voorbereiden op de maatschappij. Hoe kun je als christen weerbaar staan in de maatschappij? Begrijpelijk, maar het gaat er volgens mij ook om een bijdrage te leveren aan die maatschappij.’

Verlegenheid

Bakker: ‘In het openbaar onderwijs zie ik verlegenheid rond vorming. Van oudsher heerst het gedachtegoed dat het openbaar onderwijs neutraal dient te zijn, maar er komt gelukkig steeds meer aandacht voor het inmiddels bij wet vastgelegde actief-pluriforme karakter van het openbaar onderwijs. Actieve pluriformiteit houdt in dat de school bewust aandacht schenkt aan diversiteit binnen de samenleving. Openheid, dialoog en aandacht besteden aan verschillende waarden staan hierbij centraal. De druk op openbare scholen om meer met het actief-pluriforme karakter te doen neemt toe, omdat vorming steeds minder in de gezinnen plaatsvindt. Ik zie dat bijvoorbeeld op de school in Amsterdam waar ik voor de klas sta. Als juf besteed ik veel tijd aan de kinderen voordoen hoe ze met anderen om moeten gaan. Hoe stel je je open op, met respect, voor een persoon die misschien heel anders naar de wereld kijkt? Hoe voer je een open en positieve dialoog? Ik ben heel bewust vormend bezig door ze actief in aanraking te brengen met andere denkbeelden.’

Humanistisch denken

Visser: ‘Je zou kunnen denken dat christelijke scholen het makkelijk hebben, want wij hebben de Bijbel. En dat is natuurlijk ook waar, het is een helder kader. Maar we zien ook dat er veel vragen zijn over hoe die Bijbel dan als bron dient en hoe je dat in de klas vormgeeft. Spreken vanuit een vast kader kan ertoe leiden dat je vooral overdraagt, uitlegt en informatie uitzendt, maar dat er minder dialoog is met de leerling. Het doel en het waartoe van vorming is helder geformuleerd, maar het gevaar is dat we denken dat de weg ernaartoe voor iedereen hetzelfde is. Dat laatste is niet zo.’ Bakker: ‘Als openbare scholen hebben we zes kernwaarden: iedereen is welkom, iedereen is benoembaar, wederzijds respect, waarden en normen, van en voor de samenleving en levensbeschouwing en godsdienst. Je kunt deze kernwaarden zien als fundament. Het actief-pluriforme karakter en het democratische gehalte zijn tevens aspecten die als kader van het openbaar onderwijs kunnen worden gezien. De mensenrechten, die universeel zijn, vormen dus eigenlijk ons kader. Uiteindelijk denk ik dat men het openbaar onderwijs als een vorm van humanistisch denken zou kunnen zien.’

Joods-christelijke wortels

Visser: ‘Je gaat nu al snel naar de mensenrechten toe. Dat is misschien het kader van de school, maar de leerkracht voor de klas heeft toch ook een meer persoonlijk kader. Wat is dat dan?’

Bakker: ‘Dat kan enorm verschillen en dat is niet erg. De leerkracht moet vanuit zijn eigen persoonlijkheid de leerlingen vormen. Als je heel deep-down teruggaat, zullen het wel de joods-christelijke wortels van onze samenleving zijn. “Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat dan ook de ander niet!”, is hier een mooi voorbeeld van. Er zijn in onze cultuur toch bepaalde waarden uit doorgegeven die ook ik vanuit mijn opvoeding heb meegekregen. Deze neem ik mee als ik voor de klas sta, maar ik behandel dus óók waarden vanuit het boeddhisme, het humanisme, het hindoeïsme of de islam. Ik reik de kinderen dus eigenlijk een rijk palet van verschillende levensovertuigingen aan, zodat zij weten welke verschillende denkbeelden er allemaal zijn. Dit bereidt hen voor op de pluriforme, diverse wereld waarin zij leven.’

Jihadisme

Visser: ‘Ik hoor soms vanuit het openbaar onderwijs dat het niet uitmaakt wat het waartoe van vorming is, maar als ik dan doorvraag en stel dat het prima is als er bijvoorbeeld een islamitische school zou zijn die opleidt tot jihadisme, dan is men daar natuurlijk tegen. Dus de kaders van het openbaar onderwijs zijn nog vaak onuitgesproken. Wat dat betreft hebben christelijke scholen het makkelijker. Die hebben als doel van vorming het opvoeden van kinderen in de vreze des Heeren, zoals we dat uitdrukken.

Bakker: ‘Waarom vrezen? Dat is toch meer bang zijn voor?’

Visser lacht: ‘Dat is een uitdrukking die de lezer van DRS prima zal begrijpen, maar inderdaad kun je ook zeggen: God liefhebben en Hem dienen.’

Bakker is niet bang dat de verschillende eigen invalshoeken van leerkrachten in het openbaar onderwijs tot verwarring bij de kinderen zal leiden: ‘Veel openbare scholen kennen het project De Vreedzame School. Daarin zitten lessen vorming die elke week terugkomen. Leren luisteren naar elkaar, respect hebben voor elkaar, omgaan met diversiteit. Dat vormt wel degelijk een herkenbare en duidelijke lijn voor de kinderen. Uiteindelijk snappen kinderen dat het voor iedereen prettig is om elkaar bijvoorbeeld vriendelijk te behandelen.

Homohuwelijk

Openbare en reformatorische scholen leiden leerlingen op voor participatie in de maatschappij. Beide onderwijsvormen besteden veel aandacht aan burgerschap. Tot wat voor burger willen beide richtingen opleiden?

Visser: ‘Mijn indruk is dat er in christelijk onderwijs altijd al veel is nagedacht over vorming. Ik zie op reformatorische scholen in toenemende mate dat ze de leerlingen willen voorbereiden op de maatschappij. De spannende vraag is dan hoe je dat doet. Hoe breng je bijvoorbeeld het homohuwelijk of de evolutie ter sprake? Is dat vooral zenden, de juiste antwoorden geven of ga je de dialoog met de klas aan?’

Bakker veert overeind: ‘Daar heb ik een vraag over. Waarom moet dat bij jullie in een klas met alleen maar christelijke kinderen? Dat is toch niet hoe de maatschappij eruitziet? Kun je dan spreken van goed burgerschapsonderwijs?’

Visser: ‘Reformatorische scholen hebben een opdracht van ouders om onderwijs naar de Bijbel te geven. Dat kan het beste vanaf jonge leeftijd, in een setting waarin dat niet ter discussie staat. Anderzijds geef ik je gelijk dat echte dialoog met anderen soms wel erg mager is. Een keer een imam uitnodigingen en die voor een groep van honderd leerlingen iets laten vertellen, vind ik geen goede manier om leerlingen te vormen. Ik ben in Amerika geweest en daar hebben scholen hele programma’s waarin ze het voor elkaar krijgen dat er een echte dialoog is met andere opvattingen en dat leerlingen echt zelf een mening vormen.’

Bakker: ‘Ik begrijp wel dat je een veilige plek voor je kind zoekt, maar in de maatschappij zitten allerlei soorten mensen door elkaar. Moet je daarmee niet al in de klas beginnen?’

Visser: ‘Het begrip voorbereiden op de maatschappij, vind ik lastig. Alsof deze kinderen daar niet al deel van uitmaken? Hun wereld is ook de maatschappij. De neiging bestaat wel om kinderen voor te bereiden op de maatschappij door hen alleen maar weerbaar te maken. Als iemand later dit zegt dan heb je deze drie argumenten om terug te zeggen. Naar mijn idee doet dat geen recht aan de realiteit. Soms zie je ook dat scholen zich vooral richten op godsdienstige vorming en socialisatie, wat zich dan vertaalt in het aanleren van regeltjes. Een mogelijke oorzaak daarvoor kan zijn dat het hoofddoel van onze scholen niet maakbaar is. Je wilt dat kinderen Christus leren kennen als hun Verlosser, maar dat is het werk van de Heilige Geest. Van de weeromstuit zoeken we het dan maar in praktische regels.’

Dagopening

Bakker heeft weleens meegelopen op een reformatorische voortgezet onderwijsschool en woonde daar verschallende lessen bij. ‘Bij de eerste twee lessen werd een dagopening gedaan. Twee keer dezelfde stof door een andere leraar. Ik zag dat de leerlingen nauwelijks betrokkenheid toonden. Ze hingen onderuit en het leek langs hen heen te gaan. Ik miste toen eigenlijk wat meer participatie van de leerlingen, dit had gestimuleerd moeten worden door de docenten. Daarnaast werden er in de lessen verschillende moeilijke onderwerpen besproken, zoals homoseksualiteit en de weigerambtenaar, waarbij het opviel dat de leerlingen daar helemaal niet eenduidig over blijken te denken. Het was interessant om te merken dat er zo veel diversiteit was. Ik vraag mij af of de docenten wel genoeg ruimte bieden om die diversiteit aan opvattingen aan de orde te laten komen via dialoog tussen leerlingen. De docenten leken dat nog enigszins spannend te vinden. Ik denk dat hier een mooie uitdaging ligt voor het reformatorisch onderwijs.’

Visser sluit zich hierbij aan: ‘Ik zie ook dat het gesprek over dat soort thema’s lastig is. Het uitgangspunt bij ons is dat de Bijbel de waarheid bevat. De vraag is vervolgens hoe je dat over brengt. Hoe ga je in gesprek over iets wat volgens jou de waarheid is? Stel je, als je over de Bijbel in dialoog met de leerlingen gaat, niet onbewust de Bijbel ter discussie? Met dat soort vragen worstelen leraren erg. Uiteindelijk moeten leerlingen zich tot de Bijbelse waarheid persoonlijk gaan verhouden, maar hoe doe je dat?’

Bubbel

Bakker heeft nog en andere ervaring: ‘In het kader van een minor die ik deed tijdens de pabo heb ik twee dagen in een reformatorisch gezin doorgebracht. Vader, moeder en vijf kinderen. Dit was een mooie ervaring. Ik werd warm ontvangen, mocht mee naar catechisatie op maandagavond en ging mee naar de reformatorische middelbare school waar de oudste dochter in 5vwo zat. Het was heel gezellig en interessant, maar ik ben daar ook geschrokken. Ze leven echt in een eigen bubbel. De moeder wilde mij graag bekeren - ik ging naar huis met een Bijbel en nog drie boeken over het christendom - en tijdens de weekopening op school werd er een metafoor gebruikt die mij verbaasde. De leraar vertelde over een karper in een vijver. Die karper zwom daar heerlijk rond en was gelukkig. Maar op een dag was hij benieuwd hoe het aan de wal zou zijn. Hij nam een sprong en landde op het droge… “Jullie weten hoe het met de karper afliep”, zei de docent toen tegen een volle aula met pubers. Hij zei dus eigenlijk: als je buiten de bubbel, buiten het reformatorisch wereldje komt, dan ga je dood.’

Visser: ‘Het kan zijn dat de docent vooral wilde dat leerlingen over die metafoor gingen nadenken, maar dan is het nog de vraag of je het zo moet zeggen. Het doet vermoeden dat je vooral bang moet zijn voor alles buiten de vijver.’

Bakker: ‘Maar zo’n voorbeeld vind ik geen goede voorbereiding op onze samenleving.’ Ze aarzelt even en zegt dan voorzichtig: ‘Ik noem dat toch een vorm van indoctrinatie. Ik sprak later meiden van die school die in Amsterdam wilden studeren en graag weg wilden uit het reformatorische wereidje. Hoe kunnen zij nu een goede shift maken naar de maatschappij, als zij voorgeschoteld krijgen dat ze het op het droge niet zullen gaan uithouden?’

Visser: ‘Ik zou het beeld graag iets aan willen passen. De karper wordt in de vijver voorbereid op een leven in de zee. Ik denk dat reformatorische scholen daar nu meer mee bezig zijn. Dat onze leerlingen toch te veel in een bubbel opgroeien, is voor mij ook een zorg. Je moet ook op school wel dat perspectief van de zee voor ogen houden. Hoe breng je leerlingen nu regelmatig in confrontatie met andere denkbeelden? Anderzijds zitten jongeren van onze scholen tegenwoordig ook steeds vaker op sport of komen ze via een bijbaantje in contact met anderen.’

Bescheiden

Over de vraag of het een probleem is om uitsluitend in een eigen bubbel te functioneren zijn de dames het eens, zij het vanuit een verschillend perspectief. Visser: ‘Vanuit het Bijbels spreken, vind ik dat echt te mager. We moeten onze naaste liefhebben ais onszeif, daar past geen leven in een eigen bubbel in. Die naaste zijn ook mensen buiten je eigen wereldje.’

Bakker: ‘Je ziet elkaar anders niet meer staan. We hebben te maken met globalisering, dus kinderen worden geconfronteerd met diversiteit. Daar moet je ze mee bekend maken, anders bereid je ze niet goed voor op het leven waarin sprake is van een rijkdom aan verschillende culturen en wereldbeelden. Uiteindelijk wil het openbaar onderwijs kinderen handvatten bieden om een bijdrage te gaan leveren aan de democratische pluriforme samenleving - een bijdrage die gebaseerd is op de persoonlijke levensvisie van die persoon. Het feit dat we weten dat er zo veel verschillende opvattingen in de wereld zijn en dat we niet weten wat de juiste is, maakt ook bescheiden.’

Visser haakt daarop in: ‘Heel mooi hoe je dat zegt. Ik zou ook willen opleiden tot bescheidenheid, maar dan vanuit het besef dat er een grote God is en wij het met ons beperkte verstand ook niet allemaal kunnen vatten en begrijpen.’


ELINE BAKKER

Eline Bakker MA is afgestudeerd als religiewetenschapper aan de Universiteit Utrecht (master religie en samenleving) en is werkzaam als onderwijsadviseur/beleidsmedewerker bij VOS/ABB. Ze richt zich voornamelijk op thema’s rondom de openbare identiteit, burgerschap en levensbeschouwelijke persoonsvorming in het openbaar onderwijs. Daarnaast geeft ze een dag in de week les op een openbare basisschool in Amsterdam.


DR. ELSBETH VISSER VOGEL

Dr. Elsbeth Visser-Vogel promoveerde op een onderzoek naar religieuze identiteitsontwikkeling van moslimjongeren en is werkzaam bij Driestar educatief als onderzoeker en docent master Leren en innoveren. Daarnaast is ze één dag in de week actief in het lectoraat vorming van het Hoornbeeck College.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 2018

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Hoe worden leerlingen gevormd tot goede burgers?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 2018

De Reformatorische School | 48 Pagina's