Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een pedagogiek van hoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een pedagogiek van hoop

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pedagoog ben je voor het leven. Ook hoogleraar pedagogiek Micha de Winter kan geen afstand doen van zijn levenswerk, nu hij met pensioen is. En daarom blijft hij zijn vakgebied scherp beschouwen én voeden. ‘De tendens die ik zie, is dat men de laatste twintig jaar wil dat de pedagogiek wetenschappelijk volwaardig meetelt. Maar wat we in de wetenschap aan status winnen, verliezen we aan relevantie in de praktijk.’

Nee, de Universiteit Utrecht heeft hij nog niet achter zich gelaten. Nog altijd is Micha de Winter - zij het voor een kleine benoeming - verbonden aan het instituut. Daarnaast is hij recent benoemd tot bijzonder lector Jeugd aan de Hogeschool Utrecht. ‘Maar ik maak geen werkweken van tachtig uur meer, hoor. Ik doe het nu rustig aan en houd me aan veertig uur’, glimlacht De Winter. Het tekent de bevlogenheid van de hoogleraar. Een ‘uitzonderlijk invloedrijk pedagoog’ wordt hij genoemd. Maar De Winter blijft er nuchter en bescheiden onder. Het gaat om het vakgebied, niet om de persoon. ‘De universiteit heeft mijn oude werkkamer hernoemd tot ‘Micha de Winter-vergaderruimte’. Dat waardeer ik wel. Keizers hebben hun pleinen en steden, ik heb hier zo mijn zes vierkante meter gekregen. Een mooi gebaar is dat.’

Wie bijdragen leest van De Winter, merkt hoe dicht de hoogleraar bij de praktijk staat. Dat is niet meer dan normaal, vindt hij. ‘De pedagogiek is bij uitstek een handelingswetenschap. Goed pedagogisch onderzoek leert hoe ouders beter kunnen opvoeden en hoe de samenleving verbeterd kan worden. De jonge generatie pedagogen lijkt dat soms uit het oog te verliezen. Een paar jaar geleden zat ik hier aan tafel te lunchen met een Amerikaanse pedagoog. Ik vroeg: “Met wat voor soort kinderen houd jij je bezig in je onderzoek?” Toen antwoordde hij: “Je ziet het verkeerd. Ik houd me niet met kinderen bezig, maar met data.” Het was best een heel aardige man, maar dit tekent de huidige wetenschap en dat vind ik best zorgelijk.’

U gebruikt veel van zulke dagelijkse ervaringen in uw pedagogiek. Ligt daarin het geheim van uw binding met de praktijk?

‘Wetenschap zou objectief moeten zijn en zou hiervan los moeten staan. Maar bij de sociale wetenschappen geloof ik daar niet in. Wij bestuderen mensen, houden ons bezig met opvoeding en ontwikkeling. De manier waarop je ernaar kijkt, is altijd gekleurd door je menszijn. Je bent als mens een belangrijk instrument in dit vakgebied. En daarom komen je eigen, dagelijkse ervaringen regelmatig naar voren.’

En daarom dook uw eigen geschiedenis op in uw afscheidsrede aan de universiteit.

‘Pas recent ben ik gaan nadenken over de relatie tussen mijn werk en mijn achtergrond. Als je jong bent, denk je eerst na over de wereld. Daarna probeer je die wereld te verbeteren. Pas nu ben ik in een fase aangeland dat ik mijn eigen leven ga overzien. Ik kom uit een Joods gezin, ben vernoemd naar een van de kleine profeten: Micha, die voorspelde dat volken hun zwaarden zouden omsmeden tot ploegijzers, dat er wereldwijde vrede zou komen. De geschiedenis van mijn familie is echter getekend door de holocaust. Zij verloren geliefden en bleven berooid achter na de oorlog.’ Na een korte stilte: ‘Mijn moeder was heel erg begaan met Israël, maar ik begreep wel dat ze soms zuchtte: “Nu mag iemand anders het uitverkoren volk wel zijn.” Er was zo veel gebeurd in haar leven. Nu begrijp ik waarom ik mij in de pedagogiek heb beziggehouden met thema’s als radicalisering, democratisch burgerschap en het omgaan met verschillen. De geschiedenis van mijn ouders heeft mij geleerd hoe fragiel het onderscheid is tussen een humane, vreedzame wereld en een genocide. Dat leidde tot de hoofdvraag in mijn werk: hoe kunnen we een samenleving maken waar we vreedzaam met elkaar omgaan?’

Is de huidige Nederlandse samenleving nog geen vreedzame maatschappij?

‘De samenleving die we vormen geeft heel wat redenen tot optimisme. Toch moeten we onze democratie niet als iets logisch gaan zien. De nieuwe generatie neemt onze democratische waarden niet vanzelfsprekend over. Luister maar eens goed en je hoort weer geluiden van antisemitisme of moslimhaat opkomen. Daarom moet je jongeren onderwijzen in onze samenlevingswaarden.’

Docenten onderschrijven dat, maar zijn verlegen met het ‘hoe’ daarvan.

‘In de praktijk zie je een enorme variëteit aan invullingen van burgerschapslessen. Belangrijk is in ieder geval de ontmoeting met andere gemeenschappen in de publieke ruimte. Daarbij geven we funderende waarden vanuit onze geschiedenis mee. Ik gebruik weleens de metafoor van het voetbalveld. Op het speelveld kan heel veel, want er zijn scheidsrechters om alles in goede banen te leiden, maar er zijn ook hoekvlaggen op het veld, er zijn onbespreekbare grenzen die we in een democratie niet moeten overschrijden. In plaats daarvan moeten we vechten voor onze waarden van waarde: religievrede, vrijheden, welwillendheid richting elkaar. Dat klinkt heel voor de hand liggend, maar er zijn maar weinig landen waarin dit echt gepraktiseerd wordt.’

Veel waarden van waarde ontspringen uit de Bijbel. Is het terugkeren naar de religieuze samenleving geen beter alternatief?

‘De Joden herkennen zich ook in mijn pleidooi voor waarden en de moslims lezen de waarden in hun Koran. Het is mooi dat mensen er vanuit verschillende perspectieven een klik mee voelen. Er zit blijkbaar iets verbindends in mijn oproep. Zelf ben ik een niet-religieuze Jood. De boodschap geldt dus ook voor areligieuze mensen. Daarom spreek ik liever over het overdragen van democratische waarden.’

Wat heeft u in uw loopbaan als grootste verschuiving in de opvoeding gezien?

‘Heel erg lang ging het in de opvoeding om het breken van de wil van het kind. Het kind hoorde zich gehoorzaam te voegen naar de eisen van het gezin en de religie. We weten nu dat dit de ontwikkeling van kinderen remt, dat het opgroeiende personen kwetst. Ik heb het als een enorme winst voor de samenleving gezien dat kinderen zich anders mochten gaan ontwikkelen dan hun ouders, dat ze hun eigen talenten mochten volgen. Tegelijk merkte ik in mijn loopbaan dat dit ook kan doorslaan. Er kwam, mede door de individualisering in de samenleving, een beweging op gang waarbij onze kinderen de prinsjes en prinsesjes werden die thuis op de troon zaten. Dat is een heel verkeerde rolverdeling. Ouders hebben een heel belangrijke taak in het stellen van regels en het spreken daarover met hun kinderen.’

U pleit in uw afscheidsrede voor een hoopvolle pedagogiek. Steunt die pedagogiek op verbondenheid?

‘Hoop is als een motor voor de ontwikkeling van kinderen en die hoop kan heel veel gronden hebben. Een kind moet in zijn leven ervaren dat het zin heeft dat hij of zij bestaat. Het moet weten: ik kan een bijdrage leveren aan deze wereld, het is belangrijk dat ik meedenk en meepraat. De samenleving kent veel aspecten waarover je zorgen kunt hebben: terrorisme, polarisatie, de kloof tussen arm en rijk. Maar we hebben ook genoeg redenen om dankbaar te zijn. In de Middeleeuwen was de kans dat een man voor zijn veertigste jaar vermoord werd, zestig procent. Zulke cijfers zijn spectaculair afgenomen. Daarom geef ik kinderen graag een reëel optimisme, een positief toekomstbeeld mee. Dat geeft kracht om te ontwikkelen.’

Welke momenten gaven u kracht om te blijven ontwikkelen in de pedagogiek?

Nadenkend: ‘O, dat is moeilijk kiezen. Er zijn zo veel momenten geweest die vormend waren voor mij. Ik denk dat de rode draad daarin is dat ik de daadwerkelijke ontmoeting had met kinderen en jongeren. In 2004 ben ik voor Unicef in Darfur geweest. Ik was in vluchtelingenkampen waar de kogels letterlijk over je hoofd vlogen. Daar heb ik aan den lijve ondervonden wat er gebeurt in een samenleving die niet steunt op vreedzame waarden. Dat de kinderen tegen de verdrukking in toch probeerden te ontwikkelen, dat heeft mij enorm geraakt.’ Na even stilte: ‘Maar ik heb ook altijd erg genoten van de participerende observatie. Zo heb ik me een tijdje vrijwillig laten opsluiten in een justitiële jeugdinrichting. Toen ontdekte ik dat jongeren vaak vanuit een heel ander perspectief naar de samenleving kijken dan wij als volwassenen denken of hopen. Het leerde mij dat opvoeding en onderwijs per definitie beginnen bij de dialoog met jongeren. Kinderen zijn medeburgers, ze verdienen een stem!’


Prof. dr. Micha de Winter (1951) werd na zijn promotie in 1988 aangesteld als universitair hoofddocent aan de faculteit sociale wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Hij bekleedde meerdere leerstoelen en werd in 2004 benoemd tot faculteitshoogleraar pedagogiek en in 2017 tot hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. Hij adviseerde het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regelmatig over gezinsbeleid. Tussen 2001 en 2012 was hij kroonlid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, een adviesorgaan van regering en parlement. De Winter publiceerde veel in zijn vakgebied en is naast zijn hoogleraarschap bijzonder lector Jeugd aan de Hogeschool Utrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2018

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Een pedagogiek van hoop

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2018

De Reformatorische School | 48 Pagina's